ECLI:NL:RBAMS:2021:7458

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
13.236543.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht, medeplegen straatroof, verdachte volgt en draait om aangever

Op 16 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van het medeplegen van straatroven. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en de raadsman, mr. T. den Haan, aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van het volgen en intimideren van slachtoffers in de Wibautstraat te Amsterdam, waarbij hij samen met een medeverdachte geweld en bedreiging gebruikte om telefoons en andere goederen af te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in de directe omgeving van de aangevers was en een significante bijdrage heeft geleverd aan de afpersing, waardoor hij als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde ten laste gelegd feit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en legde een jeugddetentie op van 120 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding door de William Schrikker Stichting. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die zich onveilig voelden na de incidenten. De uitspraak is gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht, waarbij de rechtbank rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn ontwikkeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.236543.21
Datum uitspraak: 16 december 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2003,
wonende op het adres [adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. den Haan, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), de heer [persoon 2] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS), mevrouw [persoon 3] (de IFA-coach van verdachte) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg de Wibautstraat , althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 4] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan voornoemde [persoon 4] toebehoorde, door opzettelijk dreigend en/of gewelddadig
- voornoemde [persoon 4] te volgen en/of
- voornoemde [persoon 4] aan te spreken en/of
- voornoemde [persoon 4] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben te tonen/voor te houden en/of
- voornoemde [persoon 4] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "Kom, geef mij je telefoon, of moet ik je steken?", althans woorden van een gelijke bedreigende aard en/of strekking;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg de Wibautstraat , althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon en/of een pakje sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [persoon 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend en/of gewelddadig
- voornoemde [persoon 5] heeft/hebben aangesproken en/of
- met voornoemde [persoon 5] is/ zijn meegelopen (door de poortjes in het metrostation Wibautstraat ) en/of
- dichtbij voornoemde [persoon 5] is/zijn gaan staan en/of
- aan voornoemde [persoon 5] heeft/hebben gevraagd of hij/zij op zijn Snapschat mochten en/of
- ( vervolgens) de telefoon van voornoemde [persoon 5] uit zijn hand(en) heeft/hebben gepakt/gegrist en/of
- heeft/hebben geprobeerd de instellingen op de telefoon van voornoemde [persoon 5] heeft/hebben te resetten en/of
- met zijn/hun hand(en) in zijn/hun schoudertas heeft/hebben gegrepen en/of zijn/hun hand in zijn hun (schouder) tas heeft/hebben gestopt/gestoken (en/of bij voornoemde [persoon 5] de indruk/suggestie heeft/hebben (op)gewekt dat hij, verdachten en/of zijn mededader(s) een wapen zijn zich had(den) en/of
- ( daarbij) voornoemde [persoon 5] dreigend de woorden heeft /hebben toegevoegd: "Je gaat me die kanker code geven" en/of “"Moet ik hem pakken? Als je wilt kan ik hem nu gewoon trekken als je nog steeds zo’n grote mond hebt kan ik je ook gewoon door je hoofd schieten”, althans woorden van een gelijke bedreigende aard en/of strekking;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 31 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (iPhone XS) en/of een of meerdere (bank)pasje(s) en/of een (fiets)sleutel en/of een (schouder)tas en/of oordopjes (merk: Tech Now), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende [persoon 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend en/of gewelddadig
- ( in de metro) (dreigend) naast voornoemde [persoon 6] is/zijn gaan zitten en/of
- voornoemde [persoon 6] bij de jas (ter hoogte van de borst) heeft/hebben vastgepakt en/of
- voornoemde [persoon 6] dreigend de woorden heef/hebben "Stil zijn, niks zeggen en geef je tas en al je spullen" en/of "Geef al je spullen of we gaan je djoeken" en/of "Anders gaan we je slaan" en/of "Vul je code in", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [persoon 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (iPhone XS) en/of een of meerdere (bank)pasje(s) en/of een (fiets)sleutel en/of een (schouder)tas en/of oordopjes (merk: Tech Now) en/of een iCloud-inlogcode, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [persoon 6] en/of een derde toebehoorde(n) door
- ( in de metro) (dreigend) naast voornoemde [persoon 6] te gaan zitten en/of
- voornoemde [persoon 6] bij de jas (ter hoogte van de borst) vast te pakken en/of
- voornoemde [persoon 6] dreigend de woorden toe te voegen "Stil zijn, niks zeggen en geef je tas en al je spullen" en/of "Geef al je spullen of we gaan je djoeken" en/of "Anders gaan we je slaan" en/of "Vul je code in", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, artikel 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat verdachte dient te worden vrij gesproken van de onder 3 ten laste gelegde straatroof wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij dit delict.

5.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde afpersing. Er zijn voldoende bewijsmiddelen in het dossier, zoals de aangifte van [persoon 4] en de stills van de camerabeelden van het metrostation Wibautstraat , die de betrokkenheid van verdachte als ‘medepleger’ bij het ten laste gelegde aantonen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Op grond van het dossier kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering. [persoon 4] heeft in zijn aangifte gedetailleerd verklaard dat de ten laste gelegde handelingen door medeverdachte [medeverdachte 1] zijn verricht en dat verdachte slechts op afstand stond. [medeverdachte 1] heeft over zijn aandeel in het ten laste gelegde feit een bekennende verklaring afgelegd en zijn rol daarin beschreven. Hij heeft verklaard dat hij de telefoon van aangever heeft gehouden en dat hij een deel van iets lijkend op een mes heeft laten zien aan aangever. Er is dus geen sprake van een gelijkwaardige rolverdeling bij het uitvoeren van deze straatroof, waardoor niet is voldaan aan het criterium voor het bestanddeel medeplegen.
De rechtbank is anders dan de raadsman en met de officier van justitie van oordeel dat de ten laste gelegde afpersing in vereniging wel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ter zitting heeft verdachte niets willen verklaren over zijn betrokkenheid bij dit delict. Uit een filmpje in de telefoon van [medeverdachte 1] blijkt dat verdachte op 13 juli 2021 samen met [medeverdachte 1] was. Hij draagt op het filmpje exact dezelfde kleding als NN2 op de camerabeelden van het incident.
Aangever [persoon 4] deed aangifte van diefstal met geweld op 13 juli 2021 rond 16:25 uur. Hij zat in de metro toen hij werd aangesproken door NN1 (dat is medeverdachte [medeverdachte 1] volgens zijn bekennende verklaring). Hij zag dat NN1 in het gezelschap was van NN2 (verdachte). Zij stapten alle drie uit bij het metrostation Wibautstraat . Kort daarna kreeg NN1 een agressieve blik in zijn ogen en hij greep naar zijn middel. [persoon 4] zag dat NN1 zijn trainingsjack een stukje omhoog deed, volgens hem een (deel van een) mes pakte en zei:
“geef mij je telefoon. Of moet ik je steken”.Hierop besloot de aangever zijn telefoon af te geven aan NN1 en de jongens liepen daarna samen weg. [persoon 4] liep achter de jongens aan om zijn telefoon terug te krijgen, maar hij werd weggeduwd door NN1. Vervolgens zijn NN1 en NN2 de metro ingestapt richting Gein.
Uit de beschrijving van de camerabeelden van het incident (en de stills in het dossier) blijkt dat NN1 en NN2 vluchtig achter de aangever aanlopen. Zij staan bij een roltrap en even later stappen zij met z’n drieën van de roltrap af. NN1, NN2 en de aangever lopen samen richting de Albert Heijn. Te zien is dat NN1 en de aangever stilstaan, terwijl NN2 om NN1 en de aangever heen draait. Aangever grijpt naar de hand van NN1 en NN1 trekt zijn rechterhand in. NN1 en de aangever gaan met elkaar in gesprek en kort daarna loopt NN1 weg. Op dat moment verdwijnen NN1, NN2 en de aangever voor een paar seconden uit het camerabeeld. Kort daarna is te zien dat de aangever achter NN1 loopt en dat zij worden gevolgd door NN2. NN1 maakt een gebaar met zijn linkerhand richting NN2 dat hij moet komen. NN2 en de aangever lopen achter NN1 aan. NN1 draait zich richting de aangever en hij maakt een duwende beweging. De aangever pakt de arm van NN1 vast en NN1 trekt zijn arm weg. NN2 loopt op dat moment ongeveer drie à vier meter achter de aangever aan. Na een tijdje haakt de aangever af en NN1 en NN2 stappen samen de metro in.
Gelet op de aangifte van [persoon 4] en de beschrijving van de camerabeelden concludeert de rechtbank dat verdachte (NN2) niet ‘op een afstand heeft gestaan’, terwijl de aangever door medeverdachte [medeverdachte 1] werd beroofd van zijn telefoon. Weliswaar heeft [medeverdachte 1] de aangever bedreigd met een mes en hem gedwongen om zijn telefoon af te geven, maar verdachte heeft ook een significante bijdrage geleverd aan de afpersing. Verdachte bevindt zich op verschillende momenten in de directe omgeving van de aangever, ook als die wegloopt of in gesprek gaat met [medeverdachte 1] om zijn telefoon terug te krijgen. Hij is zich voortdurend op een bedreigende wijze blijven opdringen aan het slachtoffer, door hem de hele tijd te volgen of om hem heen te draaien. Op die manier heeft verdachte continu deel uitgemaakt van de intimiderende situatie. Nu verdachte een significante bijdrage binnen heeft geleverd aan de afpersing, kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen. Dat verdachte verder geen (fysiek) geweld heeft gepleegd of de aangever niet woordelijk heeft bedreigd doet daar niet aan af. Verdachte en [medeverdachte 1] zijn, nu er sprake is van medeplegen, ook aansprakelijk voor elkaars gedragingen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met geweld. Op grond van de aangifte van [persoon 5] , de aangetroffen video’s in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] en de herkenningen van verdachte door verschillende verbalisanten, kan worden geconcludeerd dat verdachte als medepleger betrokken is geweest van de beroving op 21 juli 2021.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 13 juli 2021 te Amsterdam, op de openbare weg de Wibautstraat , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 4] hebben gedwongen tot de afgifte van een telefoon, toebehorende aan [persoon 4] , door opzettelijk dreigend
- voornoemde [persoon 4] te volgen en
- voornoemde [persoon 4] aan te spreken en
- voornoemde [persoon 4] een mes te tonen en
- voornoemde [persoon 4] daarbij dreigend de woorden toe te voegen: "Kom, geef mij je telefoon, of moet ik je steken?"
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 21 juli 2021 te Amsterdam, op de openbare weg de Wibautstraat , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een pakje sigaretten, toebehorende aan [persoon 5] , welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [persoon 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij, verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend
- voornoemde [persoon 5] hebben aangesproken en
- met voornoemde [persoon 5] zijn meegelopen door de poortjes in het metrostation Wibautstraat en
- dichtbij voornoemde [persoon 5] zijn gaan staan en
- aan voornoemde [persoon 5] hebben gevraagd of zij op zijn Snapschat mochten en
- vervolgens de telefoon van voornoemde [persoon 5] uit zijn hand hebben gepakt en
- hebben geprobeerd de instellingen op de telefoon van voornoemde [persoon 5] te resetten en
- met hun hand in hun schoudertas hebben gegrepen en hun hand in zijn hun schoudertas hebben gestopt en bij voornoemde [persoon 5] de indruk hebben gewekt dat hij, verdachte en zijn mededader een wapen zijn zich hadden en
- daarbij voornoemde [persoon 5] dreigend de woorden hebben toegevoegd: "Je gaat me die kanker code geven" en "Moet ik hem pakken? Als je wilt kan ik hem nu gewoon trekken als je nog steeds zo’n grote mond hebt kan ik je ook gewoon door je hoofd schieten”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

8.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 91 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan dat voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals die door de hulpverlening zijn geadviseerd (inclusief de avondklok, het elektronisch controle en het contactverbod met de medeverdachten) en dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van de WSS. Tot slot heeft de officier van justitie gevraagd om de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsmankan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de straatroven op 13 juli en 21 juli 2021 (de eerste twee feiten op de tenlastelegging). Verdachte heeft een belast verleden. Hij heeft op verschillende plekken gewoond (zoals in een pleeggezin, bij zijn oma en zelfs in de Koppeling in het kader van de gesloten jeugdhulp), omdat er in de thuissituatie sprake was van verhitte discussies tussen verdachte en zijn ouders. Inmiddels gaat het beter met hem. Hij heeft weer contact met zijn moeder en hij lijkt na zijn achttiende verjaardag de knop te hebben omgezet. Op 30 september 2021 is hij geschorst en sindsdien is hij niet gerecidiveerd. Verdachte wil er alles aan doen om een goede toekomst te hebben. Hij houdt zich aan de afspraken van de wooninstelling [naam wooninstelling] , hij haalt goede cijfers op school en hij is gemotiveerd voor zijn bijbaan. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bijzondere voorwaarden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het is belangrijk dat de hulpverlening de komende periode betrokken blijft, zodat hij ondersteund kan worden bij het maken van de juiste keuzes.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan twee straatroven.
Aangever [persoon 4] is als eerste slachtoffer geworden door het handelen van verdachte en zijn mededader [medeverdachte 1] . Op 13 juli 2021 stapte hij in de metro naar de Wibautstraat . In de metro werd hij aangesproken door twee jongens, [medeverdachte 1] en verdachte. [persoon 4] moest zijn telefoon afgeven. Hij voelde zich bedreigd en hij was bang dat hij gestoken zou worden als hij niet deed wat de jongens van hem vroegen. [persoon 4] is behoorlijk geschrokken van dit voorval. Uit de aangifte blijkt dat hij het moeilijk vindt om met de metro te reizen, omdat hij bang is om dit nog een keer mee te maken.
Ook aangever [persoon 5] is door verdachte en [medeverdachte 1] aangesproken bij een metrostation. Op 21 juli 2021 liepen de jongens met hem mee richting de uitgang. [persoon 5] had zijn telefoon zijn hand en plotseling werd deze door [medeverdachte 1] afgepakt. Het slachtoffer heeft nog geprobeerd om zijn telefoon terug te pakken, maar op dat moment voelde hij de hand van verdachte in zijn broekzak en werd hij door verdachte bestolen van een pakje sigaretten. [persoon 5] heeft voortdurend om zich heen gekeken om hulp in te schakelen, maar hij zag niemand die hem kon helpen. De rechtbank vindt het heel zorgelijk dat verdachte zonder moeite lijkt deel te nemen aan zulke nare/grimmige berovingen op metrostations en neemt verdachte hoogst kwalijk dat hij heeft gehandeld zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. Daarnaast veroorzaken bij uitstek feiten als de onderhavige, vol in het publieke zicht van omstanders die met het openbaar vervoer reizen, gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van
4 november 2021 waaruit blijkt dat verdachte vaker met de politie in aanraking is gekomen. Op 26 september 2019 is hij door de meervoudige kamer van deze rechtbank veroordeeld tot een werkstraf, omdat hij in strijd heeft gehandeld met de Wet wapens en munitie. Op 13 oktober 2020 is hij door de kinderrechter van deze rechtbank veroordeeld tot een leerstraf, te weten So Cool, in verband met lokaalvredebreuk en belediging van een verbalisant. Verdachte heeft de leerstraf positief afgerond.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapporten die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt. Het meest recente strafadvies van de Raad dateert van 30 november 2021.
Ter terechtzitting heeft
de Raadzijn advies toegelicht. In de afgelopen periode heeft verdachte een aantal belangrijke stappen gezet. Hij verblijft momenteel bij [naam wooninstelling] en hij is goed in contact met zijn mentor. Hij probeert met behulp van zijn begeleiders de praktische zaken op te pakken. Hij is gemotiveerd voor zijn school en bijbaan, maar het lukt niet altijd om op tijd te verschijnen bij zijn afspraken. Hij heeft hier nog sturing voor nodig. Bij [naam wooninstelling] krijgt verdachte duidelijkheid, structuur en stabiliteit aangeboden en hij krijgt handvatten aangeleerd om zelfstandig te worden.
Het is positief dat verdachte (weer) contact met zijn moeder en dat zij hem steunt om deel te nemen aan de noodzakelijke trajecten. Inmiddels is hij 18 jaar en zal hij op korte termijn moeten verhuizen naar een andere woonvoorziening. Verdachte stelt niet zich hier nog niet meewerkend in op. Tijdens de gesprekken geeft hij aan dat hij mee wil werken en dat hij zich aan de afspraken zal houden, maar het lukt hem niet om zijn beloftes waar te maken. Hij heeft behoefte aan duidelijke grenzen door verschillende hulpverleningsinstanties, zodat de trajecten daadwerkelijk kunnen starten. De Raad vindt het zeer zorgelijk dat verdachte tot op heden niets wil verklaren over zijn rol bij de verdenkingen. Het is daarom van belang dat er op termijn ook diagnostiek wordt uitgevoerd (in de vorm van een persoonlijkheidsonderzoek) om meer zicht te kunnen krijgen op zijn verleden en beweegredenen, zodat er passende hulpverlening/behandeling kan worden ingezet.
Er zijn ook veel zorgen over de beïnvloedbaarheid en de vriendenkring van verdachte, waar nog geen zicht op is gekomen. Tot slot is er sprake van een softdrugsverslaving bij verdachte en dit is van grote invloed op zijn stemming/gedrag, waar de komende periode aandacht aan zal worden besteed.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie, als stok achter de deur, met de volgende bijzondere voorwaarden: dat hij naar school en stage gaat volgens het lesrooster, meewerkt aan de reeds ingezette begeleiding van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA), meewerkt aan de afname van een persoonlijkheidsonderzoek en de behandeling die daarbij eventueel wordt geadviseerd, zal verblijven bij zijn huidige woongroep [naam wooninstelling] , meewerkt aan een eventuele verhuizing naar een passende woonvoorziening met begeleiding, op geen enkele wijze contact opneemt met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en zich zal houden aan een avondklok (dagelijks vanaf 19:00 uur tot 07:00 uur) en elektronisch toezicht tot 30 december 2021. Er is nog overwogen om daarnaast een onvoorwaardelijke werkstraf te adviseren, maar gelet op de huidige zorgen, de forse hoeveelheid bijzondere voorwaarden en de lange wachtlijsten voor het verrichten van een taakstraf, vindt de Raad het van belang om de nadruk vooral te leggen op de noodzakelijke hulpverlening.
De WSSkan zich vinden in het advies van de Raad. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van verdachte, maar hij laat regelmatig zien dat hij (in de positieve zin) wil veranderen. Hij heeft een positieve dagbesteding, hij is bereikbaar en hij laat tijdig weten als hij niet op een afspraak kan verschijnen. Het is de bedoeling dat verdachte stapsgewijs aan de geadviseerde voorwaarden van de Raad werkt, zodat hij niet overbelast raakt door verplichtingen en afspraken. De WSS heeft begrip voor de wens van de ouders om een strakkere vorm van toezicht in te zetten, maar het is nu ook grotendeels aan hun zoon (gelet op zijn leeftijd) om te laten zien dat hij het kan.
De IFA-coachverwacht dat verdachte na de inhoudelijke zitting (en de eventuele veroordeling) openheid van zaken zal geven over zijn gevoelens en gedachten, de jongens waarmee hij omgaat die hem mogelijk negatief beïnvloeden en zijn aandeel bij de ten laste gelegde straatroven.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden er geen aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. In beginsel zijn de aard en de ernst van de bewezen verklaarde straatroven ernstig genoeg om met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te bestraffen. De rechtbank is echter van oordeel - ook gelet op de gemotiveerde houding van verdachte op zijn leven te verbeteren - dat het op dit moment gedetineerd raken zijn positieve ontwikkeling van de laatste tijd zal doorkruisen. Om deze reden zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Het is goed om te horen dat verdachte zegt de knop te hebben omgezet en meewerkt met de hulpverlening en gemotiveerd is voor zijn school en bijbaan. Het blijft echter zorgwekkend dat verdachte zich zonder enige aanleiding heeft beziggehouden met de ten laste gelegde feiten en dat hij ter zitting niets heeft willen verklaren over hoe hij tot deze straatroven is gekomen. Hierdoor heeft de rechtbank geen inzicht in de reden dat hij juist deze straatroven heeft gepleegd en of hij zich in de toekomst niet weer in eenzelfde situatie zal begeven. Gelet op de bevindingen en de (terechte) zorgen van de hulpverlening zal ter voorkoming van recidive een deel van de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met daaraan verbonden diverse bijzondere voorwaarden, zoals ter zitting geadviseerd. Dit heeft tot doel dat verdachte geen strafbare feiten meer pleegt. Tot slot dient verdachte zich te houden aan een avondklok en het elektronisch toezicht tot 30 december 2021, zodat hij voorlopig niet beïnvloed kan worden door anderen om (in de avonduren) delicten te plegen.
Gelet op het verloop van de voorlopige hechtenis periode (waaruit blijkt dat verdachte zich wisselend kan opstellen in de samenwerking met de hulpverlening) en de rapporten van de Raad, waarin de recidivekans als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[persoon 7]
De rechtbank zal de benadeelde partij [persoon 7] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, zoals verzocht door de officier van justitie en bepleit door de raadsman, nu deze vordering betrekking heeft op een straatroof die niet aan verdachte is ten laste gelegd.
[persoon 6]
De benadeelde partij [persoon 6] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte is vrijgesproken van de onder 3 ten laste gelegde straatroof.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 en 137 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 29 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
91 (eenennegentig) dagen, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • naar school en stage gaat volgens het lesrooster;
  • meewerkt aan de begeleiding van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA);
  • meewerkt aan de afname van een persoonlijkheidsonderzoek en de behandeling die daarbij eventueel wordt geadviseerd;
  • zal verblijven bij zijn huidige woongroep [naam wooninstelling] , locatie [adres 1] ;
  • meewerkt aan een verhuizing naar een passende woonvoorziening met begeleiding;
  • [verdachte] werkt mee aan hulpverlening die de WSS nodig acht; hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht systeemtherapie, Yes We can Clinics en/ of De Waag.
  • op geen enkele wijze contact opneemt met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedag 2] 2005) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedag 3] 2004);
  • zich zal houden aan de afspraken en het weekschema behorende bij het elektronisch toezicht. Het elektronisch toezicht loopt tot 30 december 2021;
  • zich zal houden aan een avondklok, inhoudende dat hij dagelijks vanaf 19:00 uur tot 07:00 uur bij [naam wooninstelling] aanwezig is. De avondklok loopt tot 30 december 2021;
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[persoon 7]niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[persoon 6]niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Heftop het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. L.Z. Achouak el Idrissi en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.