ECLI:NL:RBAMS:2021:7876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AMS 21/1839
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een docente, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WGA-uitkering. Eiseres had zich op 30 oktober 2018 ziek gemeld en ontving per 26 oktober 2020 een WGA-uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Eiseres was van mening dat zij recht had op een IVA-uitkering, omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn. Het UWV had echter het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.

Tijdens de zitting op 27 oktober 2021, die via videoverbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig met haar gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de zorgvuldigheid van het onderzoek en de medische onderbouwing, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan, ondanks dat eiseres niet fysiek was gezien door de verzekeringsarts vanwege COVID-19 maatregelen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres naar verwachting niet duurzaam was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de toekenning van de WGA-uitkering door het UWV op goede gronden was. De rechtbank zag geen aanleiding voor een deskundige benoeming en oordeelde dat er geen twijfel bestond aan de medische beoordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1839

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. L. Milders),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 1 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
Met een besluit van 16 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via een videoverbinding plaatsgevonden op 27 oktober 2021. Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en de kantoorgenoot van gemachtigde [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is werkzaam geweest als docent. Zij heeft zich op 30 oktober 2018 ziek gemeld. Met het primaire besluit heeft verweerder per 26 oktober 2020 aan eiseres een WGA [1] -uitkering naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 100 % toegekend. Aan het primaire besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts en een Functionele Mogelijkhedenlijst van 17 september 2020 en een rapport van de arbeidsdeskundige van
25 september 2020 ten grondslag gelegd.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 februari 2021 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 februari 2021 ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres voert aan dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom recht heeft op een IVA [2] -uitkering. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres verschillende medische stukken van haar behandelaren overgelegd. Verder stelt eiseres dat het onderzoek niet zorgvuldig is, omdat zij niet is gezien door de verzekeringsarts of verzekeringsarts bezwaar en beroep. Volgens eiseres is het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd. Voor het geval de rechtbank eiseres niet al op basis van het beroepschrift en de medische stukken van oordeel is dat zij recht heeft op een IVA-uitkering, verzoekt zij een deskundige te benoemen.
Beoordeling door de rechtbank
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is. Partijen zijn uitsluitend verdeeld over het antwoord op de vraag of eiseres, gezien haar beperkingen, voor het verrichten van arbeid ook duurzaam arbeidsongeschikt is, zodat zij op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering per 26 oktober 2020.
5. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen oer uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medische stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Raad [3] gaat het bij de vraag of sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid om een inschatting van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
7. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeken van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de gestelde eisen. De primaire verzekeringsarts heeft kennisgenomen van het medisch dossier van eiseres. Uit het dossier blijkt verder dat deze verzekeringsarts eiseres, in verband met de COVID-19 maatregelen die golden ten aanzien van contact tussen arts en patiënt, niet op het spreekuur heeft gezien, maar telefonisch contact heeft gehad met eiseres. Gezien de destijds geldende COVID-19 maatregelen en omdat het in dit geval gaat om de beoordeling van de duurzaamheid van eiseres vindt de rechtbank dit zorgvuldig.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens dossierstudie verricht en informatie van de behandelaars van eiseres bij de beoordeling betrokken, waaronder de brief van haar psychiater van 13 november 2020, de brief van haar psycholoog van 26 oktober 2020, de brief van haar psychotherapeut van 9 december 2020, de brief van haar homeopaat van 11 december 2020 en diverse brieven van de neuroloog van de periode 19 december 2016 tot en met 5 december 2019.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van redenen die maken dat het besluit onzorgvuldig is.
Duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres naar verwachting niet duurzaam is. In haar rapport van 8 februari 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de hand van het beoordelingskader duurzaamheid en het stappenplan gemotiveerd dat voor de pijnproblematiek meerdere behandelopties aanwezig zijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt dit ook bevestigd in de medische gegevens van de behandelaren, zoals de brief van de revalidatiearts van eiseres van 5 november 2020. De rechtbank stelt hierbij vast dat het niet gaat om genezing van de pijnklachten, maar om de verbetering van de belastbaarheid van eiseres.
9. De rechtbank ziet gelet op wat hiervoor is overwogen geen aanleiding om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, zodat deze bevindingen aan het bestreden besluit ten grondslag mochten worden gelegd.
10. Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank geen aanleiding ziet om een deskundige te benoemen, omdat bij de rechtbank geen twijfel bestaat aan de juistheid van de medische beoordeling en niet is gebleken van een medisch oordeel dat haaks staat op dat van de behandeld sector. De rechtbank wijst het verzoek om het benoemen van een deskundige daarom af.
Conclusie
11. Verweerder heeft eiseres per 26 oktober 2020 op goede gronden niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt verklaard en haar op goede gronden een WGA-uitkering toegekend.
12. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
13. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Werkhervattingsregeling voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2.Een uitkering op grond van de regeling ‘Inkomensvoorziening Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten’ (IVA).
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.