ECLI:NL:RBAMS:2021:7408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
9315673 / CV EXPL 21-9644
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en vernietiging van overeenkomst in bouwcontract tussen Witte Bouw en City Hotel

In deze zaak vordert Witte Bouw, een bouw- en aannemersbedrijf, betaling van een factuur van € 16.545,37 van City Hotel, dat een hotel exploiteert in Amsterdam. De vordering is gebaseerd op een offerte die door City Hotel is goedgekeurd voor renovatiewerkzaamheden. City Hotel heeft echter verweer gevoerd en stelt dat de overeenkomst vernietigd moet worden op basis van dwaling, omdat zij niet op de hoogte was van bepaalde kosten die in de offerte waren opgenomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de offerte op 18 juni 2019 door City Hotel is geaccepteerd, waardoor een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechter oordeelt dat de kosten die Witte Bouw in rekening heeft gebracht, zoals vermeld in de offerte, verschuldigd zijn, ondanks het verweer van City Hotel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het beroep op dwaling niet voldoende is onderbouwd en dat de overeenkomst niet vernietigbaar is. De vordering van Witte Bouw wordt toegewezen, en City Hotel wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, kamer voor kantonzaken
zaaknummer / rolnummer: 9315673 / CV EXPL 21-9644
Uitspraak: 17 december 2021
Vonnis van de kantonrechter,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITTE BOUW EN AANNEMERSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: C.W.M. Stam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CITY HOTEL [locatie] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T.A. Phijffer.
Partijen worden hierna Witte Bouw en City Hotel genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juni 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie, met producties,
  • het tussenvonnis van 17 september 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de op 16 november 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarvan de zittingsaantekeningen zich in het dossier bevinden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

2.1.
Witte Bouw is een bouw- en aannemersbedrijf. City Hotel exploiteert een hotel aan het [locatie] in Amsterdam.
2.2.
In 2018 kreeg City Hotel een omgevingsvergunning voor het ingrijpend renoveren van de kamers en verkeersruimten in haar hotel (hierna: de renovatiewerkzaamheden). Vervolgens is City Hotel met Witte Bouw in contact gekomen voor uitvoeren van de renovatiewerkzaamheden.
2.3.
Op 18 maart 2019 en 26 april 2019 heeft Witte Bouw offertes opgesteld voor de renovatiewerkzaamheden.
2.4.
Omdat City Hotel voormelde offertes te hoog en weinig concreet vond, heeft Witte Bouw City Hotel op 18 juni 2019 de volgende offerte (hierna: de Offerte) verstuurd, voor zover relevant:
“(…)
We are pleased to present you our price offer for the following activities:
1. The digitization of current hand-drawn building plans.
2. Designing electrical installations:
(…)
3. Taking care of installation drawings, calculations, engineering with regard to W-installations including a legionella management plan.
The above work for an amount large:
(…)
In total:
€ 11.705,--
(…)”
2.5.
Op 18 juni 2019 heeft City Hotel Witte Bouw naar aanleiding van de Offerte de volgende e-mail verstuurd, voor zover relevant:
“(…)
The quotation is approved. Please go ahead and execute as soon as possible.
(…)”
2.6.
Op 19 juli 2019 heeft Witte Bouw City Hotel opnieuw een offerte uitgebracht voor de renovatiewerkzaamheden.
2.7.
Bij factuur van 5 februari 2020 heeft City Hotel Witte Bouw conform de Offerte verzocht een bedrag van € 14.163,05 te betalen voor het “digitaliseren en intekenen plattegronden hotel” (hierna: de Factuur).
2.8.
Bij e-mail van 26 maart 2020 heeft Witte Bouw City Hotel het volgende verstuurd, voor zover relevant:
“(…)
Although these are tough times, i would like to ask you for your payment, see the invoice attached. (…)
Would you please pay us?
Further i’m quite qurious about the plans for the renovation.
(…)”
2.9.
Op dezelfde dag heeft City Hotel hierop het volgende geantwoord, voor zover relevant:
“(…)
Well, not the greatest year till now. I broke my spine at the beginning of the year and going through terrible pain since then.
Due to that, and due to the coronavirus outbreak, we have stopped all our plans for the renovations at this point. Also the bank have backed out the financing.
(…)
Sorry, but we have stopped all payments to everyone, we do not have any funds anymore. (…)
When it will end, then we will sit and talk and will see how and if we can coop again.
(…)”
2.10.
Omdat betaling van de Factuur uitbleef, heeft Witte Bouw een incassogemachtigde ingeschakeld. City Hotel is vervolgens bij brief van 29 oktober 2020 gesommeerd om onder meer de Factuur te betalen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Witte Bouw vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis City Hotel veroordeelt tot betaling aan Witte Bouw van € 16.545,37, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 29 juni 2021, met veroordeling van City Hotel in de kosten.
3.2.
City Hotel voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
City Hotel vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig is vernietigd, althans deze overeenkomst alsnog vernietigt, met veroordeling van Witte Bouw in de kosten.
3.5.
Witte Bouw voert gemotiveerd verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

De Offerte
4.1.
Witte Bouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij overeenkomstig de geaccepteerde Offerte in de periode juli/augustus 2019 in opdracht en voor rekening van City Hotel diverse werkzaamheden heeft verricht. Witte Bouw heeft uit hoofde daarvan opeisbaar van City Hotel te vorderen een bedrag van € 14.163,05 zoals omschreven in de Factuur. Aangezien City Hotel, ondanks herhaalde aanmaningen, niet tot betaling is overgegaan, is zij eveneens gehouden de wettelijke handelsrente daarover en de buitengerechtelijke incassokosten te voldoen, aldus steeds Witte Bouw.
4.2.
City Hotel voert daartegen aan dat de Factuur ziet op kosten die Witte Bouw heeft gemaakt ter verwerving van de geplande renovatiewerkzeemheden. Deze kosten behoren daarom niet in rekening te worden gebracht, temeer daar City Hotel de opvolgende offerte van 19 juli 2019 ten behoeve van de renovatiewerkzaamheden niet heeft geaccepteerd. Verder heeft Witte Bouw City Hotel in een gesprek doen geloven dat die geoffreerde werkzaamheden noodzakelijk waren om een aangepaste offerte te kunnen uitbrengen waarin geen onduidelijkheden of open eindjes meer zaten. Van die werkzaamheden zijn alleen de digitale tekeningen gemaakt (de werkzaamheden onder 1 van de Offerte). De werkzaamheden onder 2 en 3 van de Offerte waren niet nodig om een aangepaste offerte te kunnen uitbrengen en naar is gebleken zijn deze werkzaamheden ook niet uitgevoerd. Dat zou pas aan de orde zijn gekomen nadat de exacte uitvoering van kamers in samenspraak met de loodgieter en de elektricien zou zijn vastgelegd. Hetzelfde geldt voor het legionellaplan, wat helemaal niets met het doen van een offerte te maken had.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen op 18 juni 2019 (zie 2.4. en 2.5.) volgt dat City Hotel de Offerte met een totaalbedrag van € 11.705,00 (exclusief btw) voor de daarin genoemde werkzaamheden heeft geaccepteerd. Daarmee is tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan de geoffreerde werkzaamheden voor rekening van City Hotel komen. Dat de Offerte betrekking heeft op kosten ter verwerving van de renovatiewerkzaamheden, maakt daarom niet dat City Hotel deze kosten niet is verschuldigd. Waar kosten gemaakt ter verwerving van een opdracht in het algemeen niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking hoeven te komen, hebben partijen dat in dit geval nou eenmaal afgesproken.
4.4.
Verder geldt dat Witte Bouw ter zitting gemotiveerd heeft onderbouwd dat zij de geoffreerde werkzaamheden onder 2 en 3 wel degelijk is nagekomen en waaruit deze werkzaamheden hebben bestaan. Witte Bouw heeft met City Hotel, haar architect en de installateurs (de loodgieter en de elektricien) uitvoerig aan de hand van de gedigitaliseerde tekeningen besprekingen gevoerd, zodat op basis daarvan nieuwe offertes van Witte Bouw en de installateurs konden worden aangeleverd. Dit is niet weersproken. Daartegen afgezet is de betwisting van de zijde van City Hotel, dat de geoffreerde werkzaamheden onder 2 en 3 zijn uitgevoerd, dan ook onvoldoende onderbouwd. Bovendien geldt het volgende. Of sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst kan in het midden blijven. Indien deze (toerekenbare) tekortkoming in rechte zou komen vast te staan, is City Hotel daarmee immers niet zonder meer van haar betalingsverplichting bevrijd. Daartoe dient City Hotel niet alleen te stellen dat sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming aan de zijde van Witte Bouw, maar ook welke rechtsgevolgen zij daaraan verbindt, zoals een beroep op ontbinding van de overeenkomst leidend tot een ongedaanmakingsverbintenis aan de zijde van Witte Bouw jegens City Hotel, dan wel een beroep op verrekening met een door City Hotel te stellen schadevergoedingsverbintenis aan de zijde van Witte Bouw jegens City Hotel. City Hotel heeft dit echter nagelaten, waardoor haar betoog reeds hierom faalt.
Dwaling
4.5.
City Hotel heeft – naar de kantonrechter begrijpt – gesteld dat als zij had geweten dat de offerte van 19 juli 2019 opslagen van in totaal ca. € 145.000,00 zou bevatten, zij de offerte van 18 juni 2019 nimmer had geaccepteerd. Deze opslagen stonden niet vermeld in de eerdere door Witte Bouw uitgebrachte offertes voor de renovatiewerkzaamheden. Achteraf blijkt dat City Hotel de Offerte heeft geaccepteerd op basis van een onjuiste voorstelling van zaken naar aanleiding van mededelingen van Witte Bouw. Dit wettigt een beroep op dwaling als bedoeld in artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het nadeel voor City Hotel bestaat uit de kosten die Witte Bouw bij haar in rekening heeft gebracht. City Hotel vernietigt de overeenkomst tussen partijen op basis waarvan Witte Bouw betaling vordert. City Hotel is derhalve niets aan Witte Bouw verschuldigd.
4.6.
Op grond van artikel 6:228, eerste lid BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar, (a) indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten, ofwel (b) indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten, ofwel (c) indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden. Op grond van het tweede lid van artikel 6:228 BW kan de vernietiging niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat Witte Bouw ter zitting heeft toegelicht dat de door City Hotel bedoelde kosten aan opslagen ook in de eerdere offertes van 18 maart 2019 en 26 april 2019 voor de renovatiewerkzaamheden hebben gestaan, zij het in de vorm van gesloten stelposten. De berekende opslagen zijn uiteindelijk in de open offerte van 19 juli 2019 gespecificeerd als zijnde algemene kosten, risico, winst en CAR verzekering. Gegeven deze toelichting en gelet op het bepaalde in artikel 6:228 BW, is de kantonrechter van oordeel dat City Hotel haar beroep op dwaling onvoldoende heeft onderbouwd. Dit leidt ertoe dat City Hotel bij het accepteren van de Offerte zich niet kan beroepen op dwaling en dat (buitengerechtelijke) vernietiging daarvan bij haar conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie, geen effect sorteert. Nu aan deze (buitengerechtelijke) vernietiging geen werking toekomt, behoeft de (voorwaardelijke) vordering in reconventie geen behandeling.
Conclusie
4.8.
De slotsom is dat de vordering van Witte Bouw tot betaling van € 14.163,05 aan hoofdsom wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag van € 1.465,69, berekend tot 29 juni 2021. De door Witte Bouw gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn voldoende onderbouwd en worden conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 916,63. Daarmee komt het toegewezen bedrag uit op een totaalbedrag van € 16.545,37, te vermeerderen met de niet betwiste wettelijke handelsrente vanaf 29 juni 2021.
Proceskosten
4.9.
City Hotel wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Witte Bouw worden tot op heden in conventie begroot op:
€ 93,31 aan explootkosten
€ 1.013,00 aan griffierecht
€ 746,00aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 373,00)
€ 1.852,31 totaal
4.10.
De nakosten worden toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt City Hotel om aan Witte Bouw te betalen een bedrag van € 16.545,37, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 29 juni 2021 tot aan de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt City Hotel in de proceskosten, aan de zijde van Witte Bouw tot op heden begroot op € 1.852,31, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.3.
veroordeelt City Hotel in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat City Hotel niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in (voorwaardelijke) reconventie
5.5.
verstaat dat de voorwaarde voor de eis in voorwaardelijke reconventie niet is vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021.
De griffier De kantonrechter