ECLI:NL:RBAMS:2021:7352

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
21/6135
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet forensische zorg en Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1959, die verblijft in een detentieplaats. De officier van justitie had op 1 oktober 2021 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) en artikel 6:5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 9 december 2021 gehouden, waarbij de betrokkene, haar advocaat, de officier van justitie en een deskundige zijn gehoord. De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden en dat het verzoek afgewezen zou moeten worden vanwege schending van wettelijke waarborgen en gebrek aan actuele informatie.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks de geuite bezwaren, de officier van justitie ontvankelijk is in haar verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft benadrukt dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen twee weken worden ten uitvoer gelegd.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Strafrecht
Zorgmachtiging (artikel 2.3, eerste lid, Wet forensische zorg (Wfz) jo. art. 6:5, aanhef en onderdeel a, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz))
Rekestnummer: 21/6135
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 december 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 Wvggz, ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [adres] ,
verblijvende in [detentieplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
De officier van justitie heeft schriftelijk verzocht een zorgmachtiging ten behoeve van de betrokkene te verlenen. Het verzoekschrift is op 1 oktober 2021 bij de rechtbank binnengekomen.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het zorgplan van 17 augustus 2021, opgesteld door [naam 2] , psychiater;
  • de medische verklaring van 24 september 2021, opgesteld door [naam 3] , psychiater;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15 Wvggz van 28 september 2021 van [naam geneesheer-directeur] ;
  • de politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens van de betrokkene die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel;
  • het reclasseringsrapport van 14 juli 2021, opgemaakt door [naam 1] , reclasseringswerker;
  • de consulrechtspleging van 16 juli 2021, opgemaakt door [naam 4] , psychiater;
  • een verklaring niet-voorkomen in het curatele- en bewindregister.
1.3.
Het was de bedoeling dat de mondelinge behandeling van het verzoekschrift op de zitting van 7 oktober 2021 zou plaatsvinden. De rechtbank heeft toen echter de behandeling aangehouden tot 9 december 2021, kort gezegd omdat de betrokkene nog niet had kunnen overleggen met haar advocaat en de rechtbank van oordeel was dat het in het belang van de betrokkene was dat zij in alle rust het verzoekschrift met haar advocaat zou kunnen bespreken en het niet in haar belang was om dat onder tijdsdruk te doen, in het cellenblok van de rechtbank.
1.4.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 9 december 2021 in het gebouw van de rechtbank Amsterdam.
1.5.
De rechtbank heeft ter zitting van 9 december 2021 de volgende personen gehoord:
  • (telefonisch) de betrokkene;
  • de advocaat van de betrokkene mr. K. Kieft;
  • de officier van justitie mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre;
  • (telefonisch) de deskundige [naam GGZ deskundige] , sociaalpsychiatrisch verpleegkundige bij Arkin GGZ en betrokken bij het opstellen van het zorgplan.

2.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een zorgmachtiging te verlenen. Zij heeft ten aanzien van de verschillende vormen van zorg en de duur van de machtiging verwezen naar het verzoekschrift.

3.Standpunt van de betrokkene

De advocaat van de betrokkene heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard in haar verzoek, en subsidiair dat het verzoek zou moet worden afgewezen omdat er bezwaren kleven aan de voorbereiding en de onderbouwing van het verzoekschrift. Zij heeft samengevat het volgende betoogd. Er is in de voorbereiding van het verzoekschrift een aantal in de wet vastgelegde waarborgen geschonden: er is geen uitnodiging uitgegaan voor het opstellen van een plan van aanpak, er is geen patiëntenvertrouwenspersoon aangesteld om de betrokkene te helpen bij het opstellen van een plan van aanpak en er is niet tijdig een advocaat toegewezen om de betrokkene bij te staan in deze procedure. Het verzoekschrift is op 1 oktober 2021 aan de rechtbank gestuurd. De rechtbank beslist dus niet binnen drie weken zoals in de wet is voorgeschreven. Inhoudelijk valt ook het nodige op het verzoek af te dingen. Er is adequate, actuele informatie nodig om een machtiging te mogen afgeven. De medische verklaring is drie maanden oud. Onbekend is wat de huidige situatie is. De psychiater heeft de betrokkene nauwelijks gesproken en zou daarom uitgebreid moeten onderbouwen waarom hij tot de diagnose schizofreniespectrumstoornis is gekomen. Dat is echter niet gebeurd.

4.Beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat, voor zover bij de voorbereiding van een verzoekschrift tot het afgeven van een zorgmachtiging de wet niet in acht genomen is, de wet daaraan niet het rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dan wel van afwijzing van dat verzoek verbindt. [1]
4.2.
De betrokkene heeft tegen de psychiater die haar in het kader van een consultrechtspleging heeft gesproken, gezegd dat zij alleen woont, er familie is maar dat zij daar geen contact mee heeft, zij zelf geen kinderen heeft en niet meer werkt. In het zorgplan staat dat de zorgverantwoordelijke geen contactgegevens heeft van de betrokkene en dat er niemand voor de betrokkene bij het PPC langskomt. De betrokkene komt niet voor in het curatele- en bewindregister. Uit het zorgplan volgt dat de betrokkene op geen enkele manier openstaat voor samenwerking. De rechtbank heeft tijdens de zitting geconstateerd dat de betrokkene daar nog altijd niet voor openstaat. De zorgverantwoordelijke heeft in het zorgplan vermeld dat de vraag hoe er rekening gehouden is met de voorkeuren of zienswijze van de betrokkene, vertegenwoordiger en/of relevante familie en naasten ten aanzien van de zorg zoals vastgelegd op de zorgkaart (indien aanwezig), niet van toepassing is. In het zorgplan staat ook vermeld dat navraag is gedaan bij de huisarts van de betrokkene naar wie de betrokkene telkens verwijst, en dat toen is gebleken dat zij daar zelden contact mee had. De bevindingen van de geneesheer-directeur ten aanzien van het zorgplan houden onder meer in dat het zorgplan voldoet aan de uitgangspunten van de Wvggz. De geneesheer-directeur heeft geconstateerd dat de zorgverantwoordelijke zich heeft ingespannen om de wensen en voorkeuren van betrokkene, vertegenwoordiger en/of relevante familie/naasten in kaart te brengen en dat in het zorgplan voldoende is omschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met deze voorkeuren. De rechtbank stelt vast dat betrokkene op de zitting van 7 oktober 2021 werd bijgestaan door een advocaat die daarvóór aan haar was toegevoegd. Nadat de behandeling van het verzoekschrift is aangehouden, heeft (de toenmalige advocaat van) de betrokkene geen verzoeken gedaan anders dan het verzoekschrift zo snel mogelijk verder te behandelen. Indien de betrokkene had gewenst alsnog een eigen plan van aanpak op te stellen, zou het in de rede hebben gelegen dat de zorgverantwoordelijke haar daartoe alsnog in de gelegenheid gesteld had. De rechtbank constateert dat de betrokkene nog altijd elke vorm van samenwerking weigert en naar haar huisarts verwijst terwijl zij daar zelf over heeft verklaard dat zij die niet recent heeft gesproken. Er was en is dus geen aanleiding of mogelijkheid om de betrokkene in de gelegenheid te stellen een plan van aanpak op te laten maken en/of anderen te informeren.
4.3.
De slotsom is dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar verzoekschrift.
4.4.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de gestelde termijnoverschrijding dat het verzoekschrift tijdig bij de rechtbank is ingediend en dat de mondelinge behandeling daarvan op 7 oktober 2021 is aangehouden om betrokkene in de gelegenheid te stellen met haar advocaat te overleggen over het verzoekschrift omdat daar vóór en tijdens de zitting onvoldoende tijd en rust was. De rechtbank doet vandaag uitspraak zodat van een termijnoverschrijding geen sprake is.
4.5.
De rechtbank merkt nog op dat de termijn van drie weken waarbinnen op een verzoek tot het afgeven van een zorgmachtiging uitspraak moet worden gedaan, ingevolge artikel 6:2, vijfde lid, Wvggz, niet geldt voor de strafrechter wanneer deze een zorgmachtiging afgeeft met toepassing van artikel 2.3 Wfz, zoals hier het geval is. De termijn van (uiterlijk) drie weken geldt op grond van artikel 6:2, eerste lid onder c, Wvggz wel na ontvangst van een vordering van het Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder 5, Wfz, maar daarvan is in deze zaak geen sprake.
4.6.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van psychotische decompensatie in het kader van een schizofreniespectrumstoornis in de DSM geclassificeerd als schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De onafhankelijke psychiater, die deze (voorlopige) diagnose heeft gesteld, heeft betrokkene – hoewel kort – persoonlijk gesproken en haar daarbij kunnen observeren. Of dit contact voldoende is om te komen tot een diagnose zoals omschreven in de medische verklaring, staat in eerste instantie ter beoordeling van de psychiater die immers ter zake kundig is. De psychiater is in zijn medische verklaring ingegaan op de symptomen en heeft verantwoord op welke gronden hij (ondanks dat de betrokkene geen medewerking heeft willen verlenen aan het onderzoek) tot de slotsom is gekomen dat aan de vereisten voor het verlenen van verplichte zorg is voldaan. Hij heeft verwezen naar het dossier en de bevindingen van het PPC waar de betrokkene verblijft.
4.7.
De hiervoor genoemde stoornis leidt tot ernstig nadeel (als bedoeld in art. 1:1, tweede lid, Wvggz), gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang voor of van de betrokkene of een ander.
4.8.
Om de geestelijke gezondheid van de betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft de betrokkene verplichte zorg nodig (art. 3:4 Wvggz).
4.9.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig (art. 3:3 jo. 3:2 Wvggz). De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en de medische verklaring.
De volgende vormen van zorg worden voor na te noemen duur verzocht:
Vorm van zorg
Duur
toedienen van vocht
6 maanden
toedienen van voeding
6 maanden
toedienen van medicatie
6maanden
het verrichten van medische controles
6 maanden
het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening
6 maanden
beperken van de bewegingsvrijheid
6 maanden
insluiten
6 maanden
uitoefenen van toezicht op betrokkene
6 maanden
onderzoek aan kleding of lichaam
6 maanden
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
6 maanden
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
6 maanden
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
6 maanden
opnemen in een accommodatie
6 maanden
4.10.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste zorg is rekening gehouden met de met de veiligheid van de betrokkene en met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen.
4.11.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.12.
Wat namens de betrokkene als verweer is aangevoerd maakt dit niet anders.
4.13.
De rechtbank komt tot de conclusie dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal dan ook worden verleend.
4.14.
De verschillende vormen van zorg kunnen voor de hieronder gestelde termijnen worden toegepast. Deze termijnen zijn noodzakelijk om het doel van verplichte zorg te realiseren.

5.Beslissing

De rechtbank:
Wijst toehet verzoek van de officier van justitie en
verleent een zorgmachtigingten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
Vorm van zorg
Duur
toedienen van vocht
zes maanden
toedienen van voeding
zes maanden
toedienen van medicatie
zes maanden
het verrichten van medische controles
zes maanden
het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening
zes maanden
beperken van de bewegingsvrijheid
zes maanden
insluiten
zes maanden
uitoefenen van toezicht op betrokkene
zes maanden
onderzoek aan kleding of lichaam
zes maanden
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
zes maanden
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
zes maanden
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
zes maanden
opnemen in een accommodatie
zes maanden
Deze zorgmachtiging is bij voorraad uitvoerbaar. De machtiging is geldig vanaf dagtekening en moet binnen twee weken ten uitvoer gelegd worden.
Deze zorgmachtiging is geldig voor de duur van zes maanden, te weten uiterlijk tot en met 9 juni 2022.
Deze machtiging is op 9 december 2021 gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M. Cordia en D. Gigengack, griffiers.
Tegen de beschikking van deze rechtbank staat voor betrokkene en officier van justitie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen door een advocaat middels het indienen van een verzoekschrift bij de griffie van de Hoge Raad,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking.

Voetnoten

1.Als de wet niet in acht genomen is door de geneesheer-directeur, zorgverantwoordelijke, officier van justitie en/of rechter, kan de betrokkene op grond van art. 10:12, tweede respectievelijk derde lid, Wvggz de rechter verzoeken tot schadevergoeding door de zorgaanbieder of de zorgverantwoordelijke dan wel ten laste van de Staat.