ECLI:NL:RBAMS:2021:7708

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
13/752220-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 29 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 11 november 2021 en betreft een EAB dat op 30 augustus 2021 door het Regionale Gerecht in Warschau is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993 en thans gedetineerd in Nederland, heeft de Poolse nationaliteit en heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn. Tijdens de openbare zitting op 15 december 2021 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Timorason, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een cumulatieve vrijheidsstraf van 1 jaar en 2 maanden, opgelegd bij een vonnis van het District Court of Warsaw Mokotów op 15 mei 2018. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden, omdat de opgeëiste persoon betwist dat hij door een Poolse officier van justitie is verhoord. De officier van justitie stelt echter dat de overlevering kan worden toegestaan, ondanks de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Er is geen bewijs dat zich een van de omstandigheden heeft voorgedaan die een weigering van de overlevering rechtvaardigen. De rechtbank heeft behoefte aan nadere informatie en heeft de officier van justitie verzocht om een vraag te stellen aan de Poolse autoriteiten over de instructies die de opgeëiste persoon heeft gekregen met betrekking tot adreswijzigingen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst en de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk bevolen voor een nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752220-21
RK-nummer: 21/6170
Datum uitspraak: 29 december 2021
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 11 november 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 augustus 2021 door
the Warsaw Regional Court, VIII Penal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 december 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Timorason, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement by the District Court of Warsaw Mokotów (Warsaw) of 15 May 2018, VIII K 652/17.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een cumulatieve vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 2 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden. De opgeëiste persoon betwist namelijk door een Poolse officier van justitie te zijn verhoord, zoals in het EAB is vermeld. Om dit standpunt te kunnen onderbouwen heeft de raadsvrouw een verzoek ex artikel 21a OLW gedaan. De raadsvrouw heeft de gegevens van een Poolse advocaat toegestuurd gekregen, maar het is niet gelukt met deze advocaat in contact te treden. Als het klopt wat de opgeëiste persoon heeft verklaard dan komt de weigeringsgrond van artikel 12 OLW in beeld, want dan kan niet gezegd worden dat de opgeëiste persoon uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht om in persoon te verschijnen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de overlevering kan worden toegestaan. Weliswaar doet de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voor, maar er moet van weigering worden afgezien. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon is verhoord door een officier van justitie en bij dat verhoor een adres heeft opgegeven. Door Polen te verlaten heeft de opgeëiste persoon uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om het proces bij te wonen.
Oordeel van de rechtbank
In overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) moet de rechtbank allereerst vaststellen of de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Als dit niet het geval is, moet worden beoordeeld of zich één van de onder a tot en met d van artikel 12 OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Doet zich een van die omstandigheden voor, dan mag de rechtbank de overlevering niet weigeren op grond van artikel 12 OLW. Doet zich geen van die omstandigheden voor, dan kan de rechtbank rekening houden met andere omstandigheden die haar in staat stellen zich ervan te vergewissen dat de overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt.
In het kader van deze beoordeling is van belang of de opgeëiste persoon uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht van een verdachte om in persoon te verschijnen op het proces, op voorwaarde dat dit ondubbelzinnig vaststaat. [1]
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid en er uit het EAB niet is gebleken dat zich een van de omstandigheden genoemd onder a tot en met d van artikel 12 OLW heeft voorgedaan.
In het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon bij zijn verhoor door een officier van justitie zijn adres heeft opgegeven. Verder heeft de opgeëiste persoon zelf verklaard dat hij sinds 2017 in Nederland woont en dat hij van zijn moeder heeft gehoord dat er een aangetekende brief is bezorgd. Onduidelijk is echter of de opgeëiste persoon is geïnstrueerd over de plicht om adreswijzigingen door te geven en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.
Om te kunnen beoordelen of de opgeëiste persoon uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend afstand heeft gedaan van het recht om in persoon te verschijnen heeft de rechtbank behoefte aan nadere informatie. Zij verzoekt de officier van justitie de volgende vraag te stellen aan de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit:
Heeft de opgeëiste persoon, bij zijn verhoor door de Poolse officier van justitie dan wel op enig ander moment in het vooronderzoek, instructies gekregen over de plicht om adreswijzigingen door te geven en over de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting?

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 4. vermelde vraag aan de Poolse autoriteiten voor te leggen;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 december 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.HvJ EU 24 mei 2016, C-108/16 PPU, ECLI:EU:C:2016:346 (