7.3.Het oordeel van de rechtbank
Anders dan de raadsman vindt de rechtbank het opleggen van tbs wel noodzakelijk. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een waanstoornis van het achtervolgingstype. Er is sprake van een misdrijf, genoemd in artikel 37a Wetboek van Strafrecht, en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van de maatregel. Over het gevaar, de kans op herhaling van (ernstig) gewelddadig gedrag en de noodzaak van tbs concludeert psycholoog Sterk in zijn rapportage het volgende:
“Tezamen met het feit dat betrokkene niet in staat kan worden geacht om zelfstandig verandering aan te brengen in de geconstateerde psychische problematiek, wordt de kans op herhaling vanuit psychopathologisch perspectief als hoog ingeschat, indien betrokkene niet wordt behandeld. Centraal in deze verhoogde kans op herhaling staat de waanstoornis van betrokkene, waarbij de kans op herhaling met name aanwezig is wanneer iemand op wordt genomen in de waanstoornis van betrokkene. […] Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht en -besef en de medicatietrouw wordt door onderzoeker als beperkt ingeschat. Dit blijkt onder andere uit het feit dat in het PPC een dwangprocedure wordt gebruikt om betrokkene van medicatie te voorzien. De ernst van de geconstateerde psychische problematiek brengt met zich mee dat een klinische setting met een verhoogd beveiligingsniveau is geïndiceerd. Met betrekking tot dit laatste kan opgemerkt worden dat betrokkene agressief gedrag kan laten zien wanneer hij medicatie ontrouw is. Wanneer hij medicatie gebruikt laat hij minder tot geen agressief gedrag zien.
Ten aanzien van het kader het volgende. Kaders waarbij intrinsieke motivatie nodig is om zich aan voorwaarden te houden zijn, gezien de aard en ernst van de geconstateerde psychische problematiek, niet geïndiceerd. Betrokkene is als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat om zich aan voorwaarden te houden. Een behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel komt om deze reden niet in aanmerking. Ten aanzien van het kader resteert dan alleen de maatregel tbs. Binnen deze maatregel bestaat de voorwaardelijke tbs maatregel. Voor een dergelijke maatregel is intrinsieke motivatie vereist en de mogelijkheid om zich aan voorwaarden te houden. Een dergelijk kader is dus, gezien de aard en ernst van de psychische problematiek evenmin geïndiceerd. Hetgeen resteert is een maatregel tbs met verpleging. Binnen een dergelijk strak gestructureerd kader kan betrokkene goed ingesteld worden op medicatie en kan een goed afgestemd behandelplan opgesteld worden, waarbij ook de mogelijkheden van repatriëring naar Frankrijk onderzocht kunnen worden. Het geheel overziend acht onderzoeker een maatregel tbs met dwangverpleging het meest aangewezen kader.”
Psychiater Heus concludeert hierover in haar rapportage:
“De psychotische stoornis is een hele belangrijke risicofactor voor de kans op herhaling van (ernstig) gewelddadig gedrag en als onderzochte niet behandeld
wordt lijkt de kans groot op herhaling van gewelddadig gedrag. Het ontbreken van ziektebesef verhoogt het risico op recidive. Om het risico op recidive te beperken heeft onderzochte gedurende langere tijd behandeling nodig binnen een forensische kliniek met een relatief hoge mate van toezicht, structuur en beveiliging.
In de eerste plaats is het nodig om de psychotische stoornis verder te behandelen door middel van (aanpassing van) medicatie, psycho-educatie en cognitieve therapie: onderzochte heeft op dit moment sinds juli 2021 dwangmedicatie. Er wordt beschreven dat dit de ‘lading’ in het contact met onderzochte heeft verminderd, echter de paranoïde wanen zijn nog steeds volop aanwezig en er is geen ziektebesef en motivatie voor behandeling. Daarnaast is het tevens van belang om meer zicht te krijgen op welke factoren, naast de psychotische stoornis, ook van belang zijn voor het bepalen van het recidive risico, zodat er een meer volledige risicotaxatie gedaan kan worden. Hiervoor is het nodig dat er (door met onderzochte op zoek te gaan naar referenten) meer duidelijkheid komt over de voorgeschiedenis van onderzochte (eerdere psychiatrische opnames bijvoorbeeld, is er een sociaal netwerk?), zijn gedrag en functioneren (prikkelbaarheid, geïsoleerd leven, coping, verslechtering functioneren?) en eventuele onderliggende persoonlijkheidsproblematiek. Duidelijkheid hieromtrent bepaalt uiteindelijk ook de manier waarop onderzochte gerepatrieerd (de rechtbank begrijpt: naar Frankrijk) dan wel geresocialiseerd kan worden. Onderzochte heeft overwogen te adviseren om boven genoemde behandeling plaats te laten vinden d.m.v. een plaatsing met een zorgmachtiging binnen schakelbepaling 2.3. Echter, gezien de ernst van het ten laste gelegde en de langere duur van onderzoek en behandeling die nodig is lijkt deze optie niet toereikend om de kans op recidive voldoende te beperken: ondergetekende acht het noodzakelijk dat de opname plaats vindt in een klinische forensische setting met de focus op delict analyse en recidivepreventie. Dit is in principe mogelijk met een zorgmachtiging, maar de duur van een half jaar is te kort
voor bovengenoemd onderzoek en behandeling.
Ondergetekende heeft een TBS met voorwaarden overwogen: dit is echter geen optie gezien het ontbreken van ziektebesef en het ontbreken van behandelmotivatie (onderzochte heeft dwangmedicatie).
Ondergetekende adviseert dan ook om de behandeling plaats te laten vinden
binnen een TBS maatregel met dwangverpleging.”
Op de zitting heeft Sterk verklaard dat medicatie erg belangrijk is voor het doen afnemen van de realiteitsverstoringen bij verdachte. Daarnaast is het ook relevant om educatie te geven, zodat verdachte in staat wordt een terugval te leren herkennen. Medicatie is belangrijk om de achterdocht te doen verdwijnen, maar is niet het enige. Er is bij verdachte geen sprake van ziekte-inzicht en -besef. Dat breng mee dat de behandelbereidheid en medicatiegetrouwheid beperkt zijn. Sterk heeft ook verklaard dat een zorgmachtiging niet geïndiceerd is. Een zorgmachtiging is te kortdurend, niet in essentie gericht op risicotaxatie en een behandeling gericht op het voorkomen van recidive en biedt veel minder mogelijkheden tot repatriëring. Waanstoornissen zijn heel moeilijk medicamenteus te behandelen in die zin dat het heel hard is om daar doorheen te komen met medicatie en dit zal heel veel tijd kosten. Het is relevant dat verdachte in een begeleide woonvorm terechtkomt, in een beschermde situatie, zodat hij niet snel terug zal vallen. Naar verwachting zal dat zeker een paar jaren duren. De wanen zijn onverminderd aanwezig. De problematiek is hardnekkig en langdurig. Dat brengt mee dat een zorgmachtiging ontoereikend is, aldus Sterk.
Heus heeft op de zitting verklaard dat zij een medicamenteuze behandeling een belangrijke pijler vindt, maar dat ook cognitieve gedragstherapie en psychotherapeutische interventies nodig zijn voor verdachte. Zij heeft ook verklaard dat een zorgmachtiging ontoereikend is om het risico te beperken en dat het forensisch kader dat nodig is niet kan worden bereikt met een zorgmachtiging en verlengingen daarvan. Voor verdachte is echt een forensisch kader noodzakelijk om goed onderzoek te doen en informatie te krijgen om een volledige risicotaxatie te doen en in te steken op risicopreventie. De expertise en focus binnen de Geestelijke Gezondheidszorg is niet gericht op recidivepreventie. Binnen de zorgmachtiging is het uitgangspunt autonomie en zo snel mogelijk herstel en terugkeer naar de maatschappij. De wetenschappelijke opvattingen over de behandelbaarheid van een waanstoornis zijn wisselend. Verdachte heeft nu één antipsychoticum gehad. Er zijn veel mogelijkheden om andere antipsychotica te proberen en het is van belang om een behandelrelatie met verdachte te ontwikkelen. Verdachte is zeker niet uitbehandeld, aldus Heus.
De rechtbank volgt het advies van de deskundigen en legt verdachte tbs met dwangverpleging op. Uit vaste rechtspraak volgt dat bedreiging niet zonder meer kan worden gekarakteriseerd als een geweldsmisdrijf, dus als een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit kan anders zijn als de bedreiging bijvoorbeeld werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag ten opzichte van de bedreigde dan wel op enigerlei (andere) wijze werd ondersteund, alsmede of destijds aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd. Nu verdachte de aangever van achteren is genaderd met het mes in de hand en zijn arm om het hoofd van aangever heeft gehouden en het mes voor het hoofd van de zittende aangever heeft getoond is het feit uitgevoerd op een overrompelende en onverhoedse wijze en is dit naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als een objectief vast te stellen niet-verbaal handelen dat naar zijn aard de bedreiging met geweld ondersteunt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een geweldsmisdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de tbs met dwangverpleging niet is gemaximeerd.
De rechtbank gaat ervan uit dat tijdens de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel voortvarend zal worden gewerkt aan repatriëring van verdachte naar Frankrijk. Voor zover bekend heeft verdachte de Franse nationaliteit. Gelet op de taalbarrière en de benodigde therapie, waarbij het opbouwen van een behandelrelatie en vertrouwensband essentieel zijn, is het van belang dat verdachte zo snel mogelijk in Frankrijk kan worden behandeld.
Afwijzing voorwaardelijk getuigenverzoek
De deskundigen B.H. Boer, psycholoog en T.W.D.P. van Os, psychiater, beide werkzaam bij het Pieter Baancentrum, waren opgeroepen om op de zitting te verschijnen, maar zijn niet verschenen. De raadsman heeft voorwaardelijk verzocht deze getuigen alsnog op te roepen. De rechtbank wijst dit verzoek af, nu zij zich voor het oordeel over de strafbaarheid van verdachte en de op te leggen straf of maatregel uitsluitend baseert op de deskundigenrapportages en getuigenverklaringen van R. Sterk, psycholoog en M.C. Heus, psychiater.