ECLI:NL:RBAMS:2021:7754

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
13/254992-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en belediging van een ambtenaar in functie

Op 29 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en belediging van een ambtenaar in functie. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek ter terechtzitting op 15 december 2021. De officier van justitie, mr. I. Barendregt, vorderde bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. De verdachte, geboren in 1992 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het bedreigen van [naam1] op 3 september 2021 in Amsterdam door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en te richten. Daarnaast werd hem verweten op 29 juli 2020 in Amsterdam een ambtenaar, [naam2], te beledigen met kwetsende woorden.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bedreiging, onder andere door camerabeelden en getuigenverklaringen van verbalisanten die de verdachte herkenden. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die vrijspraak had bepleit, en concludeerde dat de bedreiging bij de aangeefster vrees had teweeggebracht. Ook de belediging van de ambtenaar werd bewezen verklaard, ondanks dat niet alle woorden door een getuige waren gehoord. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van het voorarrest. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt tijdens de proeftijd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/254992-21 (Promis)
Parketnummer vordering tul: 13/680125-19
Datum uitspraak: 29 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I. Barendregt, en van wat verdachte en mr. B. Snoeij die de zaak waarneemt voor de raadsman van verdachte mr. C.M.E. Schreinemacher, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 3 september 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen (pistool), in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan en/of te richten op voornoemde [naam1] ;
2
hij op of omstreeks 29 juli 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam2] (zijnde arrestantenverzorger bij de politie Eenheid
Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening,
in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Je bent een kanker hoertje" en/of "Je bent een Kahba" (dit is in het Arabische het woord Hoer) en/of "Kleine kech" en/of "Klein sletje" en/of "Ga neuken" en/of "Ga je kutje
likken" en/of "Mongolenwijf" en/of "Je bent een Marokkaanse kech", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3. Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Naast de herkenning door een viertal verbalisanten van verdachte op de
stills,waarop te zien is dat een persoon een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op aangeefster richt, heeft de officier van justitie daarbij gewezen op een tekstbericht, aangetroffen in de bij verdachte bij diens aanhouding in beslaggenomen rode Iphone, welk bericht van 4 september om 00.36 uur inhoudt: “ [adres] getrokke op iemand, alles afgezet , ga kijke”. Tenslotte heeft de officier van justitie ook de tijdens de doorzoeking van de ouderlijke woning van verdachte aangetroffen kleding van belang geacht, die vrijwel identiek is aan de door de door de persoon op de hierboven genoemde
stillsgedragen kleding.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet op basis van de
stillskan worden herkend. Daarnaast is de aangetroffen kleding in de woning waar verdachte wel eens verblijft niet onderscheidend genoeg en ontkent verdachte dat de Iphone met de rode achterkant van hem is. Subsidiair blijkt uit de aangifte niet dat aangeefster redelijke vrees voor haar leven had, omdat ze in haar aangifte zegt dat ze niet was geschrokken tijdens het voorval. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat alleen de woorden ‘Je bent een kankerhoertje’ bewezen kan worden verklaard, omdat de getuige [naam3] alleen deze woorden heeft gehoord.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op 3 september 2021 in Amsterdam staat voor het raam van [naam1] aan de [adres] een man die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp toont en op haar richt. Er zijn camerabeelden en
stillsvan deze gebeurtenis. Meerdere agenten herkennen verdachte op de beelden en
stills..
De rechtbank stelt voorop dat zij de
stillsin het dossier van voldoende kwaliteit vindt waarop een herkenning kan plaatsvinden. Voorts heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan processen-verbaal van herkenning. Daarbij acht de rechtbank van belang dat meerdere verbalisanten verdachte op de
stillshebben herkend en dat uit de processen-verbaal omtrent de herkenning duidelijk blijkt wat de grondslag van deze herkenning is en in het bijzonder aan de hand van welke specifieke kenmerken de herkenning heeft plaatsgevonden.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat de Iphone met de rode achterkant aan verdachte toebehoort en hij daarvan de gebruiker is geweest. De rechtbank baseert dit oordeel op het onderzoek aan die Iphone waaruit is gebleken dat er berichten in staan over afspraken met verdachtes hulpverleners als ook het gebruik van de naam [naam4] , waarvan bij de politie bekend is dat dit een bijnaam van verdachte is. Op deze telefoon die aan verdachte wordt toegeschreven is een uitgaand bericht aangetroffen waarin staat: “ [adres] getrokke op iemand”.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van de raadsman wijst de rechtbank op de laatste alinea van de aangifte waaruit blijkt dat aangeefster na het incident emotioneel was en slecht kon slapen. Hieruit blijkt dat de bedreiging bij aangeefster wel degelijk vrees als bedoeld in artikel 285 Sr teweeg heeft gebracht. Los daarvan is het richten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op een persoon, zoals in het onderhavige geval is geschied, van dien aard dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat aangeefster hierdoor het leven zou kunnen verliezen. De verweren van de raadsman worden aldus verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Op 29 juli 2020 bevindt verdachte zich in het cellencomplex [vestiging] . [naam2] is op dat moment daar werkzaam als arrestenverzorger. Verdachte heeft volgens aangeefster tegen haar gezegd: "Je bent een kanker hoertje" en "Je bent een Kahba" (dit is in het Arabische het woord Hoer) en "Kleine kech" en "Klein sletje" en "Ga neuken" en "Ga je kutje likken" en "Mongolenwijf" en "Je bent een Marokkaanse kech".
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 2 alle in de tenlastelegging opgenomen woorden bewezen kunnen worden verklaard ook al heeft verbalisant [naam3] misschien niet de Arabische woorden verstaan. Hij heeft wel verklaard dat ook de Arabisch gesproken zinnen door het cellencomplex te horen waren en er op dat moment ook Arabisch sprekende gedetineerden zich in het cellencomplex bevonden. Daarnaast hoeft niet elk onderdeel van de tenlastelegging door twee bewijsmiddelen worden gedekt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen genoemd in bijlage I dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan [naam1] te tonen en op haar te richten op 3 september 2021 in Amsterdam en het belediging van een ambtenaar in functie, [naam2] op 29 juli 2020 in Amsterdam.

5.Het bewijs

De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 3 september 2021 te Amsterdam [naam1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen aan en te richten op voornoemde [naam1] ;
2
op 29 juli 2020 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam2] (zijnde arrestantenverzorger bij de politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "Je bent een kanker hoertje" en "Je bent een Kahba" (dit is in het Arabische het woord Hoer) en "Kleine kech" en "Klein sletje" en "Ga neuken" en "Ga je kutje likken" en "Mongolenwijf" en "Je bent een Marokkaanse kech".

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van het voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en subsidiair heeft de raadsman om een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zonder enige aanleiding een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getrokken en gericht op [naam1] . Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de belangen en lichamelijke integriteit van het aangeefster die het voorval als beangstigend heeft ervaren. Dit is een ernstig feit, te meer nu dit midden op straat in de publieke sfeer heeft plaatsgevonden, terwijl er nog veel personen op straat waren. Daarnaast heeft verdachte ook een ambtenaar in functie beledigd.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), dat zijn de afspraken die rechtbanken onderling hebben gemaakt om ervoor te zorgen dat gelijke gevallen ook gelijk worden bestraft. Hieruit volgt dat voor een bedreiging met een (nep)vuurwapen een gevangenisstraf van vier maanden tot uitgangspunt moet worden genomen.
Daarnaast neemt de rechtbank in de strafoplegging mee dat verdachte een fors strafblad heeft waaronder ook veroordelingen voor soortgelijke feiten.
Tevens slaat de rechtbank acht op het reclasseringsadvies van het Leger des Heils van 30 november 2021. Hierin staat – kort gezegd – dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het reclasseringsadvies noch aan een psychologisch onderzoek. Er zijn zorgen over de persoonlijkheid van verdachte, maar door zijn weigering is er geen recente diagnostiek beschikbaar. Hierdoor blijft het onbekend of sprake is van een eventuele stoornis, de mogelijke doorwerking en haalbare interventies binnen strafrechtelijk kader. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden voor de inzet van interventies om de kans op recidive te verlagen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden is.
8.4
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1) 1 STK GSM [omschrijving1]
2) 1 STK GSM ( [omschrijving2] )
3) 1 STK GSM ( [omschrijving3] )
4) 1 STK GSM ( [omschrijving4] )
Verdachte heeft verklaard dat de voorwerpen onder de nummer 1 en 2 aan hem toebehoren. De voorwerpen onder de nummer 3 en 4 niet.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen onder nummer 1 en 2 aan verdachte dienen te worden teruggegeven, en de andere twee te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De rechtbank heeft ten aanzien van de rode Iphone hierboven onder 4.3 overwogen dat deze telefoon bij verdachte in gebruik is.
De voorwerpen onder nummers 1, 2 en 4 behoren verdachte derhalve toe en dienen aan hem te worden teruggegeven.
Het voorwerp onder nummer 3 dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
8.5
Vordering tenuitvoerlegging
Bij de stukken bevindt zich de op 16 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/680125-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 4 oktober 2019 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot drie maanden niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Tevens heeft het Leger des Heils in het rapport van 15 december 2021 het reclasseringstoezicht voortijdig negatief beëindigd, omdat verdachte de bijzondere voorwaarden opgelegd bij bovengenoemde straf heeft overtreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes (6) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1) 1 STK GSM ( [omschrijving1] )
2) 1 STK GSM ( [omschrijving2] )
4) 1 STK GSM ( [omschrijving4] )
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
3) 1 STK GSM ( [omschrijving3] )
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 4 oktober 2019 (parketnummer 13/680125-19), namelijk een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en P. van Kesteren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 december 2021.
[bijlage]