3.4Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet bewezen en daarom wordt verdachte vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
In oktober 2019 heeft aangeefster aangifte gedaan van een incident dat zich in augustus 2016 heeft voorgedaan. Aangeefster leeft met de angst dat verdachte haar die nacht, zonder dat zij zich daar op dat moment van bewust was, seksueel heeft betast. Wat er precies is gebeurd, weet aangeefster niet, maar zij vreest het ergste. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat de angst bij aangeefster is toegenomen na verloop van tijd en nadat zij het voorval heeft besproken met (gemeenschappelijke) vrienden, en door wat zij via getuige [getuige] heeft gehoord over wat verdachte over het voorval zou hebben gezegd. Op basis van hetgeen aangeefster heeft gehoord van getuige [getuige] en de inhoud van het Facebookbericht, heeft aangeefster voor zichzelf een beeld gevormd over hetgeen er moet zijn gebeurd die nacht. Het is achteraf, op die manier, voor de rechtbank niet mogelijk om vast te stellen of wat aangeefster heeft verklaard over wat er is gebeurd die avond ook daadwerkelijk haar herinnering is van wat er die avond is gebeurd. Het voorgaande maakt dat de rechtbank de verklaringen van aangeefster over het voorval van die avond met grote terughoudendheid beoordeeld.
Verklaring getuige [getuige]
De rechtbank vindt dat de verklaring van getuige [getuige] niet als steunbewijs van de aangifte kan dienen. Getuige [getuige] heeft, volgens zijn verklaring, pas in de lente van 2019 het verhaal van aangeefster over die bewuste avond in augustus 2016 gehoord. Hij was er zelf niet bij die avond en zijn wetenschap is enkel gevoed door het verhaal van aangeefster. Hetgeen hij heeft verklaard over wat verdachte tegen hem zou hebben gezegd, wordt door verdachte stellig ontkend.
Facebookbericht
Het Facebookbericht dat verdachte aan aangeefster heeft gestuurd kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet als steunbewijs voor de aangifte worden gebruikt, omdat die voor meerdere uitleg vatbaar is. Daaraan kan dus niet zonder meer de betekenis worden gegeven die de aangeefster daaraan geeft, namelijk die van een onverholen bekentenis van de verdachte. Zo geldt namelijk dat verdachte het bericht in het Engels heeft geschreven. Dat is niet zijn moedertaal. Daarom valt niet uit te sluiten dat er interpretatieverschillen kunnen zijn over welke betekenis er aan de door hem gebruikte woorden moeten worden gegeven. Verdachte heeft zowel bij de politie als op zitting uitgelegd hoe de tekst van het bericht volgens hem moet worden begrepen. Namelijk niet als bekentenis van de hem verweten gedragingen. Hij heeft zich geprobeerd te verplaatsen in de gevoelens van aangeefster en het bericht vanuit haar perspectief opgesteld, om vervolgens zijn kant van het verhaal te vertellen. In die context moeten volgens hem zijn woorden worden gelezen. De rechtbank is van oordeel dat het bericht aanknopingspunten biedt voor de uitleg die verdachte aan zijn tekst geeft.
Verdachte schrijft namelijk in het bericht onder andere: ‘
there was always this weird ambiguous thing between us all which I guess was mostly due to drugs, but also a strong friendship – I never meant to use that or cross that border, which I did this night, and for which I’m so sorry.’ Direct hierna schrijft verdachte dat hij zich kan herinneren dat hij aangeefster heeft geholpen met het uitrekken van haar broek. Verder schrijft verdachte dat hij zich slechts kan herinneren dat hij heeft gevraagd of hij aangeefster mocht kussen, waarop aangeefster duidelijk ‘nee’ zei.
Dan schrijft verdachte dat hij het gevoel had dat hij een grens had overschreden. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat verdachte inderdaad heeft bedoeld dat hij de grens van het vriendschappelijke is overgegaan en niet een seksuele grens, zoals hij heeft verklaard, met name omdat hij de zinssnede ‘
cross that border’ direct linkt aan de sterke vriendschap.
Weliswaar staan er in het bericht enkele woorden, zoals ‘
abuse’ en ‘
violation’ die buiten de context kunnen worden opgevat als een bevestiging van wat aangeefster denkt dat er is gebeurd, maar ook hierover heeft verdachte een aannemelijke verklaring afgelegd. Hij zegt daarmee te hebben bedoeld: een schending van vertrouwen binnen de vriendschap. Binnen de context is ook dit geen onaannemelijke uitleg.
Op basis van het voorgaande heeft de rechtbank dan ook niet de overtuiging gekregen dat het bericht als een bekentenis of een bevestiging van verdachte van het verhaal van aangeefster moet worden opgevat.
Geen ontuchtige handelingen
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte en de verklaring van aangeefster op bepaalde punten wel overeenkomen. Op basis daarvan kan de rechtbank wel vaststellen dat verdachte aangeefster heeft geholpen met uitkleden, dat verdachte bij aangeefster in bed is gaan liggen tegen haar aan waarbij hij mogelijk de buik en de borsten van aangeefster heeft aangeraakt.
De rechtbank dient te beoordelen of deze handelingen als “ontuchtig” in de zin van artikel 247 Sr en/of 246 Sr zijn te beschouwen. De maatstaf die daarvoor geldt is of de betreffende (seksuele) handelingen algemeen als sociaal-ethisch zijn aanvaard. De vraag of een seksuele handeling al dan niet in strijd is met de sociaal-ethische norm is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de voornoemde handelingen niet in strijd zijn met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er binnen de vriendschap van aangeefster en verdachte een losse omgangsvorm bestond. De verdediging heeft ter adstructie van de binnen de vriendschap gebruikelijke omgangsvormen gewezen op foto’s van de vriendengroep waar onder andere aangeefster en verdachte samen op staan, terwijl zij naakt tegen elkaar aan in bad zitten. De verdediging heeft in een eerder stadium aan het Openbaar Ministerie verzocht om die foto’s op de zitting in een toonmap beschikbaar te hebben, zodat ook de rechtbank de foto’s kon bekijken. Gelet op de intieme aard van de foto’s heeft de verdediging niet een kopie van de foto’s in het dossier willen laten opnemen. Om onbekende redenen heeft het verzoek van de verdediging de officier van justitie niet bereikt. De officier van justitie en de rechtbank hebben deze foto’s dus niet gezien, maar hebben aangenomen dat deze foto’s er zijn. Er is verder geen aanleiding om te denken dat de omschrijving van de raadsvrouw van verdachte van wat er op deze foto’s is te zien onjuist zou zijn. De rechtbank neemt die dus voor waar aan. Verder is aannemelijk geworden dat het gebruik van alcohol en drugs binnen de vriendengroep was genormaliseerd en dat verdachte en aangeefster wel vaker bij elkaar in bed sliepen, al dan niet met ook andere vrienden. Niet geheel onvoorstelbaar is dat in deze setting, onder invloed van middelen, een in zekere mate intieme omgangsvorm ontstond, waarbinnen vriendschappelijke grenzen enigszins vervaagden.
In deze context vindt de rechtbank de handelingen van verdachte niet grensoverschrijdend. Indien er geen strijd is met de sociaal-ethische norm heeft een handeling van seksuele aard geen ontuchtig karakter.
Dat aangeefster, blijkens haar slachtofferverklaring op de terechtzitting, achteraf met een ander gevoel over de vriendschap met en de persoon van de verdachte terugkijkt op de gebeurtenissen, maakt dat niet anders.
Gelet op dit alles dient verdachte van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.