ECLI:NL:RBAMS:2021:7730

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
CV EXPL 20-20589
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over de brandveiligheidseisen van een toegangsdeur met kattenluikje in een huurwoning

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de aanwezigheid van een kattenluikje in de toegangsdeur van een huurwoning. De verhuurder, aangeduid als eiser, vorderde dat de huurder, aangeduid als gedaagde, het kattenluikje zou verwijderen op straffe van een dwangsom van € 5.000,-. De verhuurder stelde dat het kattenluikje niet voldeed aan de brandveiligheidseisen en dat hij op zijn kosten een nieuwe, brandveilige deur wilde laten plaatsen. De huurder betwistte deze claims en stelde dat de deur geen woningtoegangsdeur was en derhalve niet aan brandveiligheidseisen hoefde te voldoen.

Tijdens een descente op 20 oktober 2021, waarbij deskundigen aanwezig waren, werd het standpunt van de huurder verder toegelicht. De kantonrechter oordeelde dat de deur op de derde verdieping, waarin het kattenluikje was gemaakt, geen bijzondere eisen van brandveiligheid behoefde te worden gesteld. De rechter concludeerde dat de huurder en zijn gezin de slaapkamer en badkamer op de vierde verdieping gebruikten, terwijl de verhuurder slechts opslagruimte op de vierde verdieping had. Dit verschil in gebruik leidde tot de conclusie dat de deur niet aan de brandveiligheidseisen hoefde te voldoen.

De vordering van de verhuurder werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de huurder. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de huurder niet hoefde te wachten op de afloop van eventuele rechtsmiddelen om het vonnis te laten uitvoeren. Dit vonnis benadrukt de noodzaak om de specifieke omstandigheden van het gebruik van een huurwoning in overweging te nemen bij het beoordelen van brandveiligheidseisen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8876634 CV EXPL 20-20589
vonnis van: 30 december 2021

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr D.A. Evertsz
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr H.M. Meijerink

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 22 juli 2021 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft op 20 oktober 2021 een descente plaatsgevonden waarbij naast partijen en hun gemachtigden ook [naam 1] ( [naam 1] bouwadvies en calculatie) en [naam 2] en [naam 3] (Team Toezicht Bouw & Gebruik van de Gemeente Amsterdam) aanwezig waren. Ter voorbereiding op de descente heeft [gedaagde] nog productie 9. ingediend. [eiser] heeft een akte wijziging eis zijn productie 21. ingediend, waarop [gedaagde] na de descente bij antwoord akte heeft gereageerd.
De zaak staat thans weer voor vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Standpunten van partijen

Na vermindering van eis vordert [eiser]
I. dat het [gedaagde] op straffe van een dwangsom van € 5.000,- zal worden bevolen om zich te onthouden van het (doen) plaatsen van een kattenluikje in de toegangsdeur op de derde verdieping van de woning aan de [adres] ;
II. dat [gedaagde] zal worden veroordeeld hem € 1.448,71 aan proceskosten en de nakosten te betalen.
Volgens [eiser] blijkt uit het rapport van [naam 1] bouwadvies en calculatie, hierna: [naam 1] , dat hij heeft overgelegd, dat de toegangsdeur op de derde verdieping van het gehuurde niet voldoet aan de brandveiligheidseisen. Hij zal daarom op zijn kosten een nieuwe, brandveilige, deur laten plaatsen en hij wil voorkomen dat [gedaagde] daarin opnieuw een kattenluikje zal plaatsen. Ook volgt uit het rapport van [naam 1] dat een kattenluikje een risico vormt voor de brandveiligheid, aldus [eiser] .
[gedaagde] brengt daartegenin dat de toegangsdeur op de derde verdieping waarin het kattenluikje zit, geen woningtoegangsdeur is, geen brandcompartiment afsluit en dus niet aan eisen van brandveiligheid hoeft te voldoen. Door de splitsing van het pand in appartementen is op de derde en vierde verdieping de gehuurde woning ontstaan waarvan een slaapkamer en de badkamer op de vierde verdieping liggen en de overige vertrekken en de keuken op de derde. De woningtoegangsdeur naar het gehuurde is op de tweede verdieping en geeft toegang tot de trap naar het gehuurde op de derde verdieping. Bij die deur, op de tweede verdieping, begint het brandcompartiment dat de derde en vierde verdieping omvat.
Daarnaast betoogt [gedaagde] dat het gevorderde verbod onvoldoende concreet is, nu de deur in kwestie nog niet is vervangen door een brandwerende deur en het onzeker is of dat ooit zal gebeuren.

Beoordeling

5. Bij de descente heeft de heer [naam 2] voornoemd als zijn standpunt medegedeeld dat
het trappenhuis tussen de derde en de vierde verdieping wordt beschouwd als intern trappenhuis, waaraan geen brandveiligheidseisen worden gesteld, wanneer beide verdiepingen door één gebruiker worden gebruikt. In dat geval vormen de beide verdiepingen één brandcompartiment. Indien de ruimtes op deze verdiepingen door verschillende gebruikers worden gebruikt, vormen de individuele verdiepingen aparte sub-compartimenten en moeten de toegangsdeuren brandwerend zijn.
6. De kantonrechter is van oordeel dat met ‘het gebruik’ van de derde en vierde verdieping van het pand aan de [adres] in de zin van de brandveiligheid wordt gedoeld op bewoning. [eiser] gebruikt twee van de vier ruimtes op de vierde verdieping als opslagruimte. Zoals hij zelf verklaarde bij de descente woont hij er niet. Die vorm van ‘gebruik’ kan niet gelijk worden gesteld met bewoning, zoals het gebruik dat [gedaagde] en zijn gezin maken van de slaapkamer en de badkamer op de vierde verdieping.
7. De conclusie uit het voorgaande is dat aan de deur op de derde verdieping, waarin het kattenluikje is gemaakt, geen bijzondere eisen van brandveiligheid behoeven te worden gesteld. Er is dan ook geen aanleiding om [gedaagde] te verbieden om daarin een katten-luikje te hebben en te houden. De vordering zal worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter
  • wijst de vordering af;
  • veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot aan deze uitspraak worden begroot op € 1.050,- aan salaris gemachtigde;
  • veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,- en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
  • verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter en uitgesproken ter openbare zitting van 30 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.