ECLI:NL:RBAMS:2021:7341

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
13/447204-08, 23/003271-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling met gewijzigde voorwaarden

Op 18 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de terbeschikkinggestelde, geboren in 1973, die eerder ter beschikking was gesteld door het gerechtshof te Amsterdam. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd door het gerechtshof te Arnhem/Leeuwarden op 9 juli 2020. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw en deskundigen gehoord tijdens de openbare zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek, die momenteel in remissie is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zonder de verlenging van de terbeschikkingstelling de kans op recidive hoog is, gezien het delictverleden en de verslavingsproblematiek van de terbeschikkinggestelde. De rechtbank heeft ook het verzoek van de raadsvrouw om de voorwaarden te wijzigen afgewezen, omdat verblijf bij de moeder van de terbeschikkinggestelde onvoldoende waarborgen biedt voor zijn functioneren en abstinentie. De rechtbank heeft de voorwaarden van de terbeschikkingstelling aangepast en de terbeschikkinggestelde verplicht om zich te houden aan de opgelegde voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en het niet gebruiken van drugs of alcohol.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/447204-08, 23/003271-09
Beslissing op de ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 8 oktober 2021 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
thans verblijvend in [verblijfadres] ,
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 7 oktober 2009 ter beschikking werd gesteld, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling bij beschikking van deze rechtbank van 3 februari 2016 voorwaardelijk werd beëindigd, en welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van het gerechtshof te Arnhem/Leeuwarden van 9 juli 2020 voor de duur van twee jaren werd verlengd en waarvan het gerechtshof te Arnhem/Leeuwarden de voorwaarden bij beslissing van 1 oktober 2020 heeft gewijzigd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 30 augustus 2021 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering door [naam instelling] verslavingszorg uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling met minimaal één jaar;
  • de voortgangsverslagen toezicht van voornoemde reclasseringsinstelling van 9 april 2021 en 29 juni 2021;
  • het op 3 augustus 2021 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van psychiater [psychiater] , strekkende tot verlenging van deze voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling met één jaar.
De rechtbank heeft op 18 november de officier van justitie mr. P.A. van Logten, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem, alsmede de deskundige [persoon 1] , senior reclasseringswerker, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van
[naam instelling] verslavingszorgvan 30 augustus 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene is een 48-jarige man bij wie sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek (nu in remissie).
Behandelverloop en risicotaxatie
Op 6 oktober 2020 heeft [naam instelling] Reclassering locatie [plaats 2], het reclasseringstoezicht van betrokkene overgedragen aan [naam instelling] Reclassering locatie [plaats 3]. Dit vanwege het feit dat het Gerechtshof Arnhem en Leeuwarden op 1 oktober 2020 de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 26 maart 2020, inhoudende dat de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege is opgeheven en is gelast dat de verpleging van overheidswege zal worden hervat, vernietigd heeft. Het Gerechtshof heeft hierbij een opname binnen de FVK Piet Roorda te [plaats 3] bevolen.
Betrokkene toont zich ten tijde van de opname bij de besloten fase van de FVK Piet Roorda te [plaats 3] op 6 oktober 2020 in eerste instantie gemotiveerd voor behandeling. Naarmate de behandeling verder voortduurt neemt de motivatie af en geeft betrokkene aan "behandelmoe" te zijn. Gedurende de opname bij de FVK Piet Roorda te [plaats 3] heeft er op 16 december 2020 een incident plaatsgevonden. Betrokkene heeft zich dreigend uitgelaten naar een groepsgenoot, waardoor er een conflictueuze situatie bestond op de afdeling. Betrokkene is hierdoor overgeplaatst naar een andere afdeling binnen de FVK Piet Roorda te [plaats 3].
Op 20 april 2021 is betrokkene doorgestroomd naar de open fase van de FVK Piet Roorda te [plaats 1]. Betrokkene geeft aan content te zijn met de overgang, als belangrijkste voordeel benoemt hij dat hij uitgebreidere verlofmogelijkheden heeft. De verloven zijn tot op heden zonder gemelde incidenten verlopen. Op 2 juli 2021 is betrokkene doorgestroomd naar de uitstroomgroep van de FVK Piet Roorda te [plaats 1]. De reden hiervan is dat betrokkene behandelinhoudelijk geen verdere ontwikkeling doormaakt en er met name gericht wordt op dagbesteding. De uitstroomgroep biedt de mogelijkheid voor betrokkene om vier dagen in de week te werken bij zijn dagbesteding. Betrokkene heeft sinds zijn overgang naar de open fase van de FVK Piet Roorda te [plaats 1] succesvol gesolliciteerd bij een glazenwassersbedrijf dat gevestigd is in [plaats 1]. Betrokkene is als vrijwilliger in dienst getreden bij dit glazenwassersbedrijf.
Op 17 mei 2021 heeft [naam instelling] Reclassering een hernieuwde aanvraag voor beschermd wonen ingediend bij de afdeling Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ). De hernieuwde aanvraag is tot stand gekomen nadat er een eerdere afwijzing heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021. Ditmaal is de indicatiestelling afgegeven aangezien betrokkene verblijft binnen de open fase van de FVK Piet Roorda en uitgebreider heeft geoefend met onbegeleide verloven.
Betrokkene is door het Forensisch Plaatsingloket (FPL) in eerste instantie toegeleid naar de
beschermde woonvorm van [naam woonvorm] te [plaats 2]. Op 23 juni 2021 heeft er een intakegesprek
plaatsgevonden. Op 24 juni 2021 kreeg ondergetekende de terugkoppeling vanuit [naam woonvorm] dat
betrokkene is afgewezen voor een eventuele plaatsing. De reden hiervoor is dat zij van mening zijn dat ze onvoldoende structuur en begeleiding kunnen bieden voor betrokkene. Daarnaast heeft het wonen in een groepswoning een ontwrichtende werking gehad. Hierop heeft [naam instelling] Reclassering bij het FPL een hernieuwde aanvraag gedaan om betrokkene naar een beschermde woonvorm toe te leiden, waarbij betrokkene heeft aangegeven dat hij er ook voor openstaat om in de regio van Amsterdam geplaatst te worden. [naam instelling] Reclassering heeft uit contact met het IFZ, op 03 augustus 2021, vernomen dat plaatsing binnen de gemeente [plaats 2] niet tot de mogelijkheden behoort, vanwege de afwijzing bij [naam woonvorm] . Daarnaast zijn de wachttijden voor beschermde woonvormen, in de omgeving van Amsterdam, langer dan een jaar.
Betrokkene geeft ten tijde van de gesprekken met de reclassering aan te willen gaan wonen bij zijn moeder, die in [plaats 2] woont. Betrokkene heeft zich in het verleden onbetrouwbaar opgesteld naar zowel de reclassering als de hulpverlening, waarbij het middelengebruik toenam. Het lukt betrokkene niet om stressoren te bespreken en de eventuele hulp te accepteren. Wanneer de benodigde intensieve 24-uurs begeleiding vanuit een beschermde woonvorm niet geboden zal worden, zal betrokkene vermoedelijk zijn eigen plan gaan trekken en uiteindelijk gaan destabiliseren. Betrokkene geeft aan zich niet te kunnen vinden in de visie van [naam instelling] Reclassering.
Op 16 augustus 2021 heeft een intake plaatsgevonden bij het Forensisch Beschermd Wonen van [naam instelling] te [plaats 1]. Op 16 augustus 2021 heeft ondergetekende een terugkoppeling gekregen vanuit het Forensisch Beschermd Wonen dat betrokkene is geaccepteerd en op de wachtlijst wordt geplaatst. Betrokkene wordt driewekelijks gecontroleerd op middelengebruik, door middel van urineonderzoek. Hij werkt hier goed aan mee. Er zijn tot op heden geen positieve urinecontroles gemeld, door het behandelteam van FVK Piet Roorda. Betrokkene geeft desgevraagd in gesprekken met de reclassering aan geen craving te ervaren naar middelen. Betrokkene bagatelliseert eerdere terugvallen en het lukt betrokkene niet om naar zijn eigen aandeel te kijken.
Het recidiverisico binnen de maatregel voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging wordt door psychiater en Pro Justitia rapporteur dr. [psychiater] en [naam instelling] Reclassering ingeschat als laag. Zonder de voorwaarden vanuit de tbs, als de tbs niet verlengd zou worden, wordt de kans op herhaling als hoog inschat. Met name het delictverleden, de verslavingsproblematiek, de financiën en het psychosociaal functioneren kunnen aangemerkt worden als de grootste risicofactoren als het gaat om recidive.
Koers en advies
[naam instelling] adviseert om de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging te verlengen met minimaal één jaar. In het verleden zijn resocialisatie trajecten (2016, 2018 en 2020) meermalen voortijdig beëindigd. Dit vanwege het feit dat betrokkene diverse malen was teruggevallen in middelengebruik en binnen de tbs-maatregel is gerecidiveerd. Er zal door [naam instelling] Reclassering intensief gemonitord dienen te worden hoe de verdere resocialisatie van betrokkene in de maatschappij verloopt. De overgang vanuit de open fase van FVK Piet Roorda te [plaats 1], naar het Forensisch Beschermd Wonen van [naam instelling] te [plaats 1] dient geleidelijk te verlopen, zodat betrokkene niet wordt overvraagd. Binnen een beschermde woonvorm is er meer zicht op betrokkene en of het hem tijdig lukt om zijn spanningen en craving, die indirect leiden tot recidive, met de begeleiding bespreekbaar te maken. Als betrokkene ontregelt door overvraging, wordt de kans groot geacht dat hij overgaat tot middelengebruik en is hij minder ontvankelijk voor begeleiding. Een context zonder een verlenging van minimaal een jaar, geeft onvoldoende mogelijkheden om de resocialisatie goed te kunnen monitoren. De motivering voor een verlenging van een jaar is dat er na een jaar een nieuw meetmoment is hoe het traject verder vormgegeven moet worden. Op basis van de risico-inschatting acht [naam instelling] Reclassering het als niet aannemelijk dat de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging kan worden opgeheven binnen een termijn van een jaar.
Betrokkene is bij brief van 28 september 2021 een officiële waarschuwing gegeven vanwege overtreding van de voorwaarde dat hij geen alcohol gebruikt. Op 12 september 2021 is een urinecontrole afgenomen, waarbij betrokkene positief heeft gescoord op alcoholgebruik. De aangevraagde contra-expertise scoort eveneens positief op alcoholgebruik. In een gesprek met FVK Roorda en [naam instelling] Reclassering ontkent betrokkene alcohol te hebben gebruikt.
De deskundige heeft het advies van 30 augustus 2021 op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. De deskundige heeft meegedeeld dat betrokkene op 12 september 2021 is geplaatst in FBW [naam instelling] te [plaats 1]. De behandeling in FVK Piet Roorda heeft in het teken gestaan van kleine incidenten. Het groepsleven kon tot conflicten leiden. Een alcoholcontrole, zoals die op 12 september 2021, wordt heel zorgvuldig afgenomen. FVK Piet Roorda heeft ook aangifte gedaan van diefstal door betrokkene van planten uit de kliniek. Dat betrokkene zowel het alcoholgebruik als de diefstal ontkent is zorgelijk voor de reclassering. Volgens de reclassering is het de beste optie om betrokkene in een FBW te laten oefenen met verloven. Als dit voldoende lukt, kan dit vervolgens worden omgezet in een ambulant traject. Er is nog geen begeleidingsplan voor de FBW opgesteld, omdat betrokkene het contact met de begeleider afhoudt. Het is goed als er over een jaar weer een evaluatiemoment is. De reclassering wil bekijken hoe het over een half jaar gaat en of betrokkene dan een kamer kan huren in [plaats 2] waar intensieve ambulante begeleiding kan plaatsvinden. Voor beschermd wonen is er voor betrokkene geen plek in [plaats 2]. RIBW [naam woonvorm] is in [plaats 2] de enige geschikte plek voor betrokkene. Bij de intake in juni 2021 heeft [naam woonvorm] betrokkene definitief afgewezen, waardoor het niet mogelijk is betrokkene in [plaats 2] aan te melden. Plaatsing in de woning van zijn moeder is niet passend, omdat betrokkene niet voldoende openheid geeft binnen dat traject. Voor een plaats in een RIBW in Amsterdam is de wachttijd ongeveer twee jaar. De reclassering heeft hem nog niet aangemeld voor een plaatsing in een RIBW in Amsterdam.
Het advies van de psychiater
[psychiater]van 3 augustus 2021 luidt als volgt, zakelijk weergegeven:
Bij betrokkene is sprake van middelen gerelateerde problematiek: cocaïne in ernstige mate, nu in remissie. Er is een lichte verstandelijke beperking en er is een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken.
De kans op herhaling van criminaliteit met gebruik van geweld of dreiging met geweld is in de huidige omstandigheden in de kliniek laag. Als per direct de tbs niet verlengd zou worden en er dus geen voorwaarden meer gesteld kunnen worden vanuit de tbs is de kans groot dat hij in problemen komt met zijn omgeving als gevolg van zijn psychische stoornis, dat hij weer drugs gaat gebruiken en dat hij in criminaliteit vervalt met gebruik van geweld of dreigen er mee. Hij heeft bij wonen buiten de kliniek intensieve begeleiding nodig en extern gestelde grenzen/voorwaarden. Zonder de voorwaarden vanuit de tbs is, als de tbs niet verlengd zou worden, de kans op herhaling hoog. Hij is nu wel abstinent van het gebruik van middelen maar de verwachting is dat hij daar zwak in is met name als hij frustraties heeft. En dat verhoogt de kans op herhaling aanzienlijk. Hij zal zelf vanuit angst voor sancties niet voldoende open zijn naar de hulpverlening of zal geen hulp inschakelen. Door zijn lage intelligentie schiet zijn probleemoplossend vermogen tekort.
De psychiater heeft bij het risicomanagement een aantal opties beschreven. De optie om de tbs niet te verlengen geeft nu te veel kans op herhaling van het indexdelict.
De optie om de tbs twee jaar te verlengen en vanuit de FVK Piet Roorda een plaatsing in de FRIBW te [plaats 2] en omstreken af te wachten betekent dat hij nog lang in de kliniek moet zijn omdat de wachttijd voor de FRIBW geschat wordt op meer dan een jaar. De kans op herhaling is dan aanwezig met name omdat hij niet verdraagt dat hij nog ruim een jaar in de kliniek moet zijn.
De derde optie is om het traject van aanmelden bij de FRIBW voort te zetten en hem ter overbrugging van de wachttijd bij zijn moeder te laten wonen, mits die er mee instemt. Nadeel van deze optie is dat het zeer waarschijnlijk is dat hij niet meer naar een RIBW wil als hij eenmaal bij zijn moeder woont. Bovendien ligt de belasting, als het niet goed gaat, bij de familie en schaadt betrokkene dan mogelijk het contact met de familie: betrokkene zelf vraagt geen hulp en vermijdt vooral teneinde zijn eigen zin te doen. Hij geeft onvoldoende openheid. Nadeel is bovendien dat de controle dan minder is dan in een RIBW, terwijl is gebleken dat hij zich onbetrouwbaar kan opstellen, gericht op eigenwinst. Risico is tevens zijn dwingende houding en minimale frustratietolerantie bij onzekerheid.
De vierde optie is spoedige plaatsing in de FBW van [naam instelling] in [plaats 1] en dan bij een half jaar stabiel functioneren daar hem een woning laten zoeken in [plaats 2] met daar begeleiding vanuit het F-ACT. De psychiater verwacht dat deze optie de kans op herhaling kan ondervangen ondanks dat er risico op herhaling blijft. Voordeel is dat hij een goede oefensituatie krijgt, zijn familie niet belast als het niet goed gaat en er in de FBW intensieve begeleiding en controle mogelijk is. Nadeel is de lange reistijd tot werk en familie in [plaats 2].
Het advies is om de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar in welk jaar het geschetste traject gevolgd kan worden, zodat na een jaar beoordeeld kan worden wat het vervolg zal zijn, met name of hij stabiel gebleven is en wat de vorderingen zijn met betrekking tot zelfstandig begeleid wonen in [plaats 2]. De voorwaarden moeten mogelijk aangepast worden afhankelijk van de optie die gekozen wordt bij het risicomanagement. Tevens moeten de financiën in beheer zijn.
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht bij verlenging van de terbeschikkingstelling de voorwaarden zodanig te wijzigen dat uitvoering wordt gegeven aan de door psychiater [psychiater] genoemde optie 3: verblijf bij de moeder van betrokkene totdat de reclassering een beschermd wonen plaatsing heeft gerealiseerd, dan wel toestemming geeft voor zelfstandig wonen met begeleiding. Mocht de rechtbank het nodig vinden de reclassering nader te laten rapporteren over de te wijzigen voorwaarden, dan verzoekt de raadsvrouw de rechtbank tot aanhouding van het onderzoek.
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar wordt verlengd.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij de terbeschikkinggestelde is nog altijd sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek (nu in remissie). Zonder tbs-kader is de kans op recidive hoog. De rechtbank wijst dan ook het primaire verzoek tot afwijzing van de vordering af.
Ook het subsidiaire verzoek van de raadsvrouw – kort gezegd wijziging van de voorwaarden ter uitvoering van optie 3 – wijst de rechtbank af. De rechtbank onderschrijft de door psychiater [psychiater] en de reclassering genoemde nadelen aan deze optie. Verblijf bij de moeder van betrokkene biedt onvoldoende waarborgen dat er zicht blijft op zijn functioneren en met name op zijn abstinentie van alcohol en drugs. Er valt ook niet te verwachten dat dat verblijf dan maar van korte duur zal zijn: een RIBW in [plaats 2] is door de afwijzing van [naam woonvorm] niet mogelijk en voor een RIBW in Amsterdam is er een wachtlijst van ongeveer 2 jaar.
Zowel in het verlengingsadvies als in de rapportage van psychiater [psychiater] is goed onderbouwd dat betrokkene nog geruime tijd intensieve begeleiding en controle nodig heeft, voordat eventuele volgende stappen richting zelfstandig wonen kunnen worden gezet. Met name zijn verslavingsprobleem en persoonlijkheidsstoornis, in combinatie met zijn verstandelijke beperking en onvoldoende bereidheid tot openheid van zaken blijven punten van zorg, ook gezien eerdere mislukte pogingen tot resocialisatie. Verblijf in de FBW van [naam instelling] in [plaats 1] - beschermd wonen met 24-uurs begeleiding - is daarom voor betrokkene het komende jaar de beste waarborg dat wordt voorkomen dat hij weer terugvalt in gebruik van alcohol en/of drugs en in het verlengde daarvan weer delicten gaat plegen. Over een jaar kan dan bij een volgende verlengingszitting worden getoetst of betrokkene toe is aan een volgende stap. Als ook dan nog plaatsing in een beschermd wonen project gezien de lange wachtlijsten niet mogelijk is binnen afzienbare termijn, kan worden beoordeeld of zelfstandig wonen onder ambulante begeleiding verantwoord is.
Hoewel niet valt te verwachten dat na een jaar de TBS kan worden beëindigd - ook gezien het advies van de reclassering tot verlenging met “minimaal 1 jaar” - zal de rechtbank toch de vordering tot verlenging met 1 jaar toewijzen, zodat na dat jaar de genoemde toetsing kan plaatsvinden.
Bij de door de reclassering aangegeven mogelijkheid van zelfstandig wonen - na een half jaar verblijf bij FBW [naam instelling] betrokkene een kamer laten huren in [plaats 2] onder ambulante begeleiding - ziet de rechtbank dezelfde nadelen als voor het wonen van betrokkene bij zijn moeder (afgezien van het nadeel van belasting van de familie). Ook dan krijgt hij meer vrijheden dan de rechtbank verantwoord acht met het oog op het recidiverisico.
De rechtbank zal ambtshalve de huidige bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd door het gerechtshof Arnhem/ Leeuwarden in haar beslissing van 1 oktober 2021, op twee punten aanpassen. De bijzondere voorwaarde van plaatsing in de FVK Piet Roorda vervalt, omdat het verblijf in deze kliniek al is beëindigd. De bijzondere voorwaarde van plaatsing binnen beschermd of begeleid wonen wordt gewijzigd zoals hieronder aangegeven.

Beslissing

De rechtbank wijst af het verzoek om aanhouding van het onderzoek nu zij daartoe geen noodzaak ziet.
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de voorwaardelijk beëindigde terbeschikkingstelling, van
[terbeschikkinggestelde] ,met één jaar.
Wijzigt de aan de terbeschikkinggestelde opgelegde voorwaarden, zoals opgenomen in de beslissing van het gerechtshof te Arnhem/ Leeuwarden van 1 oktober 2020, in die zin dat deze thans luiden dat de terbeschikkinggestelde:
Algemene voorwaarden
1. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en een actuele foto ter beschikking stelt waarop zijn gezicht herkenbaar is;
2. zich niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
4. zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig
is;
5. aan de reclassering inzicht geeft in de voortgang en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
6. zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering. Eventuele overnachtingen elders kunnen alleen in overleg en met toestemming van de reclassering;
7. meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de terbeschikkinggestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
8. meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) van Mesdag of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
9. niet gaat naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen, zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
10. na de klinische behandeling meewerkt aan geïndiceerde ambulante (verslavings-)behandeling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De terbeschikkinggestelde houdt zicht aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
11. verblijft in FBW [naam instelling] te [plaats 1] of een soortgelijke instelling van beschermd dan wel begeleid wonen. De terbeschikkinggestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
12. geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
13. geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de terbeschikkinggestelde wordt gecontroleerd;
14. inzage geeft in zijn financiële huishouding en begeleiding/controle op dit punt accepteren;
15. dagbesteding heeft in de vorm van opleiding en/of werk en geeft de reclassering toestemming contact te onderhouden met de opleiding en/of werkgever over de voortgang van de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde zal niet van opleiding en/of werk veranderen zonder toestemming van de reclassering.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P.J.H. van Dellen en M.M. Prinsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2021.