ECLI:NL:RBAMS:2021:7453

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/13/709230 / FA RK 21-6864
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 16 december 2021 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 11 oktober 2006 in Alkmaar zijn gehuwd. De vrouw verzocht om wijziging van de voorlopige voorzieningen die eerder op 12 juli 2021 waren getroffen, met betrekking tot de zorg voor hun drie minderjarige kinderen. De vrouw stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden en dat de eerdere beschikking op onjuiste of onvolledige gegevens was gebaseerd. De man voerde verweer en stelde dat de verzoeken van de vrouw afgewezen moesten worden. De rechtbank heeft de procedure op 9 december 2021 achter gesloten deuren behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rapport ingediend en benadrukte de noodzaak van hulp voor de ouders in het belang van de kinderen.

De rechtbank overwoog dat niet elke onjuistheid of onvolledigheid in de eerdere beschikking tot wijziging kan leiden. De huidige situatie was belastend voor beide ouders, maar de rechtbank oordeelde dat de genomen beslissingen in stand moesten blijven, omdat de vrouw niet had aangetoond dat zij in een onhoudbare financiële situatie verkeerde. De rechtbank sprak de hoop uit dat de betrokken instanties snel hulp zouden bieden aan de ouders en dat er een veilige zorgregeling voor de kinderen zou komen. Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek van de vrouw af, en de beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter L. van der Heijden in aanwezigheid van griffier M.T.C. Duijzer.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/709230 / FA RK 21-6864 (LH/MD)
Beschikking van 16 december 2021 betreffende wijziging van voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. N.J.M. Plat te Den Helder,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. K. Withagen te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam,
locatie Amsterdam, hierna te noemen: de Raad.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de zijde van de vrouw ingekomen ter griffie op 13 oktober 2021;
  • het verweerschrift met bijlagen van de man van 3 december 2021;
  • de brief d.d. 2 december 2021 van de zijde van de vrouw met bijlagen.
1.2.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het raadsrapport dat op 19 november 2021 is ingekomen ter griffie.
1.3.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 9 december 2021. Gehoord zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de vrouw heeft het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd te Alkmaar op 11 oktober 2006.
2.2.
Partijen hebben tezamen de navolgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2010;
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2013;
  • [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 2016.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2021 zijn voorlopige voorzieningen getroffen en is – voor zover hier van belang – :
  • bepaald dat voor de duur van de procedure de minderjarige kinderen van partijen in de echtelijke woning blijven wonen zonder dat zij aan een van partijen worden toevertrouwd;
  • bepaald de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders voor de periode dat er nog geen beslissing is genomen in de bodemprocedure aldus dat ieder van partijen volgens het schema voor de kinderen zorgt in de echtelijke woning;
  • bepaald dat de vrouw voor de duur van de birdnesting aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient te voldoen van € 207,- per kind per maand;
  • verstaat dat partijen voor de duur van de birdnesting samen de huur en de overige lasten van de echtelijke woning voor hun rekening nemen;
  • de Raad voor de Kinderbescherming verzocht – zowel in het kader van de voorlopige voorzieningen als in het kader van de hoofdprocedure – advies uit te brengen omtrent hetgeen hiervoor onder 4.2. is vermeld;
  • bepaald dat de behandeling in deze zaak en in de bodemprocedure zal worden voortgezet.

3.Het verzoek en verweer

3.1.
De vrouw verzoekt de beschikking voorlopige voorzieningen procedure van 12 juli 2021 te wijzigen en te bepalen dat de daarin getroffen voorlopige voorzieningen voor wat betreft de birdnesting, de kinderalimentatie, de huur en overige lasten van de echtelijke woning (gedeeltelijk) komen te vervallen én in de plaats daarvan voor de duur van de echtscheidingsprocedure:
  • te bepalen dat de door de rechtbank vastgestelde birdnesting, zoals bepaald in de beschikking van 12 juli 2021, ingaat per 23 augustus 2021;
  • te bepalen dat de wisseling van de ouders in het kader de birdnesting telkens om 8.30 uur zal zijn en op zaterdag om 10.00 uur;
  • te verstaan dat partijen zich bij de uitvoering van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zullen houden aan de afspraken die zij hebben gemaakt zoals omschreven in nr. 13 van onderhavig verzoekschrift;
  • te verstaan dat de kinderbijslag met ingang van 23 augustus 2021 tussen partijen bij helfte wordt verdeeld, althans het restant volledig op de kinderrekeningen van de kinderen wordt gestort;
  • te bepalen dat de kinderalimentatie met ingang van 23 augustus 2021, althans de datum van indiening van dit verzoekschrift, nihil bedraagt althans dat de vrouw voor de duur van de birdnesting aan de man een bijdrage dient te betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van € 37,- per maand per kind;
  • te verstaan dat partijen met ingang van 23 augustus 2021 voor de duur van de birdnesting samen de huur en de overige lasten van de echtelijke woning voor hun rekening nemen, waarbij partijen ieder voor de eerste van iedere maand zijn/haar aandeel (op de gemeenschappelijke betaal rekening) voldoet;
  • althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
In de opinie van de vrouw is er sprake van een aantal wijzigingen van omstandigheden en is er bij het geven van de beschikking van onjuiste of onvolledige gegevens uitgegaan en is het daarom redelijk dat de beschikking wordt gewijzigd. De vrouw wijst hierbij op de omstandigheid dat partijen in afwijking van de beschikking overeengekomen zijn dat de kinderen de eerste drie weken van de zomervakantie bij de man zijn en de laatste drie bij de vrouw. De birdnesting regeling zoals vastgelegd in de beschikking is feitelijk pas ingegaan op 23 augustus en brengt volgens de vrouw niet de rust die het had beoogd. De kinderen hebben er last van, te meer nu de communicatie van partijen stroef verloopt. De afwijkende vakantieafspraak heeft tot gevolg dat de kinderalimentatie en de vastgestelde verdeling van de woonlasten ook per 23 augustus 2021 ingaat. De man wil echter 12 juli 2021 als ingangsdatum hanteren. Er ontstaat een achterstand omdat de man zijn inkomen pas rond de 3e van de maand krijgt terwijl de lasten per de eerste betaald moeten worden. Daarom verzoekt de vrouw de rechtbank te bepalen dat de kinderalimentatie, de verdeling van de huur en de overige lasten per 23 augustus in te laten gaan. Verder hebben partijen een aantal afspraken met elkaar gemaakt ten aanzien van de verdeling van de zorg en de vrouw wenst dat dit wordt opgenomen in de beschikking. Tevens heeft de vrouw aangevoerd dat zij inmiddels wel woonlasten heeft dit in aanmerkingen moeten worden gehouden bij de berekening van de kinderalimentatie.
De vrouw stelt ook dat er in de beschikking van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Inmiddels blijkt, zo stelt de vrouw, dat de man veel meer inkomen uit zijn onderneming onttrok dan waarmee bij de vorige voorlopige voorzieningen procedure rekening is gehouden. Het is volgens de vrouw dan ook redelijk om aan zijn zijde met een hogere verdiencapaciteit te rekenen. Tenslotte stelt de vrouw dat er ten onrechte rekening is gehouden met 35% zorgkorting.
3.3.
De man voert verweer tegen de verzoeken van de vrouw en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vrouw dan wel haar verzoek tot wijziging af te wijzen.
3.4.
De man erkent dat partijen hebben geprobeerd overeenstemming te bereiken, maar dat maakt volgens de man niet dat de gegeven beslissing in voorlopige voorzieningen procedure dient te worden gewijzigd. De door de rechtbank bepaalde birdnesting is ingegaan vanaf de datum van de beschikking. Het overzicht van de woonlasten dat door de vrouw is ingediend, kan de man niet volgen. Het standpunt van de vrouw ten aanzien van de woonlasten dient in de opinie van de man te worden afgewezen omdat hierop reeds is beslist in de vorige procedure. Daarbij betwist de man dat zij deze woonlasten daadwerkelijk heeft. De man handhaaft zijn stelling dat hij amper draagkracht heeft.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.Het standpunt van de Raad ter zitting

4.1.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat de situatie waarin partijen zich bevinden verre van ideaal is. Het is volgens de Raad duidelijk dat partijen hulp nodig hebben voor de stappen die er moeten worden gezet. Omdat er op korte termijn geen andere oplossing is, met name ook gezien de medische situatie van [minderjarige 1] , zullen partijen, hoe zwaar ook, nog even moeten volhouden in het belang van de kinderen. De Raad heeft goede hoop dat de gesprekken bij het OKT snel kunnen worden gestart. Het OKT kan regie gaan voeren en ouders ondersteunen bij het vinden van een geschikt traject, bijvoorbeeld Blauwe beer.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 824 lid 2 van het wetboek van Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking, als bedoeld in artikel 822 op verzoek van (één der) echtgenoten door de rechtbank worden gewijzigd, indien de omstandigheden nadien zodanig zijn gewijzigd of indien daarbij in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Artikel 821, tweede tot en met vijfde lid, Rv is van overeenkomstige toepassing.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat niet bij elke onjuistheid of onvolledigheid wijziging van de voorziening mogelijk is. Met het opnemen van de zinsnede ‘in zodanige mate’ en ‘alle betrokken belangen in aanmerking nemend’ in artikel 824 lid 2 Rv heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat niet iedere onjuistheid of onvolledigheid van gegevens waarvan de rechtbank is uitgegaan tot een wijziging of intrekking kan leiden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het moet gaan om evidente, zeer sprekende gevallen en dat de wetgever een eventuele wijzigingsmogelijkheid aan een streng criterium heeft willen binden.
5.3.
Het is de rechtbank zeer duidelijk geworden dat de huidige situatie waarin partijen zich bevinden en waarin partijen om en om de zorg voor de kinderen in de voormalige echtelijke woning op zich nemen, voor partijen zeer belastend is. De rechtbank ziet echter geen andere mogelijkheden op dit moment, met name omdat het voor [minderjarige 1] van groot belang is dat hij in de echtelijke woning kan worden verzorgd. Met de Raad hoopt de rechtbank dat de intake van partijen bij het OKT niet lang meer op zich laat wachten en dat vanuit daar hulpverlening partijen kan gaan bijstaan en er gezocht kan worden naar een andere oplossing. Het is daarbij van het grootste belang dat er voor [minderjarige 1] op korte termijn een veilige en gestructureerde zorgregeling komt die uitvoerbaar is. Aangezien beide ouders de gedeelde zorg – die groot is – voor de meervoudig ernstig gehandicapte [minderjarige 1] dragen, deze zorg niet door de moeder alleen kan en moet worden gedragen en de vader bij eventuele toewijzing van de woning aan de moeder geen zorg meer kan verlenen, is het in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk dat de vader binnen een voor [minderjarige 1] acceptabele termijn een aangepaste woonruimte verkrijgt. De rechtbank spreekt de hoop en verwachting uit dat de verantwoordelijke instantie uitvoering geeft aan hetgeen in artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind is bepaald, te weten dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen, alsmede aan de aan de overheid opgelegde verplichtingen uit het VN Verdrag van New York inzake de rechten van personen met een handicap.
5.4.
De rechtbank heeft begrip voor het feit dat de vrouw wijziging van de beschikking verzoekt omdat de huidige situatie voor haar uitzichtloos en onredelijk voelt, maar hetgeen door de vrouw op de verschillende punten is aangevoerd is, naar het oordeel van de rechtbank, niet van zodanige aard dat de genomen beslissingen voor de duur van de procedure niet in stand kunnen blijven. Niet gesteld of gebleken is dat de vrouw als gevolg van de beslissingen financieel in een onhoudbare situatie is komen te verkeren. Voor overige heeft de vrouw haar stellingen onvoldoende onderbouwd om tot een wijziging te kunnen komen, gezien het strenge criterium dat de wetgever hieraan stelt. Alle betrokken belangen in aanmerking genomen, ziet de rechtbank op basis van hetgeen door de vrouw is aangevoerd geen aanleiding om de huidige voorziening niet in stand te laten voor de duur van de procedure. De rechtbank zal trachten om in de bodemprocedure zo spoedig mogelijk een mondelinge behandeling te plannen, waarbij dan meegenomen kan worden wat de voortgang van partijen bij het OKT is geweest.
5.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.T.C. Duijzer, griffier, op 16 december 2021.