In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een docente, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WGA-uitkering. Eiseres had zich op 30 oktober 2018 ziek gemeld en ontving per 26 oktober 2020 een WGA-uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Eiseres was van mening dat zij recht had op een IVA-uitkering, omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn. Het UWV had echter het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.
Tijdens de zitting op 27 oktober 2021, die via videoverbinding plaatsvond, was eiseres aanwezig met haar gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de zorgvuldigheid van het onderzoek en de medische onderbouwing, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan, ondanks dat eiseres niet fysiek was gezien door de verzekeringsarts vanwege COVID-19 maatregelen. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres naar verwachting niet duurzaam was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de toekenning van de WGA-uitkering door het UWV op goede gronden was. De rechtbank zag geen aanleiding voor een deskundige benoeming en oordeelde dat er geen twijfel bestond aan de medische beoordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.