7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft meerdere vuurwapens en munitie voorhanden gehad (zaak A). Het voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich. Daarbij komt dat juist in Amsterdam sprake is van een zorgwekkende toename van vuurwapengeweld.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een afpersing (zaak B). Een dergelijk feit is ernstig, niet alleen omdat het materiële schade oplevert voor het slachtoffer, maar het is algemeen bekend dat een dergelijke straatroof gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen.
Volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 19 en 20 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het adolescentenstrafrecht (hierna: jeugdstrafrecht) worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of als de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
Bij de vraag of in deze zaak het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 7 november 2021. Hierin is opgenomen dat bij verdachte geen aanwijzingen zijn voor cognitieve beperkingen en dat verdachte een leeftijd overeenkomstige indruk maakt. Pedagogische beïnvloeding lijkt niet meer aan de orde en interventies vanuit het jeugdstrafrecht zijn een gepasseerd station. Geadviseerd is daarom om bij verdachte het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Tijdens de zitting zijn de persoonlijke omstandigheden van verdachte verder toegelicht. Verdachte wil zijn VCA diploma halen, zodat wanneer hij in vrijheid wordt gesteld hij direct in de bouw kan beginnen. Ook wenst verdachte meer tijd met zijn dochter door te brengen.
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft aangegeven zijn leven op de rit te willen krijgen en dingen zelf te willen gaan doen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte ook middels het volwassenen reclasseringstoezicht met bijbehorende interventies de hulp kan worden geboden die hij nodig heeft om zijn leven verder op te bouwen en het risico op recidive te beperken.
Alles afwegende zal de rechtbank de officier van justitie en het advies van de reclassering volgen en toepassing geven aan het volwassenenstrafrecht.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank heeft hiervoor aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Voornoemde uitgangspunten geven bij een straatroof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt. Bij het voorhanden hebben van vuurwapens is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden In strafverzwarende zin heeft de rechtbank daarbij rekening gehouden met de lokale vuurwapenproblematiek in Amsterdam en de omstandigheid dat verdachte meerdere vuurwapens voorhanden heeft gehad. Een van die wapens lag bovendien in een kamer waar zijn jongere broertje ook verbleef.
Ook het strafblad van verdachte, waaruit is gebleken dat verdachte in de afgelopen vijf jaar eerder voor een diefstal met geweld is veroordeeld, heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van voornoemd reclasseringsadvies. Hierin is opgenomen dat bij verdachte sprake is van financiële problematiek. Verdachte heeft geen dagbesteding en lijkt geen adequate keuzes te kunnen maken om stabiliteit op te bouwen, ondanks de betroken hulpverlening. De kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal begaan is door de reclassering als hoog ingeschat. De reclassering heeft daarom geadviseerd om bij een bewezenverklaring aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden van een meldplicht, ambulante behandeling, een locatiegebod met elektronische controle, een contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan het verkrijgen van een dagbesteding.
De rechtbank ziet in voornoemd reclasseringsadvies aanleiding om een deel van de straf in voorwaardelijke zin op te leggen. De rechtbank zal daarbij aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met [medeverdachte 1] , nu verdachte van het ten laste gelegde medeplegen is vrijgesproken.
Anders dan door de officier van justitie is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, aangezien verdachte niet degene is geweest die de geweldshandelingen heeft gepleegd en de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten ziet om een hoog recidive risico voor geweldsdelicten bij verdachte aanwezig te achten. Aldus is niet voldaan aan de vereiste dreiging voor de onaantastbaarheid van het lichaam, nodig om dadelijke uitvoerbaarheid te kunnen gelasten.
.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal daaraan de voornoemde bijzondere voorwaarden verbinden.