In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een secretaresse die ziek is, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd, maar het Uwv had het bezwaar van haar werkgever gegrond verklaard en de uitkering beëindigd. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de medische beoordeling zorgvuldig heeft uitgevoerd. Eiseres had zich op 1 september 2015 ziekgemeld en ontving een Ziektewet-uitkering, gevolgd door een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze aan de vereisten voldoen. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd die haar standpunt ondersteunen dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen.
Tijdens de zitting heeft eiseres aangegeven dat haar klachten zijn toegenomen, maar de rechtbank kon hier niet op ingaan, omdat dit betrekking heeft op een latere datum dan de datum in geding. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten de loonaanvullingsuitkering te beëindigen per 28 augustus 2020. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht.