ECLI:NL:RBAMS:2021:7463

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
13/165426-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel en voortzetting van de tenuitvoerlegging

De Rechtbank Amsterdam heeft op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel die eerder aan de veroordeelde was opgelegd. De ISD-maatregel was op 9 oktober 2020 voor de duur van twee jaren opgelegd aan de veroordeelde, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De raadsman van de veroordeelde heeft op 23 oktober 2021 verzocht om een tussentijdse toetsing, met het argument dat de voortzetting van de maatregel niet meer noodzakelijk is, omdat er binnen de instelling geen behandeling is die aansluit bij de problematiek van de veroordeelde. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder een verslag van de tussentijdse toetsing en een medisch verslag, en heeft de officier van justitie, de veroordeelde en zijn raadsman gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen en de maatschappij te beschermen. De veroordeelde heeft weliswaar stappen in de goede richting gezet, maar zijn verblijfsstatus in Nederland is onrechtmatig en hij kan momenteel geen reguliere arbeid verrichten. De deskundige heeft bevestigd dat het recidivegevaar nog steeds aanwezig is, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Het verzoek van de veroordeelde om beëindiging van de maatregel is afgewezen, en de rechtbank heeft besloten dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

BESLISSING
Parketnummer: 13/165426-20 (tussentijdse toetsing)
De rechtbank Amsterdam heeft op 9 oktober 2020 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende in [detentieplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 9 oktober 2020 waarin aan veroordeelde de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren is opgelegd;
  • het verzoek tot tussentijdse toetsing van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel ex artikel 6:6:14, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering van de veroordeelde en zijn raadsman, mr. S. Guman, van 23 oktober 2021, inclusief bijlagen, bestaande uit onder meer uit een medisch verslag betreffende veroordeelde en getuigschriften die veroordeelde in de penitentiaire inrichting heeft behaald;
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 10 november 2021, en:
  • een verslag tussentijdse toetsing ISD betreffende veroordeelde van 7 december 2021, opgemaakt door [persoon 1] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur van [detentieplaats] ( [afdeling pi 1] ), en [persoon 2] , casemanager ISD van [detentieplaats] ( [afdeling pi 1] ).
De rechtbank heeft op 9 december 2021 de officier van justitie, mr. J. Geurts, veroordeelde en zijn raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam, op de openbare terechtzitting gehoord. Daarnaast is de deskundige [persoon 2] , verbonden aan [detentieplaats] , via een videoverbinding op de openbare terechtzitting gehoord.

2.Beoordeling

Verzoek
De raadsman van veroordeelde heeft op 23 oktober 2021 verzocht om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel. Veroordeelde is namelijk van mening dat voortzetting van de maatregel niet meer noodzakelijk is, nu er binnen de instelling geen sprake is van een behandeling die op de problematiek van veroordeelde is toegesneden. De ISD-maatregel komt dan neer op een kale detentie. Daar komt bij dat er geen sprake meer is van recidivegevaar, omdat veroordeelde van zijn verslaving af is en zijn kansen op de arbeidsmarkt vergroot heeft door het behalen van certificaten. Het verzoek strekt er dan ook toe de ISD-maatregel te beëindigen.
Verloop van het ISD-traject
Uit voornoemd verslag tussentijdse toetsing ISD betreffende veroordeelde blijkt onder meer het volgende. Op 11 december 2020 is de ISD-maatregel van veroordeelde aangevangen. Op 8 juli 2021 heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) het EU-verblijfsrecht van veroordeelde beëindigd. Door dit besluit is het verblijf van veroordeelde in Nederland onrechtmatig. Namens veroordeelde is een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van de IND en een verzoek om een voorlopige voorziening bij de vreemdelingenkamer van de rechtbank. Zowel op het bezwaarschrift als op het verzoekschrift tot het treffen van een voorlopige voorziening is nog niet beslist. Aangezien het verzoekschrift nog ter beoordeling bij de rechtbank ligt, zal de Nederlandse overheid tijdelijk geen gebruik maken van de bevoegdheid tot uitzetting. Zowel het bezwaarschrift als het verzoek om een voorlopige voorziening genereren overigens niet een rechtmatig verblijf in Nederland. . Veroordeelde heeft aangegeven niet te willen terugkeren naar [land van herkomst] ; hij ziet alleen een toekomst in Nederland voor zich.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat er tegen veroordeelde een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door [land van herkomst] . De overlevingszaak is op 9 december 2021 behandeld door de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam.
Uit het verslag blijkt voorts dat veroordeelde vanwege zijn verblijfstatus in eerste instantie in een ISD-traject voor vreemdelingen in het strafrecht (hierna: [afdeling pi 1] ) is geplaatst in de penitentiaire inrichting [naam pi] , locatie [afdeling pi 2] . Gelet op de verslavingsproblematiek van veroordeelde ten aanzien van verdovende middelen, is hij in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan vaktherapie op het gebied van verslavingszorg van de Stichting [naam stichting] . Op 3 november 2021 is veroordeelde overgeplaatst naar [detentieplaats] , omdat hij verliefd was geworden op een medewerker. Hierdoor is het traject bij Stichting [naam stichting] niet afgerond. Veroordeelde zou openstaan om het traject in [detentieplaats] weer op te pakken en mogelijk af te ronden. Veroordeelde heeft bij alle urinecontroles die bij hem in detentie zijn afgenomen, negatief getest op de aanwezigheid van verdovende middelen.
Het advies van [detentieplaats] is om de ISD-maatregel voort te zetten. Veroordeelde is niet meewerkend aan terugkeer naar zijn land van herkomst ( [land van herkomst] ). Door de
verblijfsrechtbeëindiging is het verblijf van veroordeelde in Nederland onrechtmatig, kan hij geen aanspraak maken op enige sociale voorzieningen en is een opname voor hem in Nederland niet
haalbaar. Veroordeelde zegt in Nederland te willen en kunnen werken, maar lijkt geen rekening te houden met zijn verblijfsstatus. [detentieplaats] verwacht dat het recidiverisico nog onverminderd aanwezig is.
Advies van de deskundige
De deskundige [persoon 2] heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Volgens de deskundige is het lastig om de verslaving van veroordeelde te beoordelen gezien de korte periode die hij in de penitentiarie inrichting [detentieplaats] verblijft. Gelet op de huidige verblijfsstatus van veroordeelde kan hij op dit moment niet aan het werk in Nederland, maar mag hij enkel de beslissing op het bezwaar en het verzoek op de voorlopige voorziening afwachten. Nu de interventies nog niet zijn afgerond, is het recidivegevaar groot. Indien de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet, maar zijn overlevering naar [land van herkomst] ook wordt toegestaan, wordt erop ingezet dat veroordeelde de interventies binnen het ISD-traject in Nederland kan doorlopen voordat hij feitelijk wordt overgeleverd. Op deze manier zal de re-integratie van veroordeelde in [land van herkomst] zo succesvol als mogelijk verlopen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. Veroordeelde heeft een aantal stappen in de goede richting gezet. Gelet op de omstandigheid dat veroordeelde op dit moment als ongewenst vreemdeling dient te worden aangemerkt en hij mogelijk zal worden overgeleverd aan [land van herkomst] , kan beëindiging van de ISD-maatregel niet aan de orde zijn. Veroordeelde kan momenteel immers niet legaal in Nederland verblijven en reguliere arbeid verrichten. Het recidivegevaar is daardoor onverminderd groot en veroordeelde vormt een gevaar voor de maatschappij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de ISD-maatregel te beëindigen, nu er geen sprake meer is van recidivegevaar. Uit het medisch verslag van 2 september 2021 blijkt immers dat hij vanaf 10 september 2020 geen methadon meer nodig heeft en ook geen andere medicijnen gebruikt. Daarnaast is de veiligheid van de maatschappij gewaarborgd, nu veroordeelde zijn kansen op de arbeidsmarkt heeft vergroot doordat hij tijdens detentie meerdere certificaten heeft behaald waarmee hij onmiddellijk aan de slag kan. De rechtsmiddelen die zijn ingesteld tegen de beslissing van de IND schorten de rechtsgevolgen op, daarom kan er vooralsnog niet vanuit gegaan worden dat veroordeelde niet rechtmatig in Nederland verblijft. Veroordeelde kan daarom op dit moment in Nederland reguliere arbeid verrichten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient in het kader van deze procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare terechtzitting stelt de rechtbank vast dat het noodzakelijk is om de ISD-maatregel voort te zetten, om het recidiverisico – dat momenteel nog steeds als hoog moet worden ingeschat – te doen verminderen en voor een optimale bescherming van de maatschappij. Anders dan wat de verdediging heeft aangevoerd, is het door de verblijfsstatus van veroordeelde onduidelijk of hij op dit moment legaal reguliere arbeid in Nederland kan verrichten. Bij de veroordeelde doet zich evenmin de situatie voor dat verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten zijn macht ligt. Stichting [naam stichting] heeft immers aangegeven dat het ingezette traject rond de verslaving van veroordeelde nog niet is afgerond en dat hiermee zal worden verdergegaan bij voortzetting van de ISD-maatregel.
Nu de gronden voor de maatregel, zoals neergelegd in artikel 38m, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, nog steeds door de tenuitvoerlegging van die maatregel worden gediend, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat de tenuitvoerlegging daarvan wordt voortgezet. De rechtbank ziet geen reden om tot tussentijdse beëindiging van de maatregel over te gaan en wijst het daartoe strekkende verzoek van de veroordeelde af.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

3.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de
tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2021.