ECLI:NL:RBAMS:2021:7775

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
13/090908-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake bezit van vuurwapen en munitie in Amsterdam

Dit vonnis is gewezen door de rechtbank Amsterdam op 29 december 2021 in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van een vuurwapen en munitie op 31 maart 2021 in Amsterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en de verdediging door de raadsman, mr. J.S.W. Boorsma. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd. Tijdens de zitting heeft de verdachte het feit bekend, wat de rechtbank als bewijs heeft meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum een geladen pistool van het merk Walther, type PPK, en munitie van het kaliber 7,65 mm voorhanden had. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, terwijl de raadsman pleitte voor een straf van 9 maanden, met een voorwaardelijk deel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte een gevangenisstraf van 10 maanden rechtvaardigen, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, omdat er twijfels waren over de motivatie van de verdachte om mee te werken aan begeleiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/090908-21
Datum uitspraak: 29 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Ang, en van wat verdachte en zijn advocaat mr. J.S.W. Boorsma naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het bezit van een vuurwapen (pistool) en munitie op 31 maart 2021 in Amsterdam.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank vindt dat het voorhanden hebben van een pistool en munitie kan worden bewezen. Omdat verdachte het feit heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met het noemen van de gebruikte bewijsmiddelen.
1) de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 december 2021.
2) Een proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] met nummer [nummer] van 31 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 1] en [naam 2] (doorgenummerde pagina’s 9 tot en met 11).
3) Een proces-verbaal van onderzoek met nummer [nummer] van 1 april 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] (doorgenummerde pagina’s 35 tot en met 37).

4.Het bewijs

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
1.
op 31 maart 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PPK, kaliber 7,65 mm (synoniem .32 ACP), voorhanden heeft gehad;
2.
op 31 maart 2021 te Amsterdam munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 patronen, van het kaliber 7,65 mm (synoniem .32 ACP) voorhanden heeft gehad.

5.Motivering van de straf

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat een gevangenisstraf van 9 maanden waarvan 6 of 3 maanden voorwaardelijk voldoende is, gelet op de persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden. Verder verzoekt de raadsman om jeugdstrafrecht toe te passen, omdat verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit nog geen 23 jaar was.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Bij de oplegging van een vrijheidsbenemende straf en de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met het volgende.
Verdachte heeft op straat een geladen pistool bij zich gehad. Daarmee wordt de veiligheid van mensen in gevaar gebracht en dat is onaanvaardbaar.
Omdat verdachte op het moment dat hij het pistool bij zich had nog geen 24 jaar oud was, is het adolescentenstrafrecht op hem van toepassing. Voor verdachten die ouder dan 18 maar nog geen 24 jaar zijn, biedt de wet de mogelijkheid om ondanks dat verdachte volwassen is toch het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet in de zaak van verdachte geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen, gelet op het reclasseringsrapport van 16 december 2021. De rechtbank zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt over de hoogte van op te leggen straffen. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is een gevangenisstraf van acht maanden het uitgangspunt. De rechtbank vindt strafverzwarend dat het pistool geladen was en verdachte het op straat bij zich had, omdat de risico’s op letsel daarmee groter zijn dan als het pistool ongeladen ergens opgeborgen had gelegen. De rechtbank vindt daarom een gevangenisstraf van tien maanden passend. De rechtbank legt hiervan twee maanden voorwaardelijk op om verdachte een extra stimulans te geven om geen strafbare feiten meer te plegen. Aan de voorwaardelijke straf wordt een proeftijd van twee jaar verbonden. De rechtbank legt geen bijzondere voorwaarden en begeleiding door de reclassering op, omdat de rechtbank niet het vertrouwen heeft dat verdachte voldoende gemotiveerd is om daaraan mee te werken.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
tien (10) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot twee maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2021.
Bijlage – Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegde dat
1
hij op of omstreeks 31 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PPK, kaliber 7,65 mm (synoniem .32 ACP), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 31 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 patronen, van het kaliber 7,65 mm (synoniem .32 ACP) voorhanden heeft gehad.