ECLI:NL:RBAMS:2021:7670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
13/300733-20 en 13/259520-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen mishandeling van levensgezel met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen zijn levensgezel heeft mishandeld. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/300733-20 en 13/259520-21 zijn geregistreerd, gevoegd behandeld. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de zitting gedetineerd. De officier van justitie, mr. M. Modder, heeft een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. I.R. Rigter, heeft verzocht om een lagere straf, met de nadruk op de bereidheid van de verdachte om zich aan de voorwaarden te houden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 november 2020 tot en met 20 augustus 2021 meermalen zijn levensgezel heeft mishandeld. De mishandelingen vonden plaats in Amsterdam en resulteerden in divers letsel, waaronder een gebroken voet. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de levensgezel en een locatieverbod.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de levensgezel, toegewezen, die € 89,13 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade vorderde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. G. Oldekamp, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/300733-20 en 13/259520-21
Datum uitspraak: 22 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting van 22 december 2021 gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A (13/300733-20) en zaak B (13/259520-21) aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr.
M. Modder, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 23 november 2020 tot en met 20 augustus 2021, meermalen, telkens in Amsterdam, heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (ex)levensgezel [persoon 1] .
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank leest de naam “ [persoon 1] ” in de tenlastelegging van zaak A. verbeterd als “ [persoon 1] ”, nu uit de aangifte en de vordering benadeelde partij blijkt dat hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten in zaak A en B.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, ten aanzien van het bewijs voor de ten laste gelegde feiten in zaak A en B gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 25 november 2020 (feit 1), op 23 november 2020 (feit 2) en in de periode van 23 februari 2020 tot en met 6 juni 2020 (feit 3) te Amsterdam zijn levensgezel [persoon 1] heeft mishandeld (zaak A) en dat verdachte in de periode van 7 juli 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Amsterdam meermalen zijn levensgezel [persoon 1] heeft mishandeld (zaak B)
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
In zaak A:
1. op 25 november 2020 te Amsterdam zijn levensgezel, [persoon 1] , heeft mishandeld door voornoemde [persoon 1] tegen het oog te slaan;
2. op 23 november 2020 te Amsterdam levensgezel, [persoon 1] , heeft mishandeld door voornoemde [persoon 1] met kracht tegen een rek te duwen;
3. in de periode van 23 februari 2020 tot en met 6 juni 2020 te Amsterdam zijn levensgezel [persoon 1] (die gedurende deze periode zwanger was), meermalen heeft mishandeld door voornoemde [persoon 1] met kracht bij de armen te grijpen en meermalen met kracht met de vuist tegen de lip/mond en tegen het oog te slaan en met vlakke hand tegen het oor te slaan en een kopstoot te geven.
In zaak B:
in de periode van 7 juli 2021 tot en met 20 augustus 2021 te Amsterdam zijn levensgezel, [persoon 1] , heeft mishandeld door die [persoon 1]
- op 8 juli met kracht in de bovenarmen te knijpen en met kracht tegen de benen te schoppen en terwijl die [persoon 1] op de grond lag tegen het bovenbeen te schoppen en
- op 22 juli met de vuist tegen de onderarm te stoten en
- op 5 augustus met de handen bij de keel vast te pakken en deze dicht te knijpen en
- op 6 augustus meermalen met kracht met de vuist in het gezicht te slaan en te stoten en
- op 7 augustus een deodorant-bus tegen het hoofd te gooien en
- op 20 augustus met de vlakke hand tegen het oor te slaan en vervolgens met de handen bij de bovenarmen vast te pakken en met kracht tegen de voet te trappen als gevolg waarvan die [persoon 1] een gebroken voet heeft opgelopen.

4.4. Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van de in het reclasseringsrapport van 14 december 2021 geadviseerde bijzondere voorwaarden. Het locatieverbod dient te worden gehandhaafd door middel van elektronische controle. De officier van justitie heeft eveneens oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met [persoon 1] en gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Per overtreding van dit verbod vindt de officier van justitie twee weken vervangende hechtenis op zijn plaats, met een maximum van in totaal zes maanden.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren aan verdachte op te leggen. Verdachte is bereid zich aan de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd te houden. Met deze strafmaat, waarbij verdachte na aftrek van het voorarrest met kerst vrij is, wordt ook tegemoetgekomen aan de wens van het slachtoffer dat verdachte behandeld moet worden in een gedwongen kader. Verdachte is zeer gemotiveerd om zijn gedrag te veranderen en zijn houding ter terechtzitting dient in strafmatigende zin te worden meegenomen. Het is voorts van belang dat verdachte snel weer kan werken zodat verdachte de schade kan vergoeden, hij bij kan dragen in het onderhoud van zijn kinderen en dat hij zijn schulden kan betalen. De raadsman heeft ingestemd met een oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van twee jaren.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht het voorwaardelijke strafdeel te verhogen in die zin dat van de gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden geen 3 maanden maar 6 maanden voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, zodat verdachte een flinke stok achter de deur heeft met het oog op eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt verdachte het geweld tegen zijn levensgezel zeer kwalijk. Uit het dossier alsook ter terechtzitting is gebleken dat verdachte vroeger als kind zelf geconfronteerd is geweest met huiselijk geweld. Hij heeft zijn ex-levensgezel [persoon 1] , hun gezamenlijk kind en haar andere kinderen nu hetzelfde aangedaan. Verdachte heeft haar, (soms) in aanwezigheid van de kinderen, gedurende een langere periode meerdere malen mishandeld, met divers letsel en zelfs ernstig letsel tot gevolg. Verdachte heeft zijn ex-levensgezel pijn, angst en verdriet in haar eigen woning bezorgd, terwijl dit de plek bij uitstek is waar iemand zich veilig moet kunnen voelen.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten te ernstig zijn om verdachte een straf op te leggen zoals door zijn raadsman is voorgesteld. De rechtbank zal echter wel in het voordeel van verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank vindt de eis van de officier van justitie begrijpelijk, maar de rechtbank heeft ook oog voor de meewerkende houding van verdachte. Verdachte ontloopt zijn verantwoordelijkheid niet en heeft ter terechtzitting verklaard gemotiveerd te zijn voor een behandeling. Hoewel verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en eerder heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling heeft dit niet geleid tot het uitblijven van nieuwe mishandelingen, wil de rechtbank de verdachte een laatste kans geven zodat hij kan laten zien dat deze motivatie gefundeerd is.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren passend. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd. Het locatieverbod zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, niet worden gehandhaafd met elektronisch toezicht maar door de politie, zoals door de reclassering in haar rapport van 14 december 2021 is geadviseerd.
Daarnaast vindt de rechtbank het nodig om een maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende dat verdachte gedurende twee jaren geen direct of indirect contact mag hebben met zijn ex-levensgezel [persoon 1] . Indien er contact over het zoontje ( [persoon 2] ) wenselijk is dan kan dit contact slechts na instemming van de reclassering plaatsvinden. Om deze maatregel kracht bij te zetten, heeft iedere keer dat verdachte de maatregel overtreedt, een vervangende hechtenis van 14 dagen te gelden, tot een maximum van zes maanden. De rechtbank zal deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich weer belastend zal gedragen jegens zijn ex-levensgezel.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 89,13 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen en het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde materiële en immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering geheel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2020.
In het belang van [persoon 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A en B:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende
algemene voorwaardenhoudt:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde
bijzondere voorwaardenniet naleeft:
1. Meldplicht bij de reclassering
Verdachte moet zich volgens afspraak melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres [locatie] , zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
2. Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra het toezicht ingaat. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
3. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte werkt mee aan een begeleid wonen traject en verblijft, bij acceptatie, bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra verdachte een kamer toegewezen krijgt. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4.
Locatieverbod (met politiecontrole)
Verdachte bevindt zich niet in Amsterdam, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving hiervan.
5. Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
6. Meewerken aan dagbesteding
Indien verdachte niet terug kan naar zijn werkgever en hij een nieuwe baan moet zoeken, dan wordt verdachte verplicht om mee te werken aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Legt op de maatregeldat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [persoon 1] , [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 14 (veertien) dagen voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens [persoon 1] , beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [persoon 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [persoon 1] , van een bedrag van € 3.589,13 (zegge: drieduizendvijfhonderdnegentien euro en dertien cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 23 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 89,13 aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [persoon 1] van een bedrag van € 3.589,13, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 23 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor 71 dagen gijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en A. Das, rechters,
in tegenwoordigheid mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2021.