ECLI:NL:RBAMS:2021:760

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
AMS 20/1050
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningseisen voor exploitanten van raamprostitutiebedrijven in Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 24 februari 2021, wordt de rechtszaak behandeld tussen De Nieuwe Start B.V. en de Burgemeester van Amsterdam over de vergunningseisen voor raamprostitutiebedrijven. De gemeente Amsterdam heeft extra eisen gesteld aan de exploitanten van raambordelen, die volgens de eisers in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn. De rechtbank oordeelt dat de vergunningvoorschriften niet in strijd zijn met deze richtlijn en dat de burgemeester gerechtigd was om deze voorschriften te stellen. De eisers, die zowel exploitanten als sekswerkers zijn, hebben bezwaar gemaakt tegen de voorschriften die aan hun exploitatievergunningen zijn verbonden. De rechtbank behandelt verschillende gronden van beroep, waaronder de eis van maximale werktijden, de verplichting tot het voeren van intakegesprekken en de eisen rondom bedrijfsadministratie. De rechtbank concludeert dat de voorschriften gerechtvaardigd zijn en de evenredigheidstoets kunnen doorstaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de geldigheid van de vergunningseisen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/1050
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

De Nieuwe Start B.V. en anderen 1,

gevestigd te Amsterdam,
eisers (gemachtigden: mr. M. Kashyap en mr. L. Heijnen-Bos),
en

De Burgemeester van Amsterdam,

verweerder
(gemachtigden: mrs. M. Boermans, S. Haavekost en R. de Boer).
Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2018 (het primaire besluit I) heeft verweerder de exploitatievergunningen van eisers voor het exploiteren van raamprostitutiebedrijven ambtshalve verlengd tot 1 september 2019. Hierbij heeft verweerder een aantal voorschriften gesteld.
Eisers hebben hiertegen bezwaar ingesteld.
Op 19 maart 2019 heeft verweerder een aanvullend besluit (het primaire besluit II) genomen waarbij twee vergunningvoorschriften zijn gewijzigd.
Bij besluit van 8 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2020.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Waar gaat deze procedure over?
1. In deze uitspraak gaat het om vergunningen aan exploitanten voor het exploiteren van raamprostitutiebedrijven. Eisers zijn zowel exploitanten van raambordelen als sekswerkers. Sekswerkers huren kamers bij deze exploitanten. Eisers zijn het niet eens met een aantal voorschriften die aan de exploitatievergunningen zijn verbonden. De vraag die voorligt is of verweerder deze voorschriften mocht stellen.
1. Voor een volledige lijst van eisers zie bijlage I.
Wat ging aan deze procedure vooraf?
2. Over de voorschriften verbonden aan de exploitatievergunningen is al eerder geprocedeerd. Dit heeft geleid tot de uitspraken van 1 augustus 20172 en 29 september 20173 van deze rechtbank. Uiteindelijk heeft de Afdeling4 bij uitspraak van 29 augustus 20185 het hoger beroep van verweerder gegrond verklaard, de uitspraken van de rechtbank vernietigd, de besluiten herroepen en vernietigd. Voor een compleet overzicht verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 29 augustus 2018 (hierna: de Afdelingsuitspraak).
Besluitvorming
3. Bij het primaire besluit I is de geldigheidsduur van de exploitatievergunningen ambtshalve verlengd tot 1 september 2019. Hierbij zijn, naar aanleiding van de uitspraken van de rechtbank, bestaande voorschriften gewijzigd en nieuwe voorschriften toegevoegd. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Tijdens de hoorzitting van 29 juni 2018 is besloten om de behandeling van het bezwaar aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling.
4. Bij het primaire besluit II zijn, naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak, twee vergunningvoorschriften aangepast. De eis van het voeren van intake- en vervolggesprekken is opnieuw ingevoerd. Verder dient een niet tot de persoon herleidbare bedrijfsadministratie beschikbaar te zijn voor de toezichthouders.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers deels gegrond en deels ongegrond verklaard. De primaire besluiten zijn gewijzigd zoals aangegeven in het advies van de bezwaarcommissie. Ook is een deel van de motivering aangevuld.
6. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De gronden van beroep richten zich op diverse voorschriften. De rechtbank zal de gronden van eisers bespreken per voorschrift.
Oordeel van de rechtbank
7. Veel van de gronden van eisers zien op de vraag of de gestelde voorschriften in strijd zijn met de Dienstenrichtlijn6, omdat deze voorschriften een beperking zijn van het vrij verrichten van diensten binnen de Europese Unie. De Afdeling7 heeft in de hiervoor genoemde uitspraak reeds per voorliggend voorschrift beoordeeld of de burgemeester redelijkerwijs heeft kunnen concluderen dat het voorschrift geschikt is om het nagestreefde doel te bereiken, of het voorschrift niet verder gaat dan nodig is om dat doel te bereiken en of dat doel niet met andere, minder beperkende maatregelen kan worden bereikt. De rechtbank ziet geen aanleiding om zich nogmaals uit te laten over deze voorwaarden. De rechtbank zal hierna per beroepsgrond beoordelen in hoeverre de Afdeling zich al over de voorwaarde heeft uitgelaten en, voor zover dit niet het geval is, de voorwaarde aan de hand van de genoemde criteria toetsen.
De eis van maximale werktijden
8.1.
Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat het voorschrift waarbij een maximum wordt gesteld aan de werktijden van de sekswerkers niet evenredig is. Volgens eisers groeit het besef dat dit soort voorschriften, die de werkmogelijkheden voor sekswerkers aanzienlijk beperken, stigmatiserend werken. Juist daardoor dragen dergelijke voorschriften bij aan misstanden. Eisers verwijzen hierbij naar de Memorie van Toelichting (MvT) bij het wetsvoorstel regulering sekswerk en naar diverse onderzoeken waaruit dit zou blijken. De sekswerkers ervaren hinder van dit voorschrift. Dit voorschrift grijpt verregaand in het vrije ondernemerschap van de sekswerker. Verder stellen eisers dat de incidentele uitzondering op de eis dat maximaal elf uur per dag / zes dagen per week achtereen een kamer aan een sekswerker verhuurd mag worden niet duidelijk en niet ondubbelzinnig is. Nergens in het beleid is omschreven wanneer sprake kan zijn van een dergelijk incidenteel geval. Hierdoor is deze regeling in strijd met de Dienstenrichtlijn.
8.2.
De rechtbank overweegt dat het voorschrift dat exploitanten kamers maximaal zes dagen per week en elf uur per dag aan een sekswerker mogen verhuren tot doel heeft uitbuiting en mensenhandel te voorkomen. Hiermee wordt een dwingende reden van algemeen belang nagestreefd. Uit de Afdelingsuitspraak volgt dat dit voorschrift geschikt is om dat doel te bereiken en dat dit voorschrift de evenredigheidstoets kan doorstaan. Het voorschrift is volgens de Afdeling een gerechtvaardigde beperking van het vrij verrichten van diensten en is niet in strijd met de Dienstenrichtlijn.8 De door eisers aangehaalde rapporten en de MvT maken dit niet anders. Zowel de internetconsultatie als het WODC rapport waar eisers naar verwijzen zijn van voor de Afdelingsuitspraak. Ten aanzien van de MvT overweegt de rechtbank dat het hier nog gaat om een wetsvoorstel en het is onzeker of het voorstel ook in deze vorm wordt aangenomen. Voorts blijkt uit het wetsvoorstel niet dat er geen maximale werktijden mogen worden gesteld.
8.3.
Verder merkt de rechtbank op dat, in tegenstelling tot wat eisers hebben aangevoerd, zij niet inziet dat het stellen van deze maximale werktijden stigmatiserend werkt, reeds gelet op het feit dat per dag een groot aantal uren en per week een groot aantal dagen gewerkt mag worden. Dat dit voorschrift de werkmogelijkheden van de sekswerkers aanzienlijk zou beperken volgt de rechtbank dus niet. Overigens werken de meeste exploitanten met twee shifts van elf uur. Daar heeft verweerder aansluiting bij gezocht.9
8.4.
De conclusie is en blijft dus dat het voorschrift dat een exploitant kamers maximaal zes dagen per week en elf uur per dag aan een sekswerker mag verhuren de evenredigheidstoets kan doorstaan. Het voorschrift is een gerechtvaardigde beperking van het vrij verrichten van diensten. Deze grond slaagt niet.
8 Zie rechtsoverweging 5.3.
9 Zie rechtsoverweging 5.3 in ECLI:NL:RVS:2018:2856.
Maximale werktijden: is de incidentele afwijkingsmogelijkheid duidelijk en ondubbelzinnig?
8.5.
Ten aanzien van de stelling van eisers dat de incidentele afwijkingsmogelijkheid niet duidelijk en niet ondubbelzinnig is, overweegt de rechtbank dat de Afdeling zich hierover ook al heeft uitgelaten in de uitspraak van 29 augustus 2018. De rechtbank ziet geen reden om hier nu anders over te oordelen. Dat incidenteel van het maximaal aantal te werken dagen kan worden afgeweken, maakt - zoals de Afdeling al heeft bepaald - niet dat het voorschrift op zichzelf beschouwd niet aan deze eis voldoet. Dat hierbij niet is omschreven wat incidenteel is, ligt in de rede. Dat betekent namelijk dat, zoals verweerder ook heeft toegelicht, het juist gaat om gevallen die niet van tevoren duidelijk zijn en die niet regelmatig terugkeren.
8.6.
De conclusie is dat de incidentele afwijkingsmogelijkheid voldoende duidelijk en ondubbelzinnig is. Deze grond slaagt niet.
Intake en zelfredzaamheid van de sekswerker
9.1.
Eisers hebben zich op het standpunt gesteld dat verweerder niet zonder meer kan verwijzen naar de Afdelingsuitspraak. De Afdeling heeft namelijk in de uitspraak van
29 augustus 2018 niets gezegd over de zelfredzaamheidstoets. Van de exploitanten kan niet worden verwacht dat zij een dergelijke toets uitvoeren. Zij zijn hier immers niet deskundig genoeg voor. Het voorschrift is dan ook niet evenredig.
9.2.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling in de uitspraak van 29 augustus 2018 het volgende heeft overwogen10:
“ Het doel van het intakegesprek is blijkens het voorgaande dat de exploitant zich ervan vergewist dat de sekswerker zelfredzaam is. Een sekswerker die verminderd zelfredzaam is, is eerder slachtoffer van mensenhandel, uitbuiting of andere strafbare feiten, zoals het tegen de zin verrichten van seksuele handelingen, dan een zelfredzame sekswerker. Met het intakegesprek wordt een dwingende reden van algemeen belang nagestreefd, met name het voorkomen en bestrijden van mensenhandel en uitbuiting.
De Afdeling is anders dan de rechtbank van oordeel dat de burgemeester redelijkerwijs kon concluderen dat het intakegesprek een geschikt middel is om die doelen na te streven. Anders dan de exploitanten hebben aangevoerd, wordt van hen niet verwacht dat zij vaststellen of waarborgen dat sekswerkers geen slachtoffer zijn van dwang of uitbuiting. Artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, van de APV legt op de exploitanten een vergewisplicht. De tekst van de APV-bepaling is leidend. De toelichting op deze bepaling legt geen verdergaande verplichting op. Indien de exploitant signalen mist, betekent dit niet meteen dat de burgemeester de exploitatievergunning kan intrekken. Het gaat erom dat de exploitant in het kader van de zelfredzaamheid niet verwijtbaar signalen van dwang en uitbuiting mist.
[…]
Het voorschrift is geschikt om bij te dragen aan het nagestreefde doel en gaat evenmin verder dan noodzakelijk. Zoals hiervoor is overwogen, is het om te kunnen concluderen dat een sekswerker slachtoffer is van mensenhandel vaak nodig om verschillende signalen te combineren. Een exploitant heeft in het kader van zijn toezichtstaak dagelijks contact met de sekswerker. Ook binnen zijn toezichthoudende taak kan hij signalen opvangen. Bovendien mocht de burgemeester zich op het standpunt stellen dat een intakegesprek door een andere instantie, bijvoorbeeld de GGD of de politie, geen minder verstrekkend alternatief is. Dat alternatief is zowel voor de sekswerker als de exploitant belastend en mogelijk afschrikkend. Verder gaat de informatie- en kennismakingsfunctie verloren indien de intake door een ander dan de exploitant wordt uitgevoerd.
De conclusie is dat het intakegesprek de evenredigheidstoets kan doorstaan en een gerechtvaardigde beperking is van het vrij verrichten van diensten. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.”
10 Zie rechtsoverweging 7.2.
9.3.
Anders dan eisers stellen, heeft de Afdeling zich dus wel degelijk uitgelaten over de zelfredzaamheidstoets als onderdeel van het intakegesprek. Ook heeft de Afdeling geoordeeld dat het intakegesprek, inclusief de zelfredzaamheidstoets, evenredig is en een gerechtvaardigde beperking is van het vrij verrichten van diensten. In hetgeen eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan de Afdeling. Deze grond slaagt niet.
De eis dat bij een noodsituatie iemand binnen enkele minuten ter plekke moet zijn
10.1.
Volgens eisers is het voorschrift dat iemand bij een noodsituatie binnen enkele minuten ter plekke moet zijn, in strijd met artikel 10, tweede lid, van de Dienstenrichtlijn. Het voorschrift is niet duidelijk en niet ondubbelzinnig. Verder is het niet vooraf openbaar bekend gemaakt. Uit het beleid blijkt dat er hulp ter plekke moet zijn. Dit is een inspanningsverplichting. Door het voorschrift zodanig in te vullen dat de exploitant zelf ter plekke moet zijn, voldoet het voorschrift niet aan de eisen van duidelijkheid en ondubbelzinnigheid. Dit valt immers niet uit het beleid af te leiden. Ook is het voorschrift niet evenredig. Er is sprake van een verkapte 12-minutennorm, die juist door zowel de rechtbank als de Afdeling onevenredig is bevonden. Het doel, hulp ter plekke, kan ook op een minder verstrekkende manier worden bereikt.
10.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het voorschrift dat bij een noodsituatie ‘iemand’ binnen enkele minuten ter plekke moet zijn, verschilt van het voorschrift dat de ‘exploitant’ binnen twaalf minuten lopend ter plaatste aanwezig moet zijn als een toezichthouder een overtreding constateert. Van dit laatste voorschrift is zowel door de rechtbank als de Afdeling geoordeeld dat het voorschrift verder gaat dan strikt noodzakelijk is.11 Het verschil is, zoals verweerder ook heeft toegelicht, gelegen in de omstandigheden wanneer de exploitant aanwezig moet zijn. Bij het huidige voorschrift gaat het om een noodsituatie, terwijl het in het vorige voorschrift ging om bereikbaarheid van de exploitant voor toezichthouders. Er is dan ook geen sprake van een verkapte twaalf minuten-eis.
10.3.
De rechtbank is van oordeel dat dit voorschrift geschikt en noodzakelijk is om het doel te verwezenlijken en evenredig is. Het doel van dit voorschrift is het voorkomen dat sekswerkers en hun klanten slachtoffers worden van strafbare feiten. Dit is een dwingende reden van algemeen belang. Ook is het voorschrift geschikt om het doel te bereiken. De rechtbank is van oordeel dat het voorschrift ook niet verder gaat dan strikt noodzakelijk. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het in noodsituaties van belang is dat iemand snel ter plaatste is die zowel de sekswerker als de situatie ter plekke goed kent. Deze persoon kan hulpdiensten de benodigde informatie verstrekken. Verder heeft verweerder toegelicht dat er ook ruimte is om niet zelf ter plaatste te zijn in geval van nood maar dat ook iemand anders kan worden aangewezen die de situatie goed kent. Suggesties en of ideeën hoe dit doel op een andere, minder ingrijpende manier kan worden bereikt zijn niet naar voren gebracht door eisers.
11 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling rechtsoverwegingen 8 en 9.
10.4.
Verder is de rechtbank van oordeel dat dit voorschrift voldoende duidelijk en ondubbelzinnig van aard is. Er is omschreven dat in noodsituaties iemand ter plekke moet zijn. Daarbij heeft verweerder terecht opgemerkt dat dit voorschrift al sinds 2013 in de beleidsregels staat en dus niet nieuw is.
10.5.
De conclusie is dat het binnen enkele minuten aanwezig moeten zijn in het geval een noodsituatie de evenredigheidstoets kan doorstaan en een gerechtvaardigde beperking is van het vrij verrichten van diensten. De grond slaagt niet.
Toezichtrondes
11.1.
Eisers hebben aangevoerd dat het voorschrift dat regelmatig toezichtrondes moeten worden gelopen, getoetst is aan nog niet vastgesteld en gepubliceerd beleid. Vergunningvoorschriften dienen vooraf openbaar bekend te zijn. Ook zijn de nieuwe voorschriften niet voldoende duidelijk en niet ondubbelzinnig. Het is niet duidelijk hoeveel toezichtrondes nodig zijn.
11.2.
Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de eis zoals die eerst was geformuleerd, namelijk dat er vier keer per shift een ronde moest worden gelopen, is losgelaten. Eisers zijn, volgens verweerder in de praktijk hier ook al van op de hoogte. Het is aan de exploitanten om in de bedrijfsplannen aan te geven hoeveel rondes zij nodig achten. Dit wordt door verweerder beoordeeld.
11.3.
De rechtbank stelt vast dat in de uitspraken van 1 augustus 2017 en 29 september 2017 is geoordeeld dat het lopen van toezichtrondes geschikt is om een dwingende reden van algemeen belang te bereiken en ook evenredig is.12 Daar is destijds geen hoger beroep tegen ingesteld. De rechtbank ziet geen reden om daar nu anders over te oordelen.
11.4.
Het klopt dat verweerder in het bestreden besluit heeft verwezen naar het nieuwe beleid ten aanzien van toezicht en dat dit beleid ten tijde van het bestreden besluit nog niet gepubliceerd was. Dit maakt echter niet dat dit voorschrift niet voldoende kenbaar was en daarmee in strijd zou zijn met de Dienstenrichtlijn. Immers, ook in het oude beleid stond vermeld dat de exploitant zelf moet aangeven op welke manier voldoende toezicht kan worden gehouden en dat er toezichtrondes moeten worden gelopen. Het in het bestreden besluit nieuw geformuleerde voorschrift is in lijn met het oude beleid en daarmee voldoende kenbaar. Deze grond slaagt niet.
Fysieke aanwezigheidsplicht
12.1.
Eisers hebben verder aangevoerd dat onder het nieuwe beleid een vergaande fysieke aanwezigheid wordt opgelegd. De rechtbank stelt vast dat de fysieke aanwezigheid van de exploitanten nu niet als een voorschrift aan de vergunning is verbonden. Dat dit mogelijk in de toekomst gaat veranderen, is voor deze procedure niet van belang. Deze grond slaagt niet.
12 Zie rechtsoverwegingen 69 tot en met 71 van de uitspraak van 1 augustus 2017.
Dagelijkse paspoortcontrole
13.1.
Volgens eisers is het voorschrift dat de exploitant dagelijks de paspoorten van de die dag werkzame sekswerkers controleert in strijd met de Dienstenrichtlijn. Het is niet evenredig om het doel, het voorkomen van mensenhandel, te bereiken. Het doel kan ook met minder vergaande maatregelen, bijvoorbeeld steekproefsgewijze controles, worden bereikt. Daarbij wordt het door de sekswerkers als erg stigmatiserend ervaren om dagelijks het paspoort te tonen.
13.2.
Het dagelijks controleren van de paspoorten van de sekswerkers heeft als doel om uitbuiting en mensenhandel tegen te gaan. Dit is een dwingende reden van algemeen belang. Ook is het voorschrift geschikt om het doel te bereiken. Het is immers algemeen bekend dat slachtoffers van mensenhandel vaak niet beschikken over hun paspoort om op die manier te voorkomen dat ze weglopen. De rechtbank is van oordeel dat het voorschrift niet verder gaat dan strikt noodzakelijk. Beoogd wordt immers te bereiken dat de sekswerkers vrij over hun paspoort kunnen beschikken zonder afhankelijkheid van een ander. Indien geen dagelijkse controle plaatsvindt, ontstaat de kans dat sekswerkers niet vrij over hun paspoort kunnen beschikken. Ten aanzien van het als stigmatiserend ervaren van de dagelijkse paspoortcontrole door de sekswerkers merkt de rechtbank op dat het feit dat ze dit als zodanig ervaren nog niet maakt dat het voorschrift ook echt stigmatiserend is. Het voorschrift kan de evenredigheidstoets doorstaan en is een gerechtvaardigde beperking van het vrij verrichten van diensten.
Bedrijfsadministratie
14.1.
Volgens eisers is het voorschrift dat zij een administratie moeten voeren conform de eisen zoals gesteld bij of krachtens artikel 3.31 van de APV in strijd met de Dienstenrichtlijn, het motiveringsbeginsel en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ook is er sprake van een onjuiste belangenafweging en is het voorschrift niet evenredig.
14.2.
Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat eisers vanuit hun bedrijfsvoering al een administratie moeten voeren. Verweerder eist alleen dat voor verweerder een afgeleide van de al bestaande administratie beschikbaar is, namelijk een geanonimiseerde versie van de administratie.
14.3.
De rechtbank stelt vast dat naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling het voorschrift is gewijzigd in ‘De exploitant is verplicht een administratie te voeren conform de eisen zoals gesteld in artikel 3.31 van de APV (inclusief de verslagen van de intake- en vervolggesprekken); voor de toezichthouders dient een niet tot de persoon herleidbare bedrijfsadministratie beschikbaar te zijn. Dit verschilt met de situatie die heeft geleid tot de uitspraak van 29 augustus 2018. Daar was de bedrijfsadministratie niet geanonimiseerd.
14.4.
Anders dan eisers stellen, volgt niet uit de Afdelingsuitspraak 2018 dat verweerder helemaal niet mag eisen dat de bedrijfsadministratie wordt overgelegd. Artikel 3.31 van de APV is door de Afdeling onverbindend verklaard voor zover daarin wordt vereist bijzondere persoonsgegevens op te nemen in de bedrijfsadministratie. Uit de uitspraak volgt dat geen tot de persoon herleidbare bijzondere persoonsgegevens mogen worden opgenomen in de administratie die aan verweerder wordt overgelegd. Door van eisers te eisen dat zij hun administratie anonimiseren voordat die aan verweerder wordt overgelegd, is verweerder hiermee aan de uitspraak van de Afdeling tegemoet gekomen.
14.5.
De rechtbank is van oordeel dat het voorschrift niet in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Het voorschrift heeft als doel mensenhandel tegen te gaan. Dit is een dwingende reden van algemeen belang. Daarbij is het voorschrift geschikt om het doel te bereiken, namelijk het geeft verweerder de mogelijkheid om te controleren of eisers zich wel houden aan de andere voorschriften. Het voorschrift gaat ook niet verder dan noodzakelijk om het doel te bereiken. Verweerder kan niet op een andere manier controleren of eisers zich houden aan de andere voorschriften. Dat eisers nu extra handelingen moeten verrichten om een geanonimiseerde administratie op te stellen, maakt nog niet dat het voorschrift niet evenredig is.
14.6.
Verder is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van strijd met de AVG. Eisers moeten immers een geanonimiseerde bedrijfsadministratie aan verweerder overleggen. Het is dan ook niet voor de toezichthouders herleidbaar om welke sekswerkers het gaat.
14.7.
Ook deze grond slaagt niet.
Conclusie
15. De door verweerder gestelde voorschriften zijn niet in strijd met de Dienstenrichtlijn of andere regelgeving. Het beroep is dan ook ongegrond
16. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, voorzitter, en mr. R.B. Kleiss en mr.
L.H. Waller, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE I – Overzicht eisers
Exploitanten
• De Nieuwe Start B.V.
• [bedrijf 1]
• [bedrijf 2]
• [bedrijf 3]
• [bedrijf 4]
• [bedrijf 5]
De Nieuwe Start B.V.
Naam
Nationaliteit
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 2]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 3]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 5]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 5]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 3]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 5]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 3]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 5]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 6]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 1]
[bedrijf 1]
Naam
Nationaliteit
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
Onbekend
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 7]
[bedrijf 3]
Naam
Nationaliteit
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 9]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 8]
[bedrijf 4]
Naam
Nationaliteit
[naam]
[nationaliteit 10]
[naam]
[nationaliteit 11]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 4]
[naam]
[nationaliteit 7]
[bedrijf 5]
Naam
Nationaliteit
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 12]
[naam]
[nationaliteit 13]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 10]
[naam]
Onbekend
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 7]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 14]
[naam]
[nationaliteit 14]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 5]
[naam]
[nationaliteit 14]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 1]
[naam]
[nationaliteit 8]
[naam]
[nationaliteit 8]
BIJLAGE II – WETTELIJK KADER
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Artikel 56
In het kader van de volgende bepalingen zijn de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt
Artikel 2
1. Deze richtlijn is van toepassing op de diensten van dienstverrichters die in een lidstaat zijn gevestigd.
[…] Artikel 4
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
[…]
2) „dienstverrichter": iedere natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of iedere rechtspersoon in de zin van artikel 48 van het Verdrag, die in een lidstaat is gevestigd en een dienst aanbiedt of verricht;
[…]
8) „dwingende redenen van algemeen belang": redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; waaronder de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, staatsveiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;
[…] Artikel 9
1. De lidstaten stellen de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunningstelsel, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter;
b) de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn.
[…] Artikel 10
1. Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.
2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:
a. a) niet-discriminatoir;
b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) evenredig met die reden van algemeen belang;
d) duidelijk en ondubbelzinnig;
e) objectief;
f) vooraf openbaar bekendgemaakt;
g) transparant en toegankelijk. […]
Privacyrichtlijn, zoals deze ten tijde van belang luidde
Artikel 1 Onderwerp van de richtlijn
1. De Lid-Staten waarborgen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, inzonderheid van het recht op persoonlijke levenssfeer.
[…]
Artikel 2 Definities
In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a. a) "persoonsgegevens", iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, hierna "betrokkene" te noemen; als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificatienummer of van een of meer specifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn of haar fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit;
[…]
Artikel 8 Verwerkingen die bijzondere categorieën gegevens betreffen
1. De Lid-Staten verbieden de verwerking van persoonlijke gegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, of het lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, alsook de verwerking van gegevens die de gezondheid of het seksuele leven betreffen.
2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer:
a. a) de betrokkene uitdrukkelijk heeft toegestemd in een dergelijke verwerking, tenzij in de wetgeving van de Lid-Staat is bepaald dat het in lid 1 bedoelde verbod niet door toestemming van de betrokkene ongedaan kan worden gemaakt; of
b) de verwerking noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de verplichtingen en de rechten van de voor de verwerking verantwoordelijke inzake arbeidsrecht, voor zover zulks is toegestaan bij de nationale wetgeving en deze adequate garanties biedt; of
c) de verwerking noodzakelijk is ter verdediging van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon indien deze lichamelijk of juridisch niet in staat is van zijn instemming te getuigen; of
d) de verwerking wordt verricht door een stichting, een vereniging, of enige andere instantie zonder winstoogmerk die op politiek, levensbeschouwelijk, godsdienstig of vakbondsgebied werkzaam is, in het kader van hun gerechtvaardigde activiteiten en met de nodige garanties, mits de verwerking uitsluitend betrekking heeft op de leden van de stichting, de vereniging of de instantie of op de personen die in verband met haar streefdoelen regelmatige contacten met haar onderhouden, en de gegevens niet zonder de toestemming van de betrokkenen aan derden worden doorgegeven; of
e) de verwerking betrekking heeft op gegevens die duidelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt of noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een recht in rechte.
[…]
4. Mits passende waarborgen worden geboden, mogen de Lid-Staten om redenen van zwaarwegend algemeen belang bij nationale wet of bij een besluit van de toezichthoudende autoriteit nog andere afwijkingen naast die bedoeld in lid 2 vaststellen.
[…] Gemeentewet Artikel 149
De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Artikel 151a
1. De raad kan een verordening vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
[…]
APV
Paragraaf 4.1 Prostitutiebedrijven
Artikel 3.27 Exploitatie van een prostitutiebedrijf
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een prostitutiebedrijf te exploiteren.
2. Het is verboden een prostitutiehotel te exploiteren.
Artikel 3.28 Bedrijfsplan
1. Bij het indienen van een aanvraag om een vergunning voor een prostitutiebedrijf wordt naast het aanvraagformulier een bedrijfsplan overgelegd, waarin het bedrijfsbeleid wordt beschreven ten aanzien van de hygiëne, de gezondheid, het zelfbeschikkingsrecht, de zelfredzaamheid, de veiligheid en de arbeidsomstandigheden van de in het bedrijf werkzame prostituees, alsmede de veiligheid en de gezondheid van klanten.
2. Uit het bedrijfsplan blijkt in ieder geval:
a. welke maatregelen de exploitant neemt om te voorkomen dat in het bedrijf prostituees werkzaam zijn die het slachtoffer zijn van mensenhandel of andere vormen van uitbuiting;
b. welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de in het bedrijf werkzame prostituees voldoende zelfredzaam zijn;
c. welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de in het bedrijf werkzame prostituees niet worden verplicht tot het verrichten van seksuele handelingen tegen hun wil en tot het gebruik van drugs of tot het nuttigen van alcoholhoudende dranken;
d. welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de in het bedrijf werkzame prostituees klanten kunnen weigeren;
e. welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat er voldoende toezicht plaatsvindt op het prostitutiebedrijf;
f. welke maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de gezondheid en veiligheid van klanten voldoende wordt beschermd;
g. dat de geneeskundige zorg en voorlichting met betrekking tot beroepsgerelateerde ziektes ten behoeve van de prostituees beschikbaar is;
h. dat gewaarborgd is dat de prostituees vrij worden gelaten in het contact met organisaties die van belang zijn voor hun lichamelijke of geestelijke gezondheid en
i. onder welke arbeids- en verhuurvoorwaarden de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees werken, waaronder in ieder geval de minimale en maximale verhuurperiode en de verhuurprijzen.
3. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van hetgeen in het bedrijfsplan wordt opgenomen.
4. Als de exploitant het bedrijfsplan wil wijzigen, doet hij hiervan vooraf mededeling aan de burgemeester. De wijziging wordt als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt.
Artikel 3.29 Eisen aan de exploitant en de leidinggevende
1. De exploitant en de leidinggevende van een prostitutiebedrijf:
a. staan niet onder curatele of bewind en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht;
b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag en
c. hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot hetgeen onder slecht levensgedrag als bedoeld in het eerste lid onder b wordt verstaan.
Artikel 3.30 Verplichtingen van de exploitant en de leidinggevende
1. De exploitant en de leidinggevende dragen er zorg voor dat:
a. in het prostitutiebedrijf geen prostituees werkzaam zijn die slachtoffer zijn van mensenhandel of van andere vormen van uitbuiting;
b. met iedere prostituee een intakegesprek wordt gevoerd, waarbij de exploitant zich ervan dient te vergewissen dat de prostituee voldoende zelfredzaam is;
c. vermoedens van mensenhandel of andere vormen van uitbuiting worden gemeld bij de politie;
d. in het bedrijf uitsluitend prostituees werkzaam zijn die gerechtigd zijn tot het verrichten van arbeid, in het bezit zijn van een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel en die, voor zover zij daartoe verplicht zijn, zijn ingeschreven in het handelsregister;
e. in het bedrijf geen prostituees werkzaam zijn die de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet hebben bereikt;
f. de voorwaarden waaronder de prostituees werkzaam zijn, schriftelijk worden vastgelegd en de prostituees daarvan een voor ontvangst getekende kopie ontvangen en
g. de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs zelf hun werktijden kunnen bepalen.
2. De exploitant en de leidinggevende dragen er zorg voor dat de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees geen overlast voor de omgeving veroorzaken, artikel 2.12, vierde lid niet overtreden en de openbare orde niet verstoren.
3. De exploitant en leidinggevende dragen er zorg voor dat klanten en prostituees niet het slachtoffer kunnen worden van strafbare feiten.
4. De exploitant en de leidinggevende dragen er zorg voor dat het bedrijfsplan wordt nageleefd.
5. De exploitant en de leidinggevende houden voldoende toezicht gedurende de openingstijden van het prostitutiebedrijf.
6. De exploitant en de leidinggevende doen wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.
7. De exploitant en de leidinggevende dragen er zorg voor dat de Hygiënerichtlijnen voor seksinrichtingen van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid worden nageleefd.
8. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de in eerste tot en met zevende lid bedoelde verplichtingen.
Artikel 3.31 Bedrijfsadministratie
1. De exploitant draagt er zorg voor dat een actuele bedrijfsadministratie wordt bijgehouden waarin in ieder geval gegevens zijn opgenomen van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de verhuuradministratie en afschriften van getekende intakeformulieren.
2. De exploitant en de leidinggevende dragen er zorg voor dat de bedrijfsadministratie van de laatste drie maanden in het bedrijf beschikbaar is voor toezichthouders en opsporingsambtenaren.
3. De exploitant draagt er zorg voor dat de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard.
4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van de bedrijfsadministratie.
Artikel 3.32 Bijzondere weigeringsgronden
1. De burgemeester weigert een vergunning als:
a. de exploitant of de leidinggevende niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 3.29 gestelde eisen;
b. het prostitutiebedrijf niet in een gebouw wordt gevestigd;
c. het prostitutiebedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning tot woningonttrekking als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet is verleend of
d. een geschiktheidsverklaring als bedoeld in hoofdstuk 6A van de Bouwverordening ontbreekt.
2. De burgemeester kan een vergunning weigeren als:
a. naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het prostitutiebedrijf of de openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het prostitutiebedrijf;
b. naar zijn oordeel onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant of de leidinggevende de bij of krachtens artikel 3.30 en 3.31 gestelde verplichtingen zal naleven;
c. naar zijn oordeel het bedrijfsplan als bedoeld in artikel 3.28 onvoldoende garanties geeft voor de bescherming van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees of niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 3.28 gestelde regels;
d. een eerdere vergunning voor de exploitatie van het prostitutiebedrijf is ingetrokken of het prostitutiebedrijf met toepassing van artikel 2.10 of artikel 3.37 van deze verordening dan wel artikel 13b van de Opiumwet is gesloten of
e. in het prostitutiebedrijf een escortbedrijf is gevestigd waarvan een eerdere vergunning is ingetrokken of dat met toepassing van artikel 2.10 of artikel 3.49 van deze verordening dan wel artikel 13b van de Opiumwet is gesloten.
3. Bij de toepassing van de in het tweede lid, onder a, genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
a. het karakter van de straat en de wijk waarin het prostitutiebedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
b. de aard van het prostitutiebedrijf en de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse blootstaat en
c. bijzondere gebruiksfuncties in de omgeving van het prostitutiebedrijf die zich niet verdragen met de aanwezigheid van het prostitutiebedrijf.
Artikel 3.33 Leidinggevende
1. Als de exploitant niet alleen voor het toezicht in het prostitutiebedrijf zorgt dan wel daarvoor niet of in onvoldoende mate kan zorgen, wordt op de vergunning vermeld wie leidinggevende is in het bedrijf.
2. De exploitant doet de burgemeester onmiddellijk mededeling van een wijziging van leidinggevenden in het bedrijf.
Artikel 3.34 Openingstijden raamprostitutiebedrijf
1. Het is verboden een raamprostitutiebedrijf voor bezoekers geopend te houden of daarin bezoekers toe te laten op andere tijdstippen dan van 08.00 tot 06.00 uur.
2. Het is de bezoeker van een prostitutiebedrijf verboden zich daarin te bevinden buiten de vastgestelde openingstijden.
Artikel 3.35 Afwijkende openingstijden prostitutiebedrijf
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, de veiligheid, de gezondheid, de bescherming van prostituees, of ter voorkoming of beperking van overlast de openingstijden van een prostitutiebedrijf beperken.
Artikel 3.36 Bijzondere intrekkingsgronden
1. De burgemeester kan een vergunning voor een prostitutiebedrijf intrekken als:
a. in het bedrijf prostituees werkzaam zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
b. in het bedrijf prostituees werkzaam zijn die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, of die niet voldoen aan de in artikel 3.30, eerste lid onder d, genoemde eisen;
c. aannemelijk is dat in het bedrijf prostituees werkzaam zijn die het slachtoffer zijn van mensenhandel, dan wel onvoldoende zelfredzaam zijn;
d. de exploitant of leidinggevende niet langer voldoet aan de bij of krachtens artikel 3.29 gestelde eisen;
e. het bedrijfsplan onvoldoende garanties geeft voor de bescherming van de prostituees of niet voldoet aan bij of krachtens artikel 3.28 gestelde regels;
f. de exploitant of de leidinggevende het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3.30, 3.31, 3.33, tweede lid, 3.34 of 3.38 niet of onvoldoende naleeft;
g. in het prostitutiebedrijf strafbare feiten plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de orde of veiligheid in of om het prostitutiebedrijf;
h. de openbare orde of het woon- en leefklimaat nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het prostitutiebedrijf;
i. in strijd wordt gehandeld met door het college gestelde nadere regels als bedoeld in artikel 3.39;
j. de exploitant of de leidinggevende het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;
k. in het prostitutiebedrijf een escortbedrijf is gevestigd waarvan de vergunning is ingetrokken dan wel dat met toepassing van artikel 2.10 of artikel 3.37 van deze verordening dan wel artikel 13b van de Opiumwet is gesloten;
Artikel 3.37 Sluiting prostitutiebedrijf
1. De burgemeester kan de sluiting van een prostitutiebedrijf bevelen als het belang van de bescherming van de prostituees, de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid dat naar zijn oordeel vereist.
2. De burgemeester trekt het bevel tot sluiting in als naar zijn oordeel geen van de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting vereist.
Artikel 3.38 Adverteren
1. De exploitant of de leidinggevende van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat in advertenties voor het bedrijf de naam van het bedrijf en het nummer van de exploitatievergunning worden vermeld.
2. Het is de exploitant of de leidinggevende van een prostitutiebedrijf verboden in advertenties onveilige seks aan te bieden of daarin te garanderen dat de in het bedrijf werkzame prostituees vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
Artikel 3.39 Nadere regels
1. Het college kan voor prostitutiebedrijven nadere regels stellen in het belang van de vrijheid, de veiligheid, de gezondheid of de arbeidsomstandigheden van de prostituees, de volksgezondheid, het voorkomen van strafbare feiten, het voorkomen of beperken van overlast of het voorkomen van aantasting van het woon- en leefklimaat.
2. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van prostituees.