Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 5 november 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 5 oktober 2021 door het Amtsgericht Essen in Duitsland is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Duitsland, die op dat moment gedetineerd was in een penitentiaire inrichting.
Tijdens de openbare zitting op 9 december 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Duitse nationaliteit heeft en dat zijn personalia correct zijn. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB en de grondslag voor de overlevering beoordeeld. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn strafbaar volgens zowel Duits als Nederlands recht, en de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de OLW en dat de overlevering kan worden toegestaan. De beslissing is genomen op basis van de relevante wetsartikelen, waaronder de Geneesmiddelenwet en de Overleveringswet. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toegestaan voor de feiten zoals beschreven in het EAB. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de OLW.