Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek op de zitting
2.Beschuldiging
3.Beoordeling van de zaak
4.Beslissing
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is op 31 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorbereiden van de productie van harddrugs. De zaak kwam voort uit een incident op 14 september 2021, waarbij de verdachte samen met een ander werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 624 liter chemische stoffen. Tijdens de zitting op 17 december 2021 heeft de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Nix, pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook de argumenten van het Openbaar Ministerie en de verdediging, zorgvuldig gewogen. De verdachte verklaarde dat zij niet op de hoogte was van het gebruik van de chemische stoffen voor de productie van harddrugs en dat deze stoffen al in de tuin aanwezig waren voordat zij bij de medeverdachte introk. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzet had op het voorhanden hebben van de chemische stoffen, en dat zij geen ernstige reden had om te vermoeden dat deze stoffen voor illegale doeleinden werden gebruikt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging, omdat niet kon worden bewezen dat zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de aangetroffen chemische stoffen bestemd waren voor de productie van harddrugs. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op de zitting van 31 december 2021.