6.3.1.De verwerping van het verweer van de verdediging
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een eerder opgelegde ISD-maatregel er niet aan in de weg staat om feiten die aan die sanctieoplegging ten grondslag hebben gelegen wederom mee te tellen voor het opleggen van een nieuwe ISD-maatregel. In de wetsgeschiedenis staat hierover het volgende vermeld:
Wanneer een ISD-maatregel is opgelegd en is tenuitvoergelegd, en de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, kan hij andermaal tot een ISD-maatregel worden veroordeeld, als aan de daarvoor geldende vereisten is voldaan. Daarbij kan de eerdere ISD-veroordeling in aanmerking worden genomen. Artikel 38m, eerste lid, onderdeel 2°, staat er naar mijn oordeel niet aan in de weg dat eerdere veroordelingen die bij die eerdere ISD-veroordeling reeds in aanmerking zijn genomen, opnieuw in aanmerking worden genomen. Zulks is niet in strijd met fundamentele rechtsbeginselen. De verdachte pleegt een nieuw strafbaar feit, ondanks een eerdere ISD-veroordeling en eerdere veroordelingen. Als die eerdere veroordelingen vallen binnen de vereiste periode van vijf jaar, is aan het desbetreffende vereiste voldaan.”
De ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie houdt voor zover relevant in:
“In deze richtlijn worden de volgende definities gehanteerd:
(…)
c.
Een stelselmatige dader is een persoon die op grond van art. 38m Sr in aanmerking komt voor een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en die bovendien valt onder de in deze richtlijn gegeven definitie van een zeer actieve veelpleger.
De definities hebben betrekking op alle misdrijffeiten waarvoor een proces-verbaal is opgemaakt dat is ingestuurd aan het OM. Misdrijffeiten in een proces-verbaal die door het OM zijn afgedaan met een technisch sepot mogen niet worden meegeteld. Dat geldt ook voor misdrijffeiten waarvan de betrokkene is vrijgesproken. (…)
Als de veroordeelde na de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel opnieuw een misdrijf pleegt waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, kan opnieuw een ISD-maatregel worden gevorderd mede op grond van de eerdere veroordelingen. Het is dus niet zo dat de eerdere veroordelingen slechts één keer zouden mogen meetellen. Wel geldt dan opnieuw de voorwaarde dat de veroordelingen, waarvan de ISD-maatregel er dan één is, dateren van maximaal vijf jaar voorafgaand aan het nieuwe misdrijffeit en deze ook ten uitvoer zijn gelegd.”
Gelet op de wetsgeschiedenis en de ISD-richtlijn concludeert de rechtbank dat het niet bedoeling van de wetgever is geweest om na oplegging van de ISD-maatregel ‘de teller op nul te zetten’. Dit strookt ook niet met het karakter van de ISD-maatregel die mede is bedoeld om de maatschappij te beschermen tegen de door veelplegers veroorzaakte overlast.
Het ne bis in idem-beginsel ziet op het voorkomen van een dubbele berechting en bestraffing. De rechtbank laat zich in de huidige zaak niet opnieuw uit over de bewezenverklaring en/of strafoplegging ten aanzien van de feiten uit de zaken met parketnummers 13-741008-16 en 13-741116-15. Uit deze feiten wordt enkel het aantal politie- en justitiecontacten van verdachte van de afgelopen vijf jaren afgeleid om te bepalen of hij op dit moment is aan te merken als veelpleger. Daarmee is geen sprake van een nieuwe berechting. Artikel 68 Wetboek van Strafrecht en artikel 6 EVRM staan dus niet in de weg aan het wederom meetellen van de zaken 13-741008-16 en 13-741116-15 voor het opleggen van een nieuwe ISD-maatregel.
6.3.2.De oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en met bedreiging met geweld in de supermarkt. Winkeldiefstallen zijn zeer ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven. Verdachte heeft bij het stelen enkel oog gehad voor zijn eigen belang en zijn behoefte aan alcohol, voortkomend uit zijn overmatig alcoholgebruik. Toen de winkelmedewerkers hem wilden aanhouden heeft hij zich tegen hen verzet. Zij zijn geconfronteerd met fysiek en verbaal geweld en hebben zich bedreigd gevoeld. Dat maakt dat sprake is van een ernstig strafbaar feit.
Het advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Midden-Nederland van 19 januari 2021, opgemaakt door B. Westra. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
In het Vroeghulprapport van de reclassering (A. Ustasia,d.d. 11-11-2021) lezen wij de volgende conclusie:
"Uit een schrijven van het ISD Bureau van 10-11-2020 blijkt dat betrokkene voldoet aan zowel de harde als zachte criteria. Het voldoen aan de zachte criteria heeft te maken met zijn illegale status en de hierdoor ontstane onmogelijkheden voor de reclassering om betrokkene te begeleiden. Betrokkene kan geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. De heer [verdachte] komt regelmatig met politie en justitie in aanraking, zowel vanuit het onrechtmatig in Nederland zijn als het plegen van vermogensdelicten. Uit rapportage halen wij dat betrokkene zich niet meewerkend opstelt ten aanzien van een vrijwillige terugkeer naar zijn land van herkomst; ook niet gedurende de periode dat hij de (vreemdelingen) ISD-maatregel opgelegd had gekregen. Tevens zijn in het verleden enkele instanties die ongedocumenteerden bijstaan bij de heer [verdachte] betrokken geweest, onder andere in het kader van vrijwillige terugkeer. De hulpverlening kwam niet op gang, omdat betrokkene specifieke wensen had ten aanzien van huisvesting en dagbesteding, waaraan niet tegemoet kon worden gekomen."
Ondergetekende ziet op geen enkele manier een mogelijkheid om een tot een andere constatering te komen dan wat haar collega, mw. Ustasia, tijdens de vroeghulp stelt (en vele collega’s voor haar eveneens deden). De status van betrokkene is en blijft onrechtmatig en daardoor zijn er geen mogelijkheden om betrokkene te helpen in het verbeteren van zijn leefomstandigheden in Nederland. Ook al wordt de noodzaak hiertoe wel gezien. Betrokkene kan feitelijk geen aanspraak maken op sociale voorzieningen (huisvesting, inkomen, werk), beschikt niet over een ziektekosten-verzekering en kan in principe ieder moment uitgezet worden. Dit alles zorgt ervoor dat er geen mogelijkheden zijn voor de reclassering om het recidiverisico te verlagen of ook maar enigszins een helpende hand te bieden. Zelfs niet in het geval
wanneer betrokkene zelf zeer gemotiveerd zou zijn om zaken aan te pakken.
Een ISD-vreemdelingenmaatregel lijkt in die zin ‘de beste van de slechtste’ mogelijkheden te bieden om betrokkene een toekomstperspectief te bieden. Zeker nu betrokkene onlangs zou hebben aangegeven dat hij wil meewerken aan terugkeer naar [alias land van herkomst] . Vanuit de ISD kan betrokkene dan vanuit een beschermde omgeving ondersteund worden in zijn terugkeer, waar de verwachting bestaat dat betrokkene, eenmaal in afwachting van zijn uitplaatsing weer teruggekeerd op straat, opnieuw zal
vervallen in middelengebruik en ‘overlevingsstrategieën’, zoals het plegen van diefstallen. Voor zowel de maatschappij als betrokkene zelf wordt dit zeer onwenselijk geacht.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting L. Bijkerk, reclasseringswerker, verbonden aan het Leger des Heils te Utrecht, als deskundige gehoord. Haar verklaring houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Ik denk dat hulp zinvol zou zijn, maar juist wegens het ontbreken van een verblijfstitel en het inreisverbod kan geen hulp worden geboden, omdat verdachte geen recht heeft op sociale voorzieningen. Als reclasseringstoezicht zou worden opgelegd is dat alleen mogelijk voor de duur van de forensische titel. Dat zou verdachte valse hoop geven, want dan is hij na een of twee jaar weer terug bij af, omdat er geen voorzieningen zijn. Tijdens de ISD-maatregel kan verdachte in beschermde setting worden ondersteund bij zijn terugkeer naar [alias land van herkomst] . Dit is de enige, meest menselijke optie die wij vanuit de reclassering kunnen bieden. Terugkeer is mogelijk als verdachte wil meewerken. In de vreemdelingen-ISD is het doel toe te werken naar terugkeer, maar verdachte kan tijdens de ISD-maatregel ook ondersteuning krijgen bij zijn alcoholprobleem. Diagnostiek maakt ook altijd onderdeel uit van de ISD-maatregel, althans een analyse van eventuele problematiek.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de e-mails van Dienst Terugkeer & Vertrek van 8 en 9 februari 2021, opgemaakt door [naam] . Deze e-mails houden - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in:
Betrokkene kan terugkeren als hij eigenhandig een brief schrijft naar de autoriteiten van [alias land van herkomst] . Deze ontvang ik en ik stuur deze door naar mijn collegae van de Directie Internationale Aangelegenheden. Zij worden vervolgens uitgenodigd voor een gesprek en krijgen dan een reisdocument. Ook kan betrokkene terugkeren met het IOM, Internationale Organisatie Migratie. Hij kan dan vertrekken op een “vrijwillige” basis. Hij dient zich dan in te schrijven bij het IOM en het IOM gaat de Consul benaderen met het verzoek een reisdocument voor betrokkene af te geven. Daarna wordt betrokkene vanuit alwaar hij is gedetineerd of op vreemdeling-rechtelijke gronden verblijft, gebracht naar Schiphol. Daar wordt hij opgehaald door het IOM en het IOM brengt hem naar de gate en wacht totdat hij in het vliegtuig is gestapt. Vervolgens krijgt de DT&V een terugkoppeling dat betrokkene is vertrokken.
[…]
Met betrekking tot het schrijven van een brief, dat betrokkene wil terugkeren naar [alias land van herkomst] , stuurt de DT&V deze brief, voor betrokkene, door naar de autoriteiten met het verzoek om betrokkene te presenteren. Is de vreemdeling gepresenteerd dan wordt de aanvraag doorgestuurd naar [alias land van herkomst] , voor onderzoek, en dan moeten wij, de DT&V, wachten op een antwoord dan wel nationaliteitsbevestiging met afgifte LP(de rechtbank begrijpt: laissez-passer)
.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. In rubriek 4 is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van 13 januari 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het tenlastegelegde meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Tijdens de maatregel kan worden gewerkt aan de problematiek van verdachte. Het opleggen van de ISD-maatregel is dus niet uitsluitend bedoeld om verdachte uit te zetten of te motiveren tot een vrijwillige terugkeer naar het land van herkomst.
Het is van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Ten eerste dient de maatschappij voor langere tijd te worden beschermd tegen het strafbare gedrag van verdachte. Ten tweede verwacht de rechtbank dat het voorbereiden van verdachte op terugkeer naar zijn land van herkomst tijd zal kosten. Ten slotte is aan verdachte in 2016 een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van één jaar. Desondanks heeft verdachte wederom strafbare feiten gepleegd. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank merkt op dat de ISD-maatregel vroegtijdig kan worden beëindigd indien terugkeer voor het einde van de maatregel kan worden gerealiseerd. De rechtbank ziet geen reden om reeds nu een tussentijdse toets te bepalen, nu de noodzaak daarvan onvoldoende is gebleken.