Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij fraude met gehandicaptenparkeervergunningen. De zaak kwam voort uit een onderzoek van de gemeente Amsterdam, waaruit bleek dat er vermoedelijk gefraudeerd was bij de aanvraag en verstrekking van Europese gehandicaptenparkeerkaarten. De verdachte zou een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners hebben verkregen zonder daadwerkelijk gehandicapt te zijn. Tijdens de zitting op 8 oktober 2021 en de sluiting op 13 december 2021, werd de vordering van de officieren van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het valselijk opmaken van documenten die nodig waren voor de aanvraag van de parkeervergunning. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet herkenbaar was op de pasfoto van de gehandicaptenparkeerkaart en dat er geen bewijs was dat hij de aanvraag had ondertekend of ingevuld. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de valse stukken die gebruikt waren voor de aanvraag.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van valsheid in geschrift en oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op enige wijze betrokken was bij de fraude. De beslissing werd genomen op basis van de feiten en omstandigheden die in het dossier waren vastgelegd, waarbij de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet als medepleger kon worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om de betrokkenheid van een verdachte duidelijk aan te tonen.