Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van ongeveer 59,08 kilogram cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek dat plaatsvond op 11 augustus, 20 oktober en 9 december 2021. De officier van justitie, mr. M.E. Woudman, vorderde veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. Y. Moszkowicz, een beroep deed op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De verdediging betwistte de rechtmatigheid van de staande houding en doorzoeking van de bestelbus waarin de cocaïne werd aangetroffen, en stelde dat de vernietiging van de bestelbus een ernstig vormverzuim vormde.
De rechtbank oordeelde dat de opname van het voertuig in het ANPR-bestand rechtmatig was, en dat de verbalisanten voldoende grond hadden om het voertuig staande te houden op basis van verkeersgedrag. De rechtbank verwierp het standpunt van de verdediging en oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het onder 2 ten laste gelegde feit bewezen, namelijk het opzettelijk vervoeren van cocaïne, en sprak de verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de invoer van de cocaïne in Nederland.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van 4 jaren op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van in beslag genomen telefoons aan de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.