ECLI:NL:RBAMS:2021:7339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
13/047204-03
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terbeschikkingstelling en verlening zorgmachtiging

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1972, die sinds 2004 ter beschikking was gesteld voor verpleging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen afgewezen. De terbeschikkinggestelde was verpleegd door een instelling en had een lange geschiedenis van behandeling, waarbij zijn toestand in de loop der jaren verbeterde door medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een waanstoornis en dat het risico op recidive laag is, mits hij zijn medicatie trouw blijft innemen en zich houdt aan de afspraken met de hulpverlening. De rechtbank heeft besloten dat de terbeschikkingstelling kan worden beëindigd, omdat er een zorgmachtiging is verleend die de nodige ondersteuning en toezicht biedt. Deze beslissing is genomen op basis van adviezen van deskundigen, waaronder psychiater L.H.W.M. Kaiser, die de noodzaak van een zorgmachtiging benadrukten in plaats van een verlenging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgmachtiging voldoende is om de terbeschikkinggestelde te blijven begeleiden en dat de hulp beschikbaar blijft zolang aan de vereiste criteria wordt voldaan.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/047204-03
Beslissing op de op 1 oktober 2021 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 30 september 2021 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1972,
thans verpleegd door de [naam instelling] , locatie [woonplaats] ,
begeleid door Reclassering Nederland in Arnhem,
verblijvende op het adres [adres] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 30 september 2004 ter beschikking gesteld werd, teneinde
van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling bij beslissing van deze rechtbank van 12 november 2019 voor de tijd van één jaar werd verlengd en waarvan de verpleging van overheidswege bij diezelfde beslissing voorwaardelijk werd beëindigd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 22 oktober 2020 voor de tijd van één jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 2 september 2021 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering door Reclassering Nederland uitgebrachte advies, strekkende tot beëindiging van deze terbeschikkingstelling, mits er zicht is op een zorgmachtiging;
  • de voortgangsverslagen van Reclassering Nederland van 15 maart 2021 en 14 juni 2021;
  • het op 13 juli 2021 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van psychiater L.H.W.M. Kaiser, strekkende tot beëindiging van deze terbeschikkingstelling, met aansluitende oplegging van een zorgmachtiging;
  • het op 9 november 2021 door het Openbaar Ministerie ingediende verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ten behoeve van betrokkene, alsmede de onderliggende stukken.
De rechtbank heeft op 18 november 2021 de officier van justitie mr. P.A. van Logten, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [naam] , verbonden aan Reclassering Nederland, en (telefonisch) de deskundige S. Prick, psychiater bij Kairos, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met één jaar en verzoekt zij afwijzing van het verzoekschrift tot een zorgmachtiging.
Standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben verzocht de vordering af te wijzen en een zorgmachtiging te verlenen.

De beoordeling

Aan het advies van
Reclassering Nederlandvan 2 september 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Bij betrokkene is sprake van een waanstoornis (achtervolgingstype) en stoornissen in cannabis- en cocaïnegebruik (licht, in langdurige remissie in gereguleerde omgeving).
Behandelverloop en risicotaxatie
De heer [terbeschikkinggestelde] is op 17 mei 2006 met zijn maatregel begonnen bij Veldzicht. Op 30 september 2008 is betrokkene overgeplaatst, in verband met de sluiting van FPC Veldzicht, naar de FPC Oostvaarderskliniek. De behandeling verliep stroef. De kernproblematiek, leidend tot een vrijwel volstrekt afwezig ziekte- en probleembesef, maakte dat een basis voor behandeling en bewerking van het recidiverisico ontbrak. Het behandelaanbod leverde weinig tot geen resultaat en van hieruit ook geen vooruitzicht op een resocialisatieperspectief binnen afzienbare termijn.
Van hieruit volgt het verzoek tot overplaatsing. Op 4 oktober 2010 is hij overgeplaatst naar FPC de [naam instelling] , locatie [woonplaats] . Het behandelverloop kent de eerste jaren een vergelijkbare tendens als in de eerdere kliniek. De ommekeer komt na mei 2015, na de start met dwangmedicatie. Betrokkene gebruikte sinds 2015 depotmedicatie. Sindsdien is de waanstoornis mild geworden en komt het niet meer tot het floride denken in complotten, is de achterdocht naar de achtergrond verdwenen en wordt betrokkene niet meer angstig, geagiteerd en agressief.
Sinds februari 2017 woont betrokkene in de RIBW te [woonplaats] . Hij woont hier naar eigen zeggen nog steeds met plezier.
Na vele jaren de medicatie (anti-psychotica) via depotvorm toegediend te hebben gekregen, is het afgelopen jaar toegewerkt naar het innemen van de medicatie via tabletvorm. Betrokkene heeft namelijk veel last van de prikplekken van zijn depot en ziet de omschakeling naar tabletvorm als een stap voorwaarts naar meer zelfstandigheid. Sinds eind juni 2021 krijgt betrokkene de medicatie per tablet (olanzapine 10mg). Hij krijgt eenmaal per drie weken controle van de bloedspiegel en heeft wekelijkse gesprekken en begeleiding vanuit Kairos. De medicatie neemt hij in met ondersteuning van de begeleiders van de RIBW.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Deze inschatting geldt voor het huidige kader,
met de actuele mate van toezicht en begeleiding. Het is belangrijk dat betrokkene trouw blijft aan het innemen van zijn medicatie en abstinent blijft van drugs. Indien betrokkene zijn medicatie niet inneemt (en eventueel weer drugs gaat gebruiken) is er een groot risico op ontregeling van zijn emotioneel functioneren met risico op letsel voor mensen in zijn omgeving.
Als betrokkene zijn medicatie blijft gebruiken en zich open blijft stellen voor begeleiding zijn er mogelijkheden voor betrokkene om door te groeien naar meer zelfstandig functioneren, en kan hij zich verder positief ontwikkelen. Toezicht en controle blijven geïndiceerd.
Koers en advies
Het afgelopen jaar heeft betrokkene laten zien dat hij stabiel functioneert, zich goed aan veranderingen aanpast, de medicatie in tabletvorm inneemt, meewerkt aan bloedspiegelcontroles, begeleiding en behandeling accepteert en afspraken nakomt.
Betrokkene is gemotiveerd voor verdere begeleiding en behandeling bij de RIBW en Kairos in het kader van de Wvggz. Daar het innemen van de medicatie erg belangrijk is, is het noodzakelijk dat er een juridisch kader blijft. Er is geconcludeerd dat een tbs-kader niet perse noodzakelijk is, mits er een naadloze overgang is naar de zorgmachtiging. Belangrijk hierbij is dat in de zorgmachtiging wordt opgenomen dat betrokkene zijn medicatie in moet nemen en, indien nodig, hij opgenomen kan worden in een kliniek. Met betrekking tot het kunnen blijven wonen bij de RIBW: als de tbs-maatregel niet verlengd wordt, gaat de RIBW een WMO indicatie aanvragen.
Geadviseerd wordt om de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel met dwangverpleging niet te verlengen indien er een naadloze overgang is naar een zorgmachtiging.
De deskundige [naam] heeft het advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
Aan genoemd advies van de
psychiater L.H.W.M. Kaiservan 13 juli 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Er is bij betrokkene sprake van een waanstoornis (achtervolgingstype), met medicatie gedeeltelijk in remissie, stoornis in cannabis- en cocaïnegebruik (licht, in langdurige remissie in gereguleerde omgeving).
De kans op herhaling van geweld is in de huidige omstandigheden laag. De kans op herhaling van geweld schat de psychiater als matig in als betrokkene zonder juridische maatregel zou zijn.
Deze kans op herhaling is met name afhankelijk van een eventueel psychotisch decompenseren van betrokkene, eventueel in combinatie met drugsgebruik. Daarin is nu een destabiliserende factor de omschakeling van depot antipsychoticum naar tabletten. Als hij met tabletten nu gedurende enkele maanden stabiel blijft, is de kans op herhaling lager dan wanneer hij daarop psychotisch decompenseert. Maar medicatietrouw blijft een essentiële factor naast monitoring van zijn toestand in de recidivepreventie.
De psychiater heeft bij het risicomanagement geschetst dat betrokkene toezicht op medicatiegebruik nodig heeft, zoals door geregelde bloedspiegelcontrole. Het is nodig dat zijn toestand door psychiatrisch deskundigen gemonitord wordt en dat er ingegrepen wordt als hij weer psychotisch zou worden. Tevens is een verbod op drugsgebruik nodig met geregelde UC controles, daar hij in de periode van het indexdelict veel cannabis gebruikte en dat luxerend kan werken. Het onderkennen en afwenden van de psychose is noodzakelijk om de kans op herhaling van ernstig geweld naar de persoon waar zich zijn waan dan op richt te voorkomen. Met een GGZ hulpverleningsnetwerk om hem heen met onderliggend een zorgmachtiging is de kans op herhaling aanzienlijk te verlagen. Hierbij is het wel vereist dat hij de komende maanden met de verandering van toedieningswijze van medicatie stabiel blijft. Hij kan met een zorgmachtiging bij Kairos in behandeling blijven, wat een voordeel is omdat de behandelaar hem al goed kent. Er wordt door de psychiater geen meerwaarde gezien in de tbs-verlenging ten opzichte van een zorgmachtiging.
Het advies is om de TBS maatregel niet te verlengen mits er aansluitend een zorgmachtiging
gerealiseerd is, met als dwangmiddelen: dwangmedicatie bij weigering om medicatie volgens voorschrift van de psychiater in te nemen, opname in de GGZ indien geïndiceerd, urinecontrole op drugs en bloedspiegelcontrole op medicatie. Hij moet zich houden aan de afspraken met de
hulpverlening.
De rechtbank is – gelet op de adviezen en het verhandelde ter terechtzitting – van oordeel dat een stoornis en enig recidiverisico onverkort aanwezig zijn. Dit recidiverisico is echter dusdanig laag, dat dit kan worden ondervangen met een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz). De rechtbank is dan ook van oordeel dat thans een situatie als bedoeld in artikel 6:2:17, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is. De rechtbank zal dan ook de vordering van de officier van justitie afwijzen en de maatregel van terbeschikkingstelling beëindigen, omdat aan betrokkene in de zaak met rekestnummer 21/7029, welk rekest tegelijkertijd met de onderhavige vordering is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wfz is verleend. In het kader van deze zorgmachtiging blijft hulp beschikbaar zolang betrokkene die nodig heeft en aan de daarvoor vereiste criteria wordt voldaan.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en
beëindigtde terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P.J.H. van Dellen en M.M. Prinsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.R. Hofstee, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2021.
.