ECLI:NL:RBAMS:2021:7627

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
9557252 WM VERZ 21-3738
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan een kentekenhouder in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de kentekenhouder, betrokkene, in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De sanctie was opgelegd wegens een verkeersgedraging waarbij betrokkene als bromfietser niet de rijbaan zou hebben gebruikt. De gedraging vond plaats op 3 juli 2020. De gemachtigde van betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld, omdat het voertuig ten tijde van de gedraging verhuurd zou zijn. De gemachtigde voerde aan dat de verhuur niet correct was weergegeven in de facturen en dat er geen kosten in rekening waren gebracht voor de rit, die om promotionele redenen gratis was aangeboden.

De kantonrechter heeft de argumenten van de gemachtigde overwogen en vastgesteld dat er geen huurovereenkomst tot stand was gekomen, omdat er geen tegenprestatie was. De kantonrechter oordeelde dat de kentekenhouder aansprakelijk was voor de sanctie, ongeacht wie het voertuig bestuurde. De verzoeken van de gemachtigde om het beroep gegrond te verklaren en om proceskostenvergoeding werden afgewezen. De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat de verzoeken van de gemachtigde niet werden ingewilligd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. B.T. Beuving
zaaknummer: 9557252 WM VERZ 21-3738
beslissing van: 16 december 2021
func.: 925
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 16 december 2021 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[gemachtigde]

(verder: gemachtigde)

welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 17 juni 2021 en is gericht tegen de beslissing van 24 mei 2021 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene.

[betrokken bedrijf] B.V.

[adres 2]
(verder: betrokkene)

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 26 augustus 2020 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft de gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 16 december 2021. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde is ter zitting. Namens betrokkene zijn dhr. [betrokkene 1] en dhr. [betrokkene 2] ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten als bromfietser niet de rijbaan gebruiken. De gedraging is op 3 juli 2020 om 21:17 uur aan de [adres 1] , ter hoogte van nummer [huisnummer] , te [plaats] geconstateerd.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder aan dat het voertuig ten tijde van de gedraging verhuurd was. Bij verweerder heeft de gemachtigde al uitleg gegeven over de facturen van betrokkene en dat deze onjuiste verhuurtijden aangeeft (twee uur verschil). Verweerder heeft het beroep ongegrond verklaard nu de vermeende gedraging niet zou hebben plaatsgevonden ten tijde van de verhuur. Gemachtigde legt een tweede bestand over, zijnde ritgegevens, met de exacte begin- en eindtijd. De factuur zelf bevat geen kenteken maar de bijlage welke is meegestuurd wel. Gelet op het vorenstaande verzoekt de gemachtigde de kantonrechter het beroep gegrond te verklaren en de inleidende beschikking te vernietigen. Voorts verzoekt de gemachtigde om proceskostenvergoeding.
4. Het volgende wordt overwogen.
Ingevolge artikel 5 van de Wahv wordt de sanctie opgelegd aan de kentekenhouder indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven en niet aanstonds is vastgesteld wie de bestuurder is. Hiervan is in het onderhavige geval sprake. De kentekenhouder is dan aansprakelijk voor de sanctie ongeacht de vraag wie het voertuig bestuurde.
Dit is op grond van artikel 8 Wahv anders wanneer een voor een termijn van maximaal drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd, waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig was.
Uit hetgeen ter terechtzitting is besproken volgt dat er voor deze rit geen kosten in rekening zijn gebracht bij de huurder. Het betreft een gratis rit van 30 minuten, welke om promotionele redenen door betrokkene aan de klant is aangeboden. De gedraging heeft plaatsgevonden binnen die 30 minuten. Op grond van artikel 7:201 lid 1 BW is een huurovereenkomst, de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie. Van het bestaan van een tegenprestatie is niet gebleken. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende vaststaat dat er een huurovereenkomst tussen betrokkene en een derde tot stand is gekomen.
De in artikel 8 Wet administratiefrechtelijke handhaving (Wahv) genoemde omstandigheden doen zich in de onderhavige zaak niet voor. Derhalve is betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk voor de opgelegde sanctie.

Ten aanzien van proceskostenvergoeding bij de kantonrechter:

Gelet op de uitkomst van de procedure wordt voor een toekenning van een kostenvergoeding, zoals door betrokkene verzocht, geen aanleiding gezien.
5. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:

- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst de door gemachtigde verzochte vergoeding van de proceskosten af.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.