ECLI:NL:RBAMS:2021:7486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
13/236061-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot jeugddetentie en taakstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

Op 3 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie 3. De verdachte, geboren in 2002, werd op 31 augustus 2021 in Amsterdam aangehouden met een geladen pistool en bijbehorende munitie. Tijdens de zitting op 19 november 2021 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. I. Barendregt, en de verdediging door mr. S. Ben Tarraf.

De rechtbank oordeelde dat het bewijs, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van de opsporingsambtenaren, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank besloot het adolescentenstrafrecht toe te passen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn ontwikkeling naar volwassenheid. De officier van justitie had een jeugddetentie van 90 dagen geëist, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk 45 dagen jeugddetentie op, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren.

De rechtbank motiveerde de strafoplegging door te wijzen op de ernst van het feit en de risico's die het voorhanden hebben van een vuurwapen met zich meebrengt, vooral in het licht van de toename van vuurwapengeweld in Amsterdam. De verdachte werd ook onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank besloot dat de verdachte niet terug hoefde naar de gevangenis, maar dat de opgelegde straf voldoende was om de verdachte te corrigeren en recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/236061-21 (Promis)
Datum uitspraak: 3 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2021. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Barendregt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S. Ben Tarraf naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich samen met een ander op 31 augustus 2021 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie 3.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage 1 bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gelet op het aantreffen van het wapen en de verklaring van verdachte gerekwireerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt – net als de officier van justitie en de raadsman – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie 3, zoals omschreven in rubriek 4. Nu verdachte dit feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:

1.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 november 2021;

2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 15274741 van 31 augustus 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer verbalisant] , doorgenummerde pagina’s 32-37;
3.
Een proces-verbaal van onderzoek met nummer 2021175342 van 1 september 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , doorgenummerde pagina’s 38-40.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 31 augustus 2021 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een pistool, merk: CZ, model: 27, kaliber: 7,65mm, synoniem .32 ACP, en munitie van categorie III, te weten één of meerdere patro(o)n(en) , kaliber: 7,65mm, synoniem .32 ACP, merk: GECO, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat ten aanzien van verdachte het adolescentenstrafrecht (verder: jeugdstrafrecht) zal worden toegepast. Zij heeft verder gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, waarvan 75 dagen voorwaardelijk (met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht), met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. Aan deze proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 12 november 2021. Het gaat dan om een meldplicht, een locatiegebod met elektronische monitoring, ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachte, het volgen van onderwijs, meewerken aan schuldhulpverlening en ambulante begeleiding.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman heeft verdachte de kans van zijn leven gekregen toen de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden heeft geschorst. Het ging destijds niet goed met verdachte en hij heeft de kans met beide handen aangegrepen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de elektronische monitoring dient te worden beperkt in tijd en in totaal niet meer dan 6 maanden zou mogen duren, nu dit een ingrijpende maatregel is waar verdachte nu al veel last van heeft. Daarom moet de elektronische monitoring worden beperkt tot een periode van drieënhalve maand na het vonnis. De taakstraf van 100 uur is juist goed voor verdachte. Wel heeft de raadsman de rechtbank verzocht het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie te beperken tot 30 dagen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het wapen was bovendien ook geladen met munitie en lag open en bloot in de kamer van verdachte. Niet alleen worden vuurwapens gebruikt bij het plegen van strafbare feiten, dit soort wapens kunnen in de handen van jeugdigen zoals verdachte tot zeer gevaarlijke situaties leiden en vormen een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving. Daarbij komt dat juist in Amsterdam sprake is van een zorgwekkende toename van vuurwapengeweld, wat weer zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij heeft geprobeerd het geladen vuurwapen voor de politie te verstoppen op de vensterbank.
De rechtbank heeft op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 19 november 2021 gezien dat verdachte eerder een geldboete heeft gekregen voor het bezit van een verboden steekwapen. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
Daarnaast heeft de rechtbank het reclasseringsrapport van 12 november 2021, opgesteld door de heer [persoon] , gelezen. De reclassering maakt zich zorgen over het sociaal netwerk van verdachte. Hij is beïnvloedbaar, kan lastig nee zeggen en impulsief handelen. Daarnaast is er sprake van schuldenproblematiek. Volgens de reclassering zijn dit risicoverhogende factoren. De reclassering rapporteert dan ook dat er een risico bestaat dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen. Aan de andere kant zijn er ook beschermende factoren, zoals de opleiding die verdachte volgt en het feit dat zijn omgeving gedragsverandering ondersteunt.
In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis staat verdachte al onder toezicht van de reclassering. Dit toezicht is net gestart, waardoor de reclassering nog weinig informatie over het verloop van het toezicht kan geven. De reclassering is voorzichtig positief. Samen met de toezichthouder heeft verdachte een aantal doelen op papier gezet en duidelijke afspraken gemaakt. Volgens de reclassering is verdachte goed bereikbaar, staat verdachte in goed contact met de TOP600 regisseur, geeft verdachte openheid van zaken en houdt verdachte zich aan de tijden van elektronische monitoring. Die monitoring biedt verdachte steun, omdat het hem structuur geeft.
De reclassering komt tot het advies dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Volgens de reclassering lijkt verdachte nog volop in ontwikkeling naar volwassenheid. Verdachte wordt hierbij ondersteund door beide ouders en lijkt ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding van hen. Daarnaast is het belangrijk dat hij zijn school afmaakt. De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een locatiegebod (met elektronische monitoring), ambulante behandeling, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , het volgen van onderwijs, meewerken aan schuldhulpverlening en ambulante begeleiding (IFA-traject).
Adolescentenstrafrecht
Verdachte is meerderjarig en in beginsel is dan het volwassenenstrafrecht van toepassing. Bij volwassenen die jonger zijn dan 23 jaar kan de rechtbank echter het jeugdstrafrecht van toepassing verklaren als zij daartoe grond ziet in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Uit de informatie van de reclassering van 12 november 2021 blijkt dat verdachte weliswaar meerderjarig is, maar dat hij nog volop in ontwikkeling is naar volwassenheid. Hij is beïnvloedbaar, handelt impulsief en kan mogelijk de gevolgen van dat handelen niet overzien. De rechtbank ziet dat bij verdachte pedagogische beïnvloeding nog mogelijk is en dat verdachte daarbij gebaat is. Hij wordt ondersteund door zijn ouders, werkt mee met begeleiding en hij gaat nog naar school. De rechtbank ziet, gelet op het reclasseringsrapport en de geschetste persoonlijkheid van verdachte aanleiding om in deze zaak op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toe te passen.
Strafoplegging
De rechtbank stelt voorop dat het plegen ernstige strafbare feiten als het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, in principe een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de oriëntatiepunten die de Nederlandse strafrechters hebben vastgesteld voor verdachten die een straf opgelegd krijgen volgens het jeugdstrafrecht (LOVS jeugd). Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes werken. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het door de reclassering uitgebrachte advies heeft de rechtbank echter besloten verdachte niet meer terug te sturen naar de gevangenis. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal de positieve ontwikkeling van verdachte doorkruisen. De rechtbank vindt dat, ook uit oogpunt van recidivebeperking, niet wenselijk.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend is, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dat betekent dat verdachte niet meer terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank legt aan verdachte jeugddetentie van 45 dagen op, waarvan 30 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De ernst van het feit brengt met zich dat daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 100 uren dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet tevens aanleiding bijzondere voorwaarden te koppelen aan de proeftijd. Gelet op de bij verdachte spelende problematiek bestaat het risico dat hij opnieuw strafbare feiten zal plegen. Om dat risico te verminderen zal de rechtbank aan verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals door de reclassering geadviseerd met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte geen contact mag hebben met medeverdachte [medeverdachte] , nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van medeplegen komt. Voor wat betreft de elektronische monitoring heeft de rechtbank de belangen van verdachte en het belang van recidivebeperking tegen elkaar afgewogen en komt tot het oordeel dat na de veroordeling met een periode van maximaal drie maanden kan worden volstaan.
Gelet op de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Verdovende Middelen, omschrijving: G6094505, betreft 0.42 kg wiet;
2 1 STK Pistool, omschrijving: 6094457, CZ;
3 1 STK Patroon, omschrijving: g6094458, koper, merk: browning.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: het pistool en de patroon, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de verdovende middelen die aan verdachte toebehoren, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen
36b, 36c, 36d, 63, 77aa, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en
26 en 55 van de Wet wapens en munitie

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
45 (vijfenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Veroordeelde moet zich na de eerste oproep daartoe na het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij Reclassering Nederland, op het adres [adres 2] . Veroordeelde moet zich blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Veroordeelde moet gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt aan elektronische controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 3] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De elektronische controle duurt na onherroepelijk worden van het vonnis maximaal 3 maanden, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
3. Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. Veroordeelde moet zorgen voor een structurele en zinvolle dagbesteding. Veroordeelde vervolgt zijn huidige opleiding aan het [naam school] .
5. Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
6. Veroordeelde moet zijn medewerking verlenen aan ambulante begeleiding van Levvel of een soortgelijke zorgverlener. Veroordeelde moet zich melden op de intake voor het starten van een IFA-traject (Intensieve Forensische Zorg).
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf,van
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 50 dagen.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1 1 STK Verdovende Middelen, omschrijving: G6094505, betreft 0.42 kg wiet;
2 1 STK Pistool, omschrijving: 6094457, CZ;
3 1 STK Patroon, omschrijving: g6094458, koper, merk: browning.
Opheffing van het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. A.A. Spoel en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2021.
[.]