ECLI:NL:RBAMS:2021:7443

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5856
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening tegen sluiting van horecazaken door burgemeester Amsterdam op basis van openbare orde

Op 17 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin drie horecazaken, geëxploiteerd door verzoeksters, door de burgemeester van Amsterdam voor onbepaalde tijd zijn gesloten op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De burgemeester stelde dat het geopend blijven van deze zaken een ernstig gevaar voor de openbare orde en veiligheid opleverde, gezien eerdere beschietingen en dreigingen. Verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en vroegen om een voorlopige voorziening om de sluitingen te schorsen.

Tijdens de zitting op 10 december 2021 werd de situatie besproken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende onderbouwing had voor de vrees dat het geopend blijven van de horecazaken gevaarlijk was, gezien de context van eerdere geweldsincidenten en de dreiging van aanslagen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester de bevoegdheid had om de sluitingen te bevelen, maar dat dit niet zonder meer betekende dat de sluitingen ook in alle gevallen gerechtvaardigd waren. De belangen van de verzoeksters werden afgewogen tegen de noodzaak van de sluitingen voor de openbare orde.

Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid gebruik had gemaakt en dat de verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het toepassen van bestuursdwang en de rol van de burgemeester in het handhaven van de openbare orde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/5855
AMS 21/5856
AMS 21/5857

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 december 2021 in de zaak tussen

[verzoekster 1] .,

[verzoekster 2]en
[verzoekster 3]
allen te Amsterdam, tezamen verzoeksters
(gemachtigden: mr. R.G. Meester en mr. K. van der Hoeven),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Houben en T. Blok).
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoekster 1] , [verzoekster 2] , [verzoekster 3] , of gezamenlijk: verzoeksters, en de burgemeester.

Procesverloop

Bij besluiten van 27 november 2021 (de bestreden besluiten) heeft de burgemeester [verzoekster 1] aan de [adres 1] , [verzoekster 2] aan [adres 2] en [verzoekster 3] aan de [adres 3] in Amsterdam zonder voorafgaande last of waarschuwing door middel van toepassing van bestuursdwang voor onbepaalde tijd gesloten.
Verzoeksters hebben tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen die ertoe strekken dat de bestreden besluiten worden geschorst zodat zij weer open kunnen.
Het onderzoek ter zitting heeft digitaal plaatsgevonden op 10 december 2021. Namens verzoeksters zijn verschenen [naam 1] ., [naam 2] en [naam 3] , bijgestaan door hun gemachtigden. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.

Inleiding

2. In de nacht van [medio december] 2020 is meermaals geschoten op [verzoekster 1] en [verzoekster 2] . De burgemeester heeft op 7 januari 2021 de panden gesloten voor onbepaalde tijd op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op 21 januari 2021 heeft de burgemeester ook [verzoekster 3] gesloten voor onbepaalde tijd, omdat naar de toenmalige eigenaar ( [naam 1] ) een dreiging is geuit in de richting van [verzoekster 3] . In april 2021 heeft [naam 1] . de aandelen van de [verzoekster 1] overgedragen aan zijn dochter [naam 2] en de aandelen van [verzoekster 3] overgedragen aan zijn zoon [naam 3] . De burgemeester heeft op 21 juni 2021 besloten de sluiting van de panden op te heffen.
Het besluit
3. De burgemeester heeft met de bestreden besluiten de panden van [verzoekster 1] , [verzoekster 2] en [verzoekster 3] voor onbepaalde tijd gesloten. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een ernstige dreiging van aantasting van de openbare orde en dat het geopend blijven van deze panden een ernstig gevaar voor de openbare orde en veiligheid oplevert. Uit de bestuurlijke rapportage van 26 november 2021 van de politie volgt dat er plannen zijn om aanslagen te plegen op de desbetreffende panden. Voorts is informatie ontvangen dat er gevaar dreigt voor het leven van [naam 1] . en zijn zoon [naam 4] . Deze dreigingen houden vermoedelijk verband met een gestolen partij cocaïne. Gezien de eerdere beschieting van de [verzoekster 1] en [verzoekster 2] en de eerdere dreiging richting [verzoekster 3] vermoedelijk vanwege hetzelfde conflict, lijkt er een aanzienlijk risico te zijn dat de panden opnieuw getroffen worden door geweld. Daarom heeft de burgemeester gebruik gemaakt van de in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV gegeven bevoegdheid.
Standpunt van Febo Mosveld, Café De Bult en restaurant SmaaQt
4.1.
Verzoeksters voeren aan dat de situatie anders is dan begin dit jaar. Dochter [naam 2] is nu eigenaar van [verzoekster 1] en zoon [naam 3] van restaurant [verzoekster 3] . [naam 1] . is alleen nog eigenaar van [verzoekster 2] . In de bestuurlijke rapportage wordt enkel en alleen gesproken over gevaar voor de levens van zoon [naam 4] en [naam 1] Er is volgens verzoeksters geen enkel aanknopingspunt dat ook gevaar aanwezig is voor [verzoekster 3] en [verzoekster 1] . Zoon [naam 3] en dochter [naam 2] zijn nooit bedreigd. Verder is zoon [naam 4] niet betrokken bij de exploitatie van verzoeksters.
4.2.
Daarnaast moet een maatregel tot sluiting van korte duur zijn en kan de duur van de maatregel worden verlengd als de situatie daartoe noopt. Blijkbaar is de Amsterdamse praktijk zo, dat wordt gesloten voor onbepaalde tijd waarbij de burgemeester zich wat tijd geeft om politierapportages op te bouwen in de hoop zoveel mogelijk aanknopingspunten te verkrijgen om de zaak langer gesloten te houden. Deze handelwijze is onrechtmatig, althans in ieder geval in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ook heeft de burgemeester niet conform de beleidsregels gewerkt. Er is immers geen sprake van enige betrokkenheid of verwijtbaarheid van de eigenaren, geen sprake van overlast en/of overige incidenten, het incident was tijdens sluitingstijd, het zijn geen bijzonder gevoelig type zaken en er zijn mogelijkheden om maatregelen te treffen.
4.3.
Ten slotte heeft de burgemeester nagelaten te toetsen aan evenredigheid en proportionaliteit en daarmee is sprake van een onzorgvuldige belangenafweging. Verzoeksters zijn eerder circa een half jaar gesloten geweest en wederom worden ze voor onbepaalde tijd gesloten. De grondrechten van verzoeksters, namelijk het eigendomsrecht [1] en mogelijk artikel 8 van het EVRM, worden onevenredig beperkt. Verzoeksters kunnen voor onbepaalde tijd niet meer met de aan hen verleende vergunningen hun zaken exploiteren. Zij kunnen hierdoor geen omzet generen en hebben ook geen recht op tegemoetkomingen van de overheid voor de coronacrisis als de zaak gesloten is. Ook kunnen verzoeksters geen beroep doen op huurkorting.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Vrees voor ernstig gevaar
5.1.
In de eerste plaats moet worden beoordeeld of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zich feiten en omstandigheden dreigen voor te doen die de vrees wettigen dat het geopend blijven van [verzoekster 1] , [verzoekster 2] en [verzoekster 3] ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. Pas als daarvan sprake is, is de burgemeester op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV bevoegd om de sluiting van verzoeksters te bevelen.
5.2.
Bij de vraag of de vrees voor ernstig gevaar voor de openbare orde is gerechtvaardigd, heeft de burgemeester betrokken dat informatie is ontvangen dat een groepering bezig is met het voorbereiden van aanslagen op verzoeksters. Daarnaast heeft de burgemeester betrokken dat [verzoekster 1] en [verzoekster 2] in de nacht van 29 op [medio december] 2020 zijn beschoten en dat eerder dit jaar ook een dreiging is geuit naar restaurant [verzoekster 3] . De burgemeester heeft ook in aanmerking genomen dat verzoeksters gelegen zijn in een druk winkelcentrum en in een drukke woonbuurt. De beschietingen hebben de veiligheid van omwonenden en voorbijgangers ernstig in gevaar gebracht en de openbare orde in ernstige mate aangetast.
5.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester hiermee deugdelijk gemotiveerd dat er gegronde vrees is voor ernstig gevaar voor de openbare orde in de omgeving van verzoeksters. Het feit dat het eigendom van [verzoekster 1] en [verzoekster 2] is overgedragen aan dochter [naam 2] en zoon [naam 3] , maakt niet dat geen sprake is van gegronde vrees. Immers blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 26 november 2021 dat de dreiging gericht is naar alle verzoeksters en is het eigendom van verzoeksters binnen de directe familie gebleven.
Het door de burgemeester gevoerde beleid
6.1.
De burgemeester heeft beleid opgesteld voor de toepassing van de in artikel 2.10, eerste lid, van de APV gegeven bevoegdheid (het sluitingsbeleid). [2] Volgens dit beleid wordt een pand in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten indien sprake is van een gevaar voor de openbare orde. Dit beleid acht de voorzieningenrechter niet onredelijk.
6.2.
Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de burgemeester bij het sluiten van verzoeksters in strijd met haar eigen beleid heeft gehandeld. Gelet op paragraaf 3.2.1. en 3.4. van het sluitingsbeleid wordt in gevallen als die van verzoeksters het pand in beginsel voor onbepaalde tijd gesloten. De burgemeester heeft bij het bestreden besluit de impact van het eerdere incident, de veiligheid van bewoners en omstanders, de kans op herhaling en de risico's die dit meebrengt en de nadelen voor de ondernemers in onderlinge samenhang afgewogen. De betrokkenheid of verwijtbaarheid van de eigenaren en de mogelijkheden om maatregelen te treffen, zijn omstandigheden die niet relevant zijn voor de aanwending van de bevoegdheid tot sluiting omdat die pas aan de orde komen bij de beoordeling van een verzoek om heropening. Een beslissing op een dergelijk heropeningsverzoek ligt hier niet voor.
Evenredigheid
7.1.
Het bevel tot sluiting voor onbepaalde tijd is in overeenstemming met het beleid van de burgemeester. Dit betekent niet zonder meer dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting voor onbepaalde tijd heeft kunnen besluiten. De burgemeester moet ook beoordelen of de gevolgen van een sluiting wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
7.2.
De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten voor het betoog van verzoeksters dat er geen gedegen belangenafweging heeft plaatsgevonden. [naam 1] heeft op 26 november 2021 mondeling zijn reactie gegeven op het voornemen en deze reactie heeft de burgemeester meegenomen in haar besluit tot sluiting van verzoeksters. Dat verzoeksters hierdoor financieel nadeel ondervinden, brengt niet mee dat de belangenafweging anders had moeten uitvallen. De voorzieningenrechter merkt in dit verband op dat het niet gaat om een op zichzelf staande dreiging maar een dreiging tot aanslagen op verzoeksters waarbij is verwezen naar de eerdere beschieting op [verzoekster 1] en [verzoekster 2] . Daarnaast hebben de gemachtigden van de burgemeester op de zitting laten weten dat in dit geval, waarbij sprake is van een dreiging, afgeweken wordt van het beleid en de burgmeester zelf ambtshalve, naast de mogelijkheid van een heropeningsverzoek van verzoeksters, blijft beoordelen of heropening mogelijk is. De sluiting van verzoeksters acht de voorzieningenrechter daarom niet onevenredig.
Conclusie
8. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester in redelijkheid van haar bevoegdheid tot onmiddellijke sluiting van verzoeksters gebruik heeft gemaakt. De bezwaren hebben naar verwachting geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen en wijst de verzoeken af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. K.H.E. Swinkels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 1 van het Eerste protocol bij het EVRM (Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden).
2.Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent sluitingen en heropeningen (Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam) Nr. 115757 Gemeenteblad 7 mei 2020.