Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoeren van 18,15 kilogram cocaïne. De zaak kwam ter terechtzitting op 8 december 2021, waar de officier van justitie, mr. R. Willemsen, de bewezenverklaring van de tenlastelegging vorderde. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het vervoeren van cocaïne op 7 september 2021 te Amsterdam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een ander, opzettelijk de cocaïne had vervoerd, wat blijkt uit de omstandigheden waaronder de drugs in een koffer in een verborgen ruimte van een voertuig werden aangetroffen. De verdachte had verklaard dat hij de koffer had opgehaald voor een onbekende Albanees, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het vervoeren van de cocaïne en dat hij zich niet verantwoordelijk had getoond voor zijn daden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de ernst van het feit. Daarnaast werden verschillende voorwerpen, waaronder de koffer en de bestelauto, verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. G.H. Marcus, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2021.