Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank behandelde het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan betrokkene, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een nagebootste stoornis, PTSS en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag was betrokkene slechts gedeeltelijk in staat om zich te uiten, wat leidde tot de conclusie dat zij zorg nodig heeft om haar geestelijke en fysieke gezondheid te stabiliseren.
De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg goedgekeurd, waaronder het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiting, toezicht, en het onderzoeken van kleding en woonruimte. Een specifiek punt van discussie was de mogelijkheid om betrokkene tijdelijk de toegang tot de kliniek te ontzeggen, wat de rechtbank als proportioneel en doelmatig beschouwde, gezien het ontwrichtende gedrag van betrokkene.
De rechtbank concludeerde dat de verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat voldaan is aan de criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging. De zorgmachtiging werd verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 1 december 2022. Deze beschikking werd mondeling gegeven door rechter G.M. Beunk en is op 21 december 2021 schriftelijk uitgewerkt.