Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure in de hoofdzaak
- de dagvaarding van Burgy van 15 mei 2020 met producties;
- het tussenvonnis van 12 augustus 2020 waarin de vordering van [gedaagde in 20-541 / eiseres in 20-972] tot oproeping van RvA c.s. in vrijwaring is toegewezen;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde in 20-541 / eiseres in 20-972] van 23 september 2020;
- het tussenvonnis van 16 juni 2021; en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 november 2021.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van [gedaagde in 20-541 / eiseres in 20-972] van 15 september 2020 met producties;
- de conclusie van antwoord van RvA c.s. van 27 januari 2021 met producties;
- het tussenvonnis van 16 juni 2021; en
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 november 2021.
3.De feiten
(…)
(…) Namens [gedaagde in 20-541 / eiseres in 20-972] verzoek ik u dan ook om af te wijken van de hoofdregel dat hoger beroep wordt ingesteld door het indienen van een memorie van grieven en [gedaagde in 20-541 / eiseres in 20-972] in staat te stellen om (inhoudelijke) grieven naar voren te brengen tegen het eindvonnis in de zaak Burgy (…), nadat (eind)vonnis is gewezen in het hoger beroep in de zaak [tegen de installateur, rechtbank] (…).
(…) In reactie op het verzoek als neergelegd in deze brief, deel ik u het volgende mee. Het verzoek van mr. Niermeijer zal, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, om proceseconomische redenen worden gehonoreerd. Dat betekent dat mr. Niermeijer wel tijdig moet appelleren, doch dat hem voor het nemen van de memorie van grieven een nadere termijn zal worden gegund welke zal worden bepaald op uiterlijk vier weken na de datum waarop het appelvonnis in het geschil [gedaagde in 20-541 / eiseres in 20-972] /[installateur, rechtbank] (…) wordt gewezen. (…)”
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
(…)
€ 1.086,00(2 punten × € 543,00)
€ 1.086,00(2 punten × € 543,00)
6.De beslissing
29 december 2021.