ECLI:NL:RBAMS:2021:7748

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
13/249215-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereiding productie harddrugs door gebrek aan bewijs van opzet

In deze strafzaak, behandeld door de rechtbank Amsterdam, is op 31 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorbereiden van de productie van harddrugs. De zaak kwam voort uit een incident op 14 september 2021, waarbij de verdachte samen met een ander werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 624 liter chemische stoffen. Tijdens de zitting op 17 december 2021 heeft de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Nix, pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook de argumenten van het Openbaar Ministerie en de verdediging, zorgvuldig gewogen. De verdachte verklaarde dat zij niet op de hoogte was van het gebruik van de chemische stoffen voor de productie van harddrugs en dat deze stoffen al in de tuin aanwezig waren voordat zij bij de medeverdachte introk. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte opzet had op het voorhanden hebben van de chemische stoffen, en dat zij geen ernstige reden had om te vermoeden dat deze stoffen voor illegale doeleinden werden gebruikt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging, omdat niet kon worden bewezen dat zij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de aangetroffen chemische stoffen bestemd waren voor de productie van harddrugs. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op de zitting van 31 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/249215-21
Datum uitspraak: 31 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.H.R. Hogewind en van wat verdachte en haar raadsman, mr. L. Nix, naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat zij zich op 14 september 2021 in Amsterdam samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan voorbereiding van de productie van harddrugs door het voorhanden hebben van 624 liter chemische stoffen.
De volledige tekst van de beschuldiging, de tenlastelegging, is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Beoordeling van de zaak

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldiging, omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van de chemische stoffen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldiging, omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van de chemische stoffen. Verdachte wist ook niet en had geen ernstige reden om te vermoeden dat de chemische stoffen worden gebruikt bij de productie van harddrugs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank dat verdachte moet worden vrijgesproken van de beschuldiging.
Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat de chemische stoffen in de jerrycans die zijn aangetroffen in de woning en tuin van haar en haar man, medeverdachte [naam] , worden gebruikt bij de productie van harddrugs. Verdachte heeft verklaard dat zij aceton gebruikt voor haar nagels en dat medeverdachte aceton gebruikt voor het schoonmaken. Verdachte heeft bovendien verklaard dat de jerrycans in de tuin er al stonden toen zij jaren geleden bij medeverdachte in de woning is ingetrokken, dat er nooit iets met die jerrycans is gebeurd en dat zij niet wist wat erin zat. Het dossier geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van verdachte. De rechtbank vindt daarom dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de chemische stoffen die in haar woning en tuin zijn aangetroffen, bestemd zijn voor de verwerking en/of vervaardiging van harddrugs. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de beschuldiging.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M. van der Post en C.A. Mud, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 december 2021.
De oudste rechter is niet in de gelegenheid te ondertekenen.
Griffier mr. C.A. Mud is niet in de gelegenheid te ondertekenen.
[Bijlage{...}]