ECLI:NL:RBAMS:2021:7667

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
13/158192-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanranding tijdens fotoshoot in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 16 juni 2021, toen de aangeefster en de verdachte elkaar ontmoetten in een hotel in Amsterdam voor een fotoshoot. De aangeefster, die als model fungeerde, verklaarde dat de verdachte haar zonder toestemming een tongzoen gaf terwijl zij op bed lag. Na het incident belde zij haar moeder en deed aangifte bij de politie. De verdachte ontkende echter de beschuldigingen en stelde dat er geen sprake was van aanranding, maar dat hij dacht dat er een wederzijdse aantrekkingskracht was.

Tijdens de rechtszitting op 17 september 2021 heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte de grenzen van de zakelijke afspraak had overschreden door de aangeefster te zoenen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zorgvuldig gewogen. Hoewel de rechtbank de verklaring van de aangeefster als betrouwbaar beschouwde, kon zij niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank oordeelde dat het zoenen, hoewel ongepast, niet als ontuchtig kon worden gekwalificeerd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Tevens werd besloten tot teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, waaronder een Apple MacBook Pro, een Sony A6400 fotocamera en een iPhone.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/158192-21
Datum uitspraak: 1 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.C. Kramer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.D. Kupelian, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij, [persoon] , naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 16 juni 2021 in Amsterdam [persoon] heeft aangerand.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Op 16 juni 2021 ontmoetten aangeefster en verdachte elkaar volgens afspraak in een hotel in Amsterdam om een fotoshoot te doen, waarbij aangeefster het model was en verdachte de fotograaf. Aangeefster heeft verklaard dat het ging om een ‘sexy lingerieshoot’. Zij nam lingerie mee en verdachte zijn fotocamera en verlichting.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte gedurende de fotoshoot, terwijl zij op bed lag, plotseling op haar kwam liggen en haar een tongzoen gaf.
Zij was daarvan niet gediend en verliet hierop de hotelkamer. Na het incident heeft zij direct haar moeder gebeld om haar verhaal te doen en vervolgens heeft zij de politie gebeld. Vervolgens heeft aangeefster aangifte gedaan van aanranding.
Verdachte heeft bevestigd dat hij aangeefster een kus op haar mond heeft gegeven, maar heeft ontkend dat hij op haar is gaan liggen en dat het ging om een tongzoen.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte aangeefster, terwijl zij zich samen in een hotelkamer bevonden, gevraagd heeft haar ogen te sluiten, op haar is gaan liggen en haar op haar mond heeft gekust. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het geven van een tongzoen.
Verdachte en aangeefster hadden een zakelijke afspraak met elkaar om een romantisch of erotisch getinte fotoshoot te doen in een hotel in Amsterdam. Aangeefster droeg volgens afspraak lingerie en was op enig moment naakt. Zij is volgens de instructie van verdachte sexy gaan bewegen. Aangeefster bevond zich in een kwetsbare positie. Verdachte heeft de grens van de zakelijke afspraak overschreden door aangeefster plotseling te zoenen. Zij hoefde – gelet op het zakelijke karakter van de afspraak – niet te rekenen op een seksuele toenadering van verdachte, zonder enige communicatie daarover. Verdachte heeft door aangeefster onverhoeds te zoenen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangeefster zou zoenen in strijd met de sociaal-ethische norm, terwijl zij zich niet aan zijn handelen kon onttrekken. Daarmee heeft verdachte aangeefster opzettelijk aangerand.
3.3
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit vanwege onvoldoende (overtuigend) bewijs.
De verklaring van aangeefster is ongeloofwaardig.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen en daarom wordt verdachte vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verklaring aangeefster betrouwbaar
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster op zichzelf betrouwbaar. Aangeefster heeft direct na het incident haar moeder gebeld en haar verteld dat verdachte haar heeft geprobeerd te zoenen en dat ze daarvan niet was gediend. Vervolgens heeft aangeefster de politie ingelicht. Uit haar verklaringen tegenover haar moeder en de politie, komt voor de rechtbank een voldoende helder en consistent beeld naar voren van wat aangeefster naar eigen zeggen is overkomen. De verklaring van aangeefster wordt verder gedeeltelijk ondersteund door de verklaring van verdachte.
Verdachte heeft immers erkend dat hij naar aangeefster toe boog om haar een kus te geven en dat hij haar met zijn lippen aanraakte tegen haar lippen. Verdachte heeft ook erkend dat aangeefster daarvan niet was gediend. Hij heeft verklaard dat toen hij met zijn mond bij haar lippen kwam, zij haar hoofd wegdraaide.
Door de romantische sfeer, het gevoel dat hij een klik had met aangeefster, de omstandigheid dat aangeefster hem vroeg haar te helpen insmeren met een speciale glinsterende zalf, en de gedachte dat zij hij hem ook leuk vond, dacht verdachte dat hij aangeefster mocht kussen. Zij had zijn arm een paar keer aangeraakt en was vriendelijk tegen hem. In de visie van verdachte was er weliswaar sprake van een zakelijke ontmoeting, maar veranderde volgens hem het karakter daarvan gedurende de ontmoeting. Verder heeft verdachte verklaard dat toen aangeefster hem duidelijk had gemaakt dat zij zijn handelen niet op prijs stelde, hij direct een stap achteruit heeft gezet, zijn excuses heeft aangeboden en heeft gezegd dat hij het niet goed heeft begrepen.
Geen ontuchtige handelingen
Dat er iets is gebeurd dat in de beleving van aangeefster te ver is gegaan, wil de rechtbank wel aannemen. Uit de verklaring van verdachte blijkt immers ook dat aangeefster direct afkeurend heeft gereageerd en vast staat dat zij ook direct haar verhaal heeft gedaan bij haar moeder en bij de politie. Wat er precies is gebeurd kan echter niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld. Dat verdachte op aangeefster is gaan liggen en haar een tongzoen heeft gegeven, zoals aangeefster heeft verklaard, wordt door de verdachte ontkend en verder niet door enig ander bewijs ondersteund. Verder wordt in dossier geen melding gemaakt dat op de kleding van verdachte sporen van de glinsterende zalf zaten waarmee aangeefster was ingesmeerd, wat wel voor de hand had gelegen als verdachte daadwerkelijk op aangeefster is gaan liggen. Om die reden volgt de rechtbank de verklaring van aangeefster op dit punt niet.
Wel staat vast dat verdachte aangeefster op de mond heeft gekust. De vraag die de rechtbank dus moet beantwoorden is of het handelen van verdachte, namelijk het onverhoeds een zoen op de mond geven, onder de gegeven omstandigheden, te kwalificeren is als ontuchtig handelen in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. Bij ontuchtig handelen in de zin van deze wetsbepaling gaat het in beginsel om handelingen van seksuele aard, die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, onder meer van de aard van de handeling, het betrokken lichaamsdeel, de context waarbinnen de handeling plaatsvindt en de verhouding tussen de betrokkenen. Het enkele feit dat degene die de handeling heeft ondergaan dat als ongewenst heeft ervaren, is onvoldoende.
De rechtbank is van oordeel dat het zoenen van aangeefster in de gegeven omstandigheden ongepast was en begrijpt dat dit voor aangeefster een onaangename ervaring is geweest. Daarmee heeft verdachte, in de gegeven omstandigheden, echter nog niet gehandeld in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank kan namelijk niet uitsluiten dat verdachte inderdaad oprecht heeft gedacht – op basis van de door hem omschreven signalen – dat aangeefster hem op dat moment leuk vond. Deze gedachte vindt de rechtbank gezien de door beiden beschreven omstandigheden tijdens de fotoshoot niet geheel onvoorstelbaar. Indien er geen strijd is met de sociaal-ethische norm heeft een handeling van seksuele aard geen ontuchtig karakter. De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat niet bewijsbaar sprake is geweest van een situatie dat verdachte het opzet had om aangeefster te dwingen tegen haar wil handelingen met een ontuchtig karakter te ondergaan. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.

4.Ten aanzien van de benadeelde partij

Namens de benadeelde partij, [persoon] , wordt EUR 38,40 gevorderd als vergoeding van materiële schade en EUR 1.250,- als vergoeding voor immateriële schade.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegd.

5.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende items inbeslaggenomen:
  • Apple MacBook Pro (goednummer: PL1300-2021123620-6067474)
  • Fotocamera (Sony A6400) (goednummer: PL1300-2021123620-6067475)
  • iPhone (goednummer: PL1300-2021123620-607476)
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de genoemde items aan verdachte.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [persoon] , niet-ontvankelijk in haar vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • Apple MacBook Pro (goednummer: PL1300-2021123620-6067474)
  • Fotocamera (Sony A6400) (goednummer: PL1300-2021123620-6067475)
  • iPhone (goednummer: PL1300-2021123620-607476)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 oktober 2021.
[…]