ECLI:NL:RBAMS:2021:7857

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 921
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing WIA-uitkering en verzoek om vrijstelling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep van [eiseres] tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het primaire besluit van het Uwv, gedateerd 23 juli 2020, wees de aanvraag van [eiseres] af, waarna het Uwv op 2 februari 2021 het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de medische beoordeling voldoende gemotiveerd is. De rechtbank concludeert dat [eiseres] voor 0,00% arbeidsongeschikt is, en dat het bestreden besluit op een juiste medische en arbeidskundige grondslag berust. De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor veroordeling in proceskosten of vergoeding van het griffierecht. Tevens is het verzoek van [eiseres] om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat zij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/921

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 16 november 2021 tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (Duitsland), eiseres

(gemachtigde: mr. A.C.S. Grégoire),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. E.F.D.A. Römgens).
Partijen worden hierna [eiseres] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 23 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag van [eiseres] om een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Met een besluit van 2 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding op 26 oktober 2021.
[eiseres] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Vrijstelling van het griffierecht
1. [eiseres] heeft een beroep op betalingsonmacht gedaan. Naar aanleiding daarvan is [eiseres] bij brief van 1 maart 2020 in de gelegenheid gesteld om, binnen twee weken na de datum van verzending van deze brief, aannemelijk te maken dat haar maandelijkse netto-inkomen minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende maximale bijstandsnorm. Verder is haar verzocht aannemelijk te maken dat zij niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden betaald. Uit de brief van [eiseres] van
8 maart 2021 blijkt dat zij voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht. Het verzoek tot vrijstelling van het griffierecht wordt daarom definitief toegewezen.
Wat aan deze procedure voorafging
2. [eiseres] was werkzaam als productiemedewerkster. Zij heeft zich op
19 juni 2018 ziekgemeld wegens lichamelijke en psychische klachten, waarna zij een uitkering op grond van de Ziektewet heeft ontvangen. Vervolgens heeft [eiseres] op
9 april 2020 een WIA-uitkering aangevraagd.
3. Met het primaire besluit heeft het Uwv de aanvraag van [eiseres] afgewezen. Aan dit besluit ligt een rapport van de verzekeringsarts van 6 juli 2020 en een rapport van de arbeidsdeskundige van 23 juli 2020 ten grondslag. Hieruit volgt dat [eiseres] voor 0,00% arbeidsongeschikt is.
4. Naar aanleiding van het bezwaar van [eiseres] heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de medische klachten van [eiseres] gekeken. Deze verzekeringsarts heeft in het rapport van 12 november 2020 [eiseres] aanvullend beperkt geacht. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens een rapport van 31 december 2020 uitgebracht. Hieruit volgt dat [eiseres] met de aanvullende beperkingen nog steeds geschikt is voor de geselecteerde functies. [eiseres] blijft daarom voor 0,00% arbeidsongeschikt. Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt [eiseres]
5. [eiseres] stelt dat het Uwv heeft toegezegd dat wanneer zij geen recht heeft op een uitkering uit Duitsland, zij opnieuw zouden kijken of zij in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. [eiseres] heeft op 13 september 2020 laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor een werkloosheidsuitkering uit Duitsland. Hierdoor heeft [eiseres] geen inkomen, daarom heeft zij het Uwv gesommeerd om binnen veertien dagen een besluit te nemen. Volgens [eiseres] heeft het Uwv niet binnen deze veertien dagen een besluit genomen en heeft zij daarom recht op een dwangsom. [eiseres] verwijst naar de uitspraak van 8 april 2020 in de procedure 20/4969 waarin volgens [eiseres] onterechte verwijten zijn gemaakt. [eiseres] stelt dat zij ten onrechte in bezwaar niet is gezien door een BIG-geregistreerde verzekeringsarts. [eiseres] heeft beroepschriften in andere procedures bij de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep overgelegd. [eiseres] heeft verder een stuk van het ziekenhuis te Genk overgelegd. Volgens [eiseres] gelooft het Uwv haar niet waar het gaat om het ongeluk, de ernst en de gevolgen hiervan. [eiseres] stelt dat er ten onrechte een sanctie is opgelegd en dat het Uwv vooringenomen is.
Het oordeel van de rechtbank

Het bestreden besluit

6. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als de rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan [eiseres] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet juist zijn.
Het medische deel van het besluit
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het medische onderzoek zorgvuldig verricht. De verzekeringsartsen hebben het dossier van [eiseres] bestudeerd. De verzekeringsarts heeft [eiseres] op spreekuur gezien en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft [eiseres] op de hoorzitting gezien en de overgelegde medische stukken meegenomen in zijn beoordeling. [eiseres] voert aan dat zij niet is onderzocht door een BIG-geregistreerde verzekeringsarts. Zij is echter gezien door de BIG-geregistreerde verzekeringsarts [naam 1] . Vervolgens is zij in bezwaar onderzocht door de arts bezwaar en beroep [naam 2] , geregistreerd in het BIG-register onder het nummer [nummer 1] . Het medische oordeel van deze arts is getoetst en akkoord bevonden door de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 3] , geregistreerd in het BIG-register onder het nummer [nummer 2] . Het Uwv heeft hiermee zorgvuldig gehandeld.
8. Naar het oordeel van de rechtbank kan de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep de getrokken conclusies dragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 november 2020 geconstateerd dat de medische gegevens die [eiseres] heeft overgelegd in bezwaar al bekend waren. Ten aanzien van de psychische klachten heeft [eiseres] met resultaat een behandeling gevolgd en zij volgt hier nu geen actieve behandeling meer voor. Deze verzekeringsarts heeft om toename van klachten met terugval te voorkomen [eiseres] aanvullend beperkt geacht op deadlines en productiepieken en beroepsmatig vervoer. Met betrekking tot de lichamelijke klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangegeven dat sprake is van pijnklachten waarvoor geen eenduidig anatomisch substraat is. Hiermee wordt volgens deze verzekeringsarts rekening gehouden met de aangenomen beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien uitgebreid gemotiveerd dat er geen urenbeperking kan worden aangenomen op grond van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (2015).
9. In beroep heeft [eiseres] een stuk van 2 juni 2020 overgelegd van een verzekeringsarts uit Genk. Deze verzekeringsarts geeft haar oordeel over de tijdelijke arbeidsongeschiktheid, persoonlijke ongeschiktheid en huishoudelijke ongeschiktheid van [eiseres] over de periode van 1 juli 2018 tot 30 juni 2019. Dat is dus ruim vóór de datum in geding. Alleen al hierom kan dit oordeel van de Belgische verzekeringsarts geen invloed hebben op de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berust.
Het arbeidskundige deel van het besluit
10. [eiseres] heeft geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de functionele mogelijkheden lijst van 13 november 2020. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geduide functies na heroverweging door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in medisch opzicht voor [eiseres] ongeschikt zijn. Waar sprake was van een signalering heeft de arbeidsdeskundige gemotiveerd weergegeven waarom deze functies voor [eiseres] geschikt zijn. De arbeidsdeskundige heeft bovendien de functies met de verzekeringsarts besproken. De rechtbank concludeert daarom dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.

Sanctie

11. Het bestreden besluit gaat niet over een sanctie. De rechtbank kan hierover dus geen oordeel geven in deze procedure.

Opnieuw beoordelen WIA-uitkering

12. Volgens [eiseres] zou het Uwv opnieuw moeten beoordelen of zij in aanmerking komt voor een WIA-uitkering indien zij geen uitkering kan krijgen in Duitsland. Uit de brief van
28 mei 2020 volgt echter dat het Uwv opnieuw zal beoordelen of [eiseres] in aanmerking komt voor een voorschot indien zij geen ‘Arbeitslosengeld’ in Duitsland kan krijgen. Over dit voorschot heeft de rechtbank al geoordeeld in de uitspraak van 8 april 2020 in de procedure 20/4969. De rechtbank kan daar in deze procedure daarom niet meer over oordelen.

Dwangsom

13. De rechtbank stelt voorop dat alleen het bestreden besluit kan worden getoetst. [eiseres] stelt dat een dwangsom verschuldigd is, omdat het Uwv niet tijdig heeft beslist op haar verzoek om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft ter zitting gezegd niet bekend te zijn met een aanvraag om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet van [eiseres] . De rechtbank is ook niet bekend met een zodanig verzoek. Als zodanig verzoek wel zou zijn gedaan en daar zou niet tijdig op zijn beslist had [eiseres] daartegen in een afzonderlijke procedure beroep kunnen instellen.
Conclusie
14. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt geen gelijk. Er is geen aanleiding voor veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.
A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.