Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
Daartoe moet verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt. Een ander moet hierdoor zijn bewogen tot de afgifte van een goed, in dit geval een geldbedrag.
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van de feiten
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straf
9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
taakstrafvan
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag.
Wijstde vordering van de benadeelde partijen
toezoals in de tabel hierna is opgenomen, als vergoeding van materiële schade;
wettelijke rentedaarover
vanafhet moment van het ontstaan van de schade (
1 november 2016) tot aan de dag van de voldoening;
één derdevan de toegewezen materiële schade, van de in de betreffende kolom achter hun naam vermelde bedragen;
Wijstde vorderingen voor het
overige af;
Legt verdachte de verplichting opten behoeve van de hierna te noemen benadeelde partijen een derde van de toegewezen bedragen
aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 november 2016) tot aan de dag van de voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van het daarbij vermelde aantal dagen gijzeling. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.