ECLI:NL:RBAMS:2021:7271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/733005-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in fraudezaak met gehandicaptenparkeervergunningen

Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij fraude met gehandicaptenparkeervergunningen. De zaak kwam voort uit een onderzoek van de gemeente Amsterdam, waaruit bleek dat er vermoedelijk gefraudeerd was bij de aanvraag en verstrekking van Europese gehandicaptenparkeerkaarten. De verdachte zou een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners hebben verkregen zonder daadwerkelijk gehandicapt te zijn. Tijdens de zitting op 8 oktober 2021 en de sluiting op 13 december 2021, werd de vordering van de officieren van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het valselijk opmaken van documenten die nodig waren voor de aanvraag van de parkeervergunning. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet herkenbaar was op de pasfoto van de gehandicaptenparkeerkaart en dat er geen bewijs was dat hij de aanvraag had ondertekend of ingevuld. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de valse stukken die gebruikt waren voor de aanvraag.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van valsheid in geschrift en oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op enige wijze betrokken was bij de fraude. De beslissing werd genomen op basis van de feiten en omstandigheden die in het dossier waren vastgelegd, waarbij de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om de betrokkenheid van een verdachte duidelijk aan te tonen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/733005-18 (Promis)
Datum uitspraak: 13 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 8 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 13 december 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen (hierna: de officieren van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.A.C. Tuinen naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

In augustus 2017 werd bij het stadsloket West van de gemeente Amsterdam ontdekt dat er vermoedelijk was gefraudeerd bij de aanvraag en het verstrekken van (fysieke) Europese gehandicaptenparkeerkaarten (hierna: gehandicaptenparkeerkaarten) waaraan vervolgens een (digitale) Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners (hierna: parkeervergunning voor gehandicapte bewoners) is gekoppeld. Het Bureau Integriteit van de gemeente is hierop een onderzoek gestart waaruit de verdenking is ontstaan dat gemeenteambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hierbij betrokken waren. Op 16 januari 2018 heeft de gemeente Amsterdam aangifte gedaan van valsheid in geschrift en oplichting tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Naar aanleiding van de aangifte en de bevindingen van Bureau Integriteit, is een strafrechtelijk onderzoek gestart met de naam 13Earley. De inhoudelijke behandeling in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vond plaats op 1 en 4 oktober 2021. Het onderzoek heeft uiteindelijk ook geleid tot de strafzaak tegen verdachte, die zo’n parkeervergunning voor gehandicapte bewoners zou hebben verkregen. De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig op de zitting behandeld met de strafzaken tegen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Voor een aantal begunstigden van de parkeervergunningen is de zaak afgedaan met een transactie.
De vragen die in deze zaak spelen zijn – kort gezegd – of verdachte en zijn mededader(s) de documenten en formulieren die nodig zijn voor het verkrijgen van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners valselijk hebben opgemaakt en in de systemen van de gemeente hebben verwerkt (feit 1), waardoor de gemeente Amsterdam en EGIS (de uitvoerder van het parkeerbeleid) zijn bewogen tot het afgeven van een dergelijke vergunning aan verdachte terwijl hij niet gehandicapt was. Met deze parkeervergunning kon hij vervolgens wel in heel Amsterdam (gratis) parkeren (feit 2).

3.Beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift ten aanzien van een Europese Gehandicaptenparkeerkaarten, een aanvraagformulier parkeervergunning, een DAS-formulier aanvragen parkeervergunning in de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 mei 2017;
Feit 2:
medeplegen van oplichting van de Gemeente Amsterdam en/of EGIS in de periode van 1 mei 2017 tot en met 13 maart 2018.

4.Vrijspraak

4.1
Onderzoeksresultaten
Uit de aangifte van de gemeente Amsterdam volgt dat de aanvrager van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners een Europese fysieke gehandicaptenparkeerkaart moet hebben. Deze kan alleen worden verkregen na keuring door een GGD-arts. Bij het aanvraagformulier moeten een kopie van de gehandicaptenparkeerkaart, een kopie van het identiteitsbewijs en een kopie van het kentekenbewijs worden ingeleverd. De parkeervergunning voor gehandicapte bewoners wordt dan gekoppeld aan de gehandicaptenparkeerkaart en verwerkt in de systemen. De medewerker bij de balie maakt hiervoor een formulier (‘de checklist’) op in het gemeentelijke DAS-systeem. Een DAS-formulier wordt uitgeprint en voor akkoord ondertekend en naar EGIS/Cition gezonden. De begunstigde krijgt wel bericht van de toekenning, maar ontvangt geen fysieke parkeervergunning.
Aangetroffen documenten
Onderzoek wees uit dat aan een gehandicaptenparkeerkaart met nummer [nummer] voorzien van de naam van verdachte een parkeervergunningen voor gehandicapte bewoners was gekoppeld terwijl deze niet was uitgegeven door de gemeente Amsterdam. Ook bleek verdachte niet door een GGD-arts te zijn gekeurd.
Voor het aanvragen van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners is ten behoeve van verdachte een aanvraagformulier van de gemeente Amsterdam gedateerd 24 juli 2017 ingediend. Dit formulier is voorzien van verdachte zijn gegevens zoals zijn naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum, kaartnummer van de gehandicaptenparkeerkaart en kenteken [kenteken] .
Er is een toekenningsbrief gedateerd 24 juli 2017 aan verdachte toegezonden ter bevestiging dat aan verdachte een parkeervergunning voor gehandicapten passagiers is afgegeven. Uit een uitdraai met gegevens over de parkeervergunning van verdachte volgt dat deze voor vijf jaren is afgegeven.
4.2
Standpunt Openbaar ministerie
De officier van justitie vindt – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – dat de feiten kunnen worden bewezen.
Op naam van verdachte is een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners aangevraagd waarin ten onrechte wordt aangegeven dat hij in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart. De handtekening daarop komt overeen met de handtekening die is gezet op een aangevraagd reisdocument op naam van verdachte. Blijkens de systemen van de gemeente is op dezelfde dag een brief uitgegaan naar verdachte waarin staat dat er een gehandicaptenparkeervergunning voor passagiers is afgegeven op kenteken [kenteken] . Dit kenteken staat op naam mevrouw [naam vriendin] , de (toenmalig) vriendin van verdachte, maar verdachte maakte ook gebruik van dit voertuig. Verdachte heeft valselijk stukken opgemaakt en door gebruikmaking van voornoemde valse stukken (feit 1), is ten onrechte een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners aan verdachte verleend (feit 2).
4.3
Standpunt verdediging
Verdachte heeft de feiten op de zitting ontkend.
De verdediging vindt – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota – dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft de aanvraag voor een parkeervergunning niet ondertekend of ingevuld. Op de pasfoto op de gehandicaptenparkeerkaart kan verdachte niet worden herkend.
De handtekening op de gehandicaptenparkeerkaart is ook niet de handtekening van verdachte. De toekenningsbrief heeft geen bewijswaarde omdat niet blijkt dat de brief verdachte daadwerkelijk heeft bereikt. Verdachte had geen wetenschap van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners. De auto met kenteken [kenteken] stond niet op zijn naam. Mevrouw [naam vriendin] was de hoofdgebruiker van het voertuig. Het is daarom goed mogelijk dat [naam vriendin] de parkeervergunning heeft geregeld. Uit het dossier blijkt bovendien niet van een relatie tussen verdachte en (één van) de gemeenteambtenaren die verantwoordelijk zijn geweest voor de aanmaak van de gehandicaptenparkeerkaart en de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners. Verdachte heeft hier ook geen documenten voor aangeleverd of contact over de parkeervergunning gehad. De feiten 1 en 2 kunnen niet worden bewezen.
4.4
Oordeel rechtbank: vrijspraak
4.4.1
Vrijspraak van feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift en gebruikmaken van valse geschriften
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van) het valselijk opmaken van de in de beschuldiging genoemde documenten. De rechtbank komt daartoe vanwege het volgende.
De gehandicaptenparkeerkaart op naam van verdachte is aangetroffen in de
e-mailcorrespondentie tussen de gemeenteambtenaren. Het is goed mogelijk dat het proces van het opmaken van de gehandicaptenparkeerkaart volledig aan het zicht van verdachte was onttrokken. Op de pasfoto is verdachte niet te herkennen. Het dossier biedt de rechtbank geen aanknopingspunten dat verdachte bij de vervaardiging betrokken is geweest.
Van het aanvraagformulier kan de rechtbank niet vaststellen of deze (deels) door verdachte is ingevuld. Verdachte ontkent hierbij betrokken te zijn geweest. De rechtbank kan op basis van het dossier onvoldoende uitsluiten dat ook het invullen van dit formulier buiten verdachte om is gegaan en dat anderen de gegevens daarvoor hebben aangeleverd en die daarop hebben ingevuld.
Ten aanzien van het DAS-formulier volgt uit het dossier dat de gemeenteambtenaren vanuit hun functie betrokken waren bij de verwerking van de vergunningaanvraag in de systemen van de gemeente. Het DAS-formulier is een ambtelijk formulier en niet kan worden verondersteld dat verdachte wist van het bestaan van dit formulier en de werkwijze voor de verwerking in de systemen.
Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte aan het valselijk opmaken van voornoemde geschriften een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Dat zijn gegevens vermeld staan op de documenten is daartoe onvoldoende. En dat er mogelijk (naderhand) een toekenningsbrief naar verdachte is gestuurd is ook geen direct bewijs voor betrokkenheid bij het vervalsen en verwerken van de geschriften.
De rechtbank vindt gezien het voorgaande niet bewezen dat verdachte samen met een ander of anderen valselijk geschriften heeft opgemaakt en gebruikt. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
4.4.2
Vrijspraak van feit 2: medeplegen van oplichting
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de gemeente en EGIS heeft opgelicht of daaraan een zodanige bijdrage heeft geleverd dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier blijkt niet dat er contact is geweest tussen verdachte en gemeenteambtenaren [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en dat verdachte (al dan niet via deze gemeenteambtenaren) de aanvraag voor een parkeervergunning in gang heeft gezet. Zoals hiervoor onder kopje 4.4.1 is overwogen, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte valselijk stukken heeft opgemaakt ten behoeve van het verkrijgen van een parkeervergunning of de benodigde stukken voor de aanvraag heeft aangeleverd. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat valse stukken zouden worden gebruikt voor de aanvraag voor een parkeervergunning voor gehandicapten op zijn naam.
Verdachte heeft het feit ontkend en het dossier bevat, zoals door de raadsman ook naar voren is gebracht, aanwijzingen dat een andere persoon dan verdachte belanghebbende was bij het verkrijgen van een parkeervergunning op het voertuig met kenteken [kenteken] . Dit voertuig stond op naam van mevrouw [naam vriendin] , de vriendin van verdachte. Uit een door de raadsman overgelegde e-mail van 29 maart 2018 van mevrouw [naam vriendin] volgt dat zij dit voertuig wel eens uitleende aan verdachte, maar dat zijzelf de hoofdgebruiker was. Dit is een aanwijzing dat een ander dan verdachte er mogelijk belang bij had dat op het voertuig een parkeervergunning zou worden afgegeven waarmee in heel Amsterdam (gratis) kon worden geparkeerd op naam van een ander om zelf buiten beeld te blijven. Verdachte zelf lijkt daar minder belang bij te hebben gehad want bij de woning waar hij al sinds 2010 ingeschreven staat, geldt geen betaald parkeren.
De gemeente Amsterdam en EGIS zijn uiteindelijk wel bewogen tot afgifte van een parkeervergunning op naam van verdachte, maar de rechtbank vindt gelet op het voorgaande niet bewezen dat verdachte bij de verkrijging van die parkeervergunning betrokkenheid heeft gehad. Verdachte zal van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde
niet bewezenen
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2021.