ECLI:NL:RBAMS:2021:7856

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 877
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de WIA-uitkering na bezwaar van de werkgever en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een secretaresse die ziek is, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd, maar het Uwv had het bezwaar van haar werkgever gegrond verklaard en de uitkering beëindigd. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de medische beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd. Eiseres had zich op 1 september 2015 ziekgemeld en ontving een Ziektewet-uitkering, gevolgd door een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze aan de vereisten voldoen. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die haar standpunt ondersteunen dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen.

Tijdens de zitting heeft eiseres aangegeven dat haar klachten zijn toegenomen, maar de rechtbank kon hier niet op ingaan, omdat dit betrekking heeft op een latere datum dan de datum in geding. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten de loonaanvullingsuitkering te beëindigen per 28 augustus 2020. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/877

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
OLVG, te Amsterdam. De derde-partij heeft te kennen gegeven alleen de uitspraak te willen ontvangen.
Partijen worden hierna [eiseres] , het Uwv en werkgever genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 28 mei 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan [eiseres] een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend per 28 augustus 2020.
Met een besluit van 2 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding op 26 oktober 2021. [eiseres] was aanwezig. Het Uwv was, met bericht van verhindering, niet aanwezig.

Overwegingen

Geen toestemming
1. De werkgever van [eiseres] neemt als derde-partij aan de procedure deel en heeft aangegeven een kopie van de uitspraak te willen ontvangen. [eiseres] heeft geen toestemming gegeven om medische informatie te delen met haar werkgever. De rechtbank zal daarom in deze uitspraak de medische stukken niet inhoudelijk weergeven en de medische klachten van [eiseres] slechts in algemene zin benoemen.
Wat aan deze procedure voorafging
2. [eiseres] was werkzaam als secretaresse management operatiekamers voor 32 uur per week bij de werkgever. De werkgever is eigenrisicodrager. Dit betekent dat de werkgever zelf de uitkering aan zieke werknemers moet betalen. [eiseres] heeft zich op
1 september 2015 ziekgemeld, waarna zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) heeft ontvangen. De ZW-uitkering is wegens een loonsanctie tot en met 28 augustus 2018 aan [eiseres] doorbetaald. [eiseres] heeft op 7 juni 2017 een WIA-uitkering aangevraagd. Aan [eiseres] is per 28 augustus 2018 een WIA-uitkering toegekend.
3. Met het primaire besluit is aan [eiseres] een loonaanvullingsuitkering toegekend per 28 augustus 2020. Hieraan ligt het rapport van de verzekeringsarts van 22 oktober 2020 ten grondslag. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van [eiseres] in een functionele mogelijkheden lijst (FML) van 22 oktober 2020 vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 29 oktober 2020 een rapport uitgebracht. De arbeidsdeskundige heeft drie geschikte functies voor [eiseres] geselecteerd. [eiseres] is op grond hiervan voor 37,59% arbeidsongeschikt.
4. Naar aanleiding van het bezwaar van de werkgever heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw naar de medische klachten van [eiseres] gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 23 december 2020 gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om van de primaire medische beoordeling af te wijken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 11 januari 2021 een rapport uitgebracht. Hieruit volgt dat er 63 SBC codes overbleven in de klasse minder dan 35%. Daarnaast bleek dat een van de functies niet geschikt is voor [eiseres] . De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de plaats daarvan een nieuwe functie geduid. [eiseres] is voor 29,30% arbeidsongeschikt. Met een brief van 11 januari 2021 is het voornemen tot wijziging van het primaire besluit naar [eiseres] en de werkgever verstuurd. De werkgever en [eiseres] hebben hier geen bezwaar tegen gemaakt. Het Uwv heeft daarom met het bestreden besluit het bezwaar van de werkgever gegrond verklaard.
Standpunt [eiseres]
5. [eiseres] is het niet eens met het bestreden besluit, omdat zij nog steeds arbeidsongeschikt is. [eiseres] stelt dat zij kan niet meer werken dan de drie dagen die zij nu werkt. [eiseres] is bovendien afhankelijk van de WIA-uitkering voor haar levensonderhoud. [eiseres] was er niet van op de hoogte dat er een hoorzitting is geweest en heeft daarom destijds haar bezwaren niet kunnen toelichten.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de loonaanvullingsuitkering van [eiseres] terecht heeft geweigerd per 28 augustus 2020.
7. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in beginsel baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de bevindingen. Als rapporten aan deze voorwaarden voldoen, is het aan [eiseres] om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet juist zijn.
Het medische deel van het besluit
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek zorgvuldig geweest en kan het de getrokken conclusies dragen. Er heeft een spreekuurcontact middels beeldbellen plaatsgevonden met de verzekeringsarts en de verzekeringsarts heeft via de beeldverbinding onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft [eiseres] niet gezien, omdat [eiseres] geen bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit. Beide verzekeringsartsen hebben het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 december 2020 toegelicht waarom [eiseres] niet aanvullend beperkt wordt geacht. Er zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende beperkingen aangenomen ten aanzien van de klachten van [eiseres] . [eiseres] heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om [eiseres] verdergaand beperkt te achten dan door de verzekeringsartsen is aangenomen.
9. Op de zitting heeft [eiseres] nog toegelicht dat haar klachten zijn toegenomen. De rechtbank kan hier niet over oordelen, omdat dit ziet op een latere datum dan de datum in geding. De rechtbank merkt hierover op dat [eiseres] wel een melding bij het Uwv zou kunnen doen van toegenomen arbeidsongeschiktheid, het Uwv zal dan over deze toegenomen klachten oordelen.
Het arbeidskundige deel van het besluit
10. [eiseres] heeft geen specifieke arbeidskundige gronden aangevoerd. Zoals hiervoor overwogen, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de FML van 22 oktober 2020. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geduide functies in medisch opzicht voor [eiseres] ongeschikt zijn. Waar sprake was van een signalering heeft de arbeidsdeskundige gemotiveerd weergegeven waarom deze functies voor [eiseres] geschikt zijn. De rechtbank concludeert daarom dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt geen gelijk. Er is geen aanleiding voor veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.
A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.