ECLI:NL:RBAMS:2021:7665

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
13/141346-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na diefstal met bedreiging van geweld

Op 3 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 mei 2021 in Amsterdam levensmiddelen en verzorgingsproducten heeft gestolen bij de Albert Heijn. De verdachte, geboren in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd en aanwezig tijdens de zitting. De officier van justitie, mr. F.E.A. Duyvendak, vorderde een ISD-maatregel van twee jaar, terwijl de verdediging instemde met deze eis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal onder bedreiging van geweld, maar sprak hem vrij van diefstal met geweld. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor diefstal en er was sprake van problematisch alcoholgebruik en een instabiele leefsituatie, wat het recidiverisico verhoogde. De rechtbank legde de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, met een tussentijdse toets na één jaar, en oordeelde dat de maatregel noodzakelijk was voor de bescherming van de maatschappij en om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/141346-21
Datum uitspraak: 3 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 3 september 2021 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was de raadsman van verdachte aanwezig, mr. P. Scholte.
Ook was op de zitting aanwezig mevrouw [naam 1] van de reclassering, namens mevrouw [naam 2] van de reclassering, om het reclasseringsadvies van 18 augustus 2021 toe te lichten. Mevrouw [naam 2] heeft het reclasseringsadvies opgesteld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.E.A. Duyvendak en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal met (bedreiging van) geweld op 30 mei 2021 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het aan verdachte tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring van de diefstal, maar heeft aangevoerd dat die niet gepaard is gegaan met (bedreiging van) geweld.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de aangifte van [naam beveiliger] , beveiliger van de Albert Heijn, de camerabeelden, de verklaring van getuige [naam getuige] acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 30 mei 2021 levensmiddelen en verzorgingsproducten heeft gestolen bij de Albert Heijn in Amsterdam.
Bedreiging met geweld
De rechtbank spreekt verdachte vrij van diefstal met geweld, maar vindt wel dat sprake is van diefstal onder bedreiging van geweld. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte zich heeft losgetrokken uit de greep van [naam beveiliger] . In de aangifte staat slechts vermeld dat verdachte probeerde los te komen en slaande bewegingen maakte in de richting van [naam beveiliger] . Getuige [naam getuige] verklaart dat verdachte de beveiliger ( [naam beveiliger] ) probeerde te slaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 30 mei 2021 te Amsterdam, levensmiddelen en verzorgingsproducten ter waarde van 222,52 euro, toebehorende aan Albert Heijn (filiaal [locatie] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [naam beveiliger] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door slaande bewegingen te maken in de richting van voornoemde [naam beveiliger] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte het bewezen feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank in haar vonnis opneemt dat er na één jaar een tussentijdse toets plaatsvindt waarbij wordt gekeken of het op dat moment nog noodzakelijk is om de maatregel voort te zetten.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging is het eens met de eis van de officier van justitie. Verdachte wil zich laten behandelen voor zijn alcoholverslaving in het kader van een ISD-maatregel.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft voor een aanzienlijk bedrag levensmiddelen en verzorgingsproducten gestolen bij de Albert Heijn en slaande bewegingen in de richting van de beveiliger gemaakt. Verdachte heeft door zijn handelen getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Ook heeft hij de beveiliger van de Albert Heijn schrik aangejaagd. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die naast overlast en schade ook hinder veroorzaken voor winkeliers. Uit het strafblad van verdachte van 10 augustus 2021 blijkt dat verdachte al vaak is veroordeeld voor diefstal. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden om opnieuw diefstallen te begaan.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 18 augustus 2021, opgemaakt door mevrouw [naam 2] , reclasseringswerker. Verdachte verbleef voornamelijk in Duitsland en reisde af en toe naar Nederland. Verdachte is vervolgens 10 maanden geleden naar Nederland gekomen om zich hier te vestigen. Hij beschikt niet over huisvesting en het ontbreekt hem aan adequate dagbesteding. Er lijkt sprake te zijn van problematisch alcoholgebruik en tevens zijn er problemen ten aanzien van de psychische gesteldheid van verdachte, waar hij – naar eigen zeggen – medicatie voor krijgt. De instabiele leefsituatie van verdachte verhoogt de kans op recidive. Er zijn geen beschermende factoren aanwezig in de leefsituatie van verdachte. Verdachte wil in Europa een bestaan opbouwen, hij wil echter niet terugkeren naar [geboorteland] . Naar eigen zeggen heeft hij daar geen sociaal netwerk en geen kans op werk gezien zijn criminele activiteiten in het verleden. Volgens informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is het verblijfsrecht reeds ingetrokken. Dit betekent dat verdachte geen bestaan meer kan opbouwen in Nederland. Ook zijn er voor verdachte geen structurele hulpverleningsmogelijkheden in Nederland, nu hij gezien zijn verblijfsstatus geen recht heeft op sociale voorzieningen. Hulpverlening is wel geïndiceerd om het ontstane delictpatroon te kunnen doorbreken. Het is echter niet mogelijk om inhoudelijke begeleiding dan wel behandeling binnen een ambulant forensisch kader te realiseren, gezien de beperkte hulpverleningsmogelijkheden die betrokkene geboden kunnen worden. Tevens hebben reeds opgelegde gevangenisstraffen niet geleid tot recidivevermindering. AMOC, De Regenboog Groep, kan verdachte een motiveringstraject aanbieden zodat hij uiteindelijk terugkeert naar het land van herkomst. Verdachte heeft echter aangegeven niet terug te willen keren naar [geboorteland] . Het Legers des Heils Jeugdbescherming & Reclassering ziet dan ook geen andere mogelijkheid dan het adviseren van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
Het reclasseringsrapport is op de zitting toegelicht door de deskundige, mevrouw [naam 1] . Verdachte heeft geen verblijfsrecht in Nederland en daarom geen recht op sociale voorzieningen. In de ISD-instelling is het doel terugkeer naar het land van herkomst, maar mogelijk zou dat in het geval van verdachte Duitsland kunnen worden. De reclassering kan geen inschatting maken of de ISD-maatregel voor één of twee jaar opgelegd zou moeten worden. Het traject wordt pas bepaald op het moment dat verdachte in de ISD-instelling zit.
Daar wordt een inschatting gemaakt van hoeveel tijd verdachte nodig zal hebben om van zijn verslaving af te komen. Ook zal de psychische gesteldheid van verdachte in worden onderzocht. Gelet op de bescherming van de maatschappij is een ISD-maatregel geëigend.
Het door de reclassering geschetste traject acht de rechtbank het meest kansrijk om het gevaar voor herhaling te beperken.
Oplegging van de ISD-maatregel
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet verdachte aan bepaalde voorwaarden voldoen die staan in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en in de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie. Zo moet verdachte een misdrijf hebben begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaart dat verdachte een diefstal heeft gepleegd, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook blijkt uit het strafblad van verdachte van 10 augustus 2021 dat verdachte in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een straf. Bovendien moeten de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van die eerder opgelegde vrijheidsbenemende straffen. Ook dit is het geval.
De rechtbank overweegt dat de primaire doelstelling van de ISD-maatregel ziet op de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive van verdachte. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen.
In het recente reclasseringsadvies wordt het risico op recidive hoog geacht. De rechtbank acht het recidiverisico ook hoog vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het ontbreken van voldoende financiële middelen om in zijn onderhoud te kunnen voorzien en de verslavingsproblematiek van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat, als hij niet wordt opgenomen in een ISD-instelling. Bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf heeft tot nu toe niet geleid tot het voorkomen van recidive. Begeleiding en toezicht door de reclassering gericht op terugdringen van recidive is goed niet uitvoerbaar vanwege zijn verblijfsstatus. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen om zijn overlastgevende gedrag te doen stoppen.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen.
Duur van de maatregel
Het is van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen en invulling te geven. In het geval van verdachte zal de ISD-maatregel gericht zijn op terugkeer naar het land van herkomst of Duitsland, mocht dat mogelijk zijn. Hoewel de maatregel derhalve niet zal bestaan uit een resocialisatie traject in Nederland, is met het regelen van een geslaagde terugkeer doorgaans ook de nodige tijd gemoeid. Daarnaast is onduidelijk hoeveel tijd de behandeling van de verslavingsproblematiek en eventuele andere problematiek in beslag zal nemen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daar niet van afgetrokken. Wel ziet de rechtbank aanleiding voor een tussentijdse toets na één jaar, zodat de rechtbank op dat moment kan beoordelen of voortzetting van de maatregel nog gewenst is.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de ondergane voorlopige hechtenis niet in mindering wordt gebracht op de duur van de maatregel.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 1 (één) jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 september 2021.
Bijlage I
Tenlastelegging [verdachte] .
Aan verdachte,
[verdachte], is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere levensmiddel(en) en/of verzorgingsproduct(en) (ter waarde van 222,52 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan winkelketen Albert Heijn (filiaal [locatie] ), in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen I. [naam beveiliger] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een of meer slaande beweging(en) te maken in de richting van voornoemde [naam beveiliger] en/of zich uit de greep van voornoemde [naam beveiliger] los te trekken.
Bijlage II
[…]