ECLI:NL:RBAMS:2021:7875

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AMS 20/4188
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens ontbreken van gronden

Op 11 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer AMS 20/4188, waarin het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak werd behandeld. De opposant had eerder beroep ingesteld, maar de rechtbank had dit beroep op 4 november 2020 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de opposant verzet ingesteld, maar is niet verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft na afloop van de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant in zijn verzetschrift van 16 december 2020 geen gronden heeft vermeld. De griffier heeft de opposant per aangetekende brief op 5 maart 2021 verzocht om binnen twee weken de gronden van het verzet in te dienen. De opposant had de gelegenheid om het verzuim te herstellen, maar heeft deze termijn laten verstrijken zonder actie te ondernemen. Bovendien heeft de opposant in een brief, die op 29 september 2021 door de rechtbank is ontvangen, opnieuw geen gronden vermeld.

Op basis van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb. Aangezien de opposant geen gronden heeft ingediend en de rechtbank niet in staat is om de inhoudelijke beoordeling van het verzet te maken, heeft de rechtbank besloten het verzet niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak van 4 november 2020 blijft hierdoor in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de opposant geen gronden heeft ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4188 V

proces verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

11 oktober 2021 op het verzet van

[opposant] , te Enschede, opposant (hierna: [opposant] ).

Procesverloop

[opposant] heeft beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 4 november 2020 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
[opposant] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
[opposant] is niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [opposant] geen kopie van het bestreden besluit heeft bijgevoegd bij het beroepschrift.
2. In artikel 8:55, tweede lid jo. artikel 6:5, tweede lid, van de Awb is onder meer bepaald dat een verzetschrift de gronden van het verzet dient te bevatten. Op grond van artikel 8:55, tweede lid jo. artikel 6:6 van de Awb kan het verzet niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3. [opposant] heeft in het verzetschrift van 16 december 2020 geen gronden vermeld. De griffier heeft per aangetekende brief van 5 maart 2021 [opposant] verzocht om binnen twee weken de gronden van het verzet in te dienen. Dat betekent dat [opposant] het verzuim diende te herstellen voor 19 maart 2021. Daarbij is meegedeeld dat de rechtbank het verzet niet-ontvankelijk kan verklaren als niet aan het verzoek wordt voldaan. De termijn is verstreken zonder dat van die gelegenheid gebruik gemaakt is.
4. [opposant] heeft vervolgens een brief verstuurd die op 29 september 2021 door de rechtbank is ontvangen. Daarin heeft hij geen gronden vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak van 4 november 2020 en ook geen reden gegeven waarom hij niet binnen de gestelde termijn de gronden heeft aangevoerd.
5. Het bovenstaande betekent dat het verzet niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat
[opposant] geen gronden heeft ingediend. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzet. Dat betekent dat de buiten zittingsuitspraak van
4 november 2020 in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.W. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr.
N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2021.
griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.