In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, [eiser], en verweerder, de Belastingdienst Toeslagen. Eiser had een vergoeding van € 659,- aangevraagd voor de eigen bijdrage kinderopvangtoeslag, welke hem door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) was toegekend. Echter, de Belastingdienst Toeslagen verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser had het bezwaarschrift pas op 18 december 2020 ingediend, terwijl de bezwaartermijn op 12 augustus 2020 was verstreken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het overschrijden van de bezwaartermijn. Eiser stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij een nabetaling zou ontvangen op basis van informatie op de website van de Svb. De rechtbank oordeelde echter dat deze veronderstelling niet als een geldige reden kan worden aangemerkt, aangezien de informatie op de website niet bevestigde dat er een herberekening of nabetaling zou plaatsvinden in zijn geval. Eiser had bovendien eerder bezwaar kunnen maken na ontvangst van het primaire besluit.
De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst Toeslagen het bezwaarschrift van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.