ECLI:NL:RBAMS:2021:7270

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/733003-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in fraudezaak met gehandicaptenparkeervergunningen

Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van betrokkenheid bij fraude met gehandicaptenparkeervergunningen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat in augustus 2017 begon, toen vermoedens van fraude bij de aanvraag en verstrekking van Europese gehandicaptenparkeerkaarten aan het licht kwamen. De gemeente Amsterdam deed aangifte van valsheid in geschrift en oplichting tegen enkele gemeenteambtenaren, wat leidde tot een strafrechtelijk onderzoek met de naam 13Earley. De verdachte zou een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners hebben verkregen zonder daadwerkelijk gehandicapt te zijn.

Tijdens de rechtszittingen op 8 oktober en 13 december 2021 werd de vordering van de officieren van justitie besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het valselijk opmaken van documenten of het gebruikmaken van valse geschriften. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van valsheid in geschrift en oplichting, omdat er geen bewijs was dat hij op enige wijze betrokken was bij de frauduleuze handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger van de feiten, en dat zijn gegevens op de documenten niet voldoende bewijs vormden voor zijn betrokkenheid.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs dat direct verband houdt met de betrokkenheid van de verdachte bij de vermeende fraude. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de handelingen van de gemeenteambtenaren en dat er geen bewijs was dat hij zelf gebruik had gemaakt van de parkeervergunning.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/733003-18 (Promis)
Datum uitspraak: 13 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 8 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 13 december 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen (hierna: de officieren van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J. Verstegen naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

In augustus 2017 werd bij het stadsloket West van de gemeente Amsterdam ontdekt dat er vermoedelijk was gefraudeerd bij de aanvraag en het verstrekken van (fysieke) Europese gehandicaptenparkeerkaarten (hierna: gehandicaptenparkeerkaarten) waaraan vervolgens een (digitale) Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners (hierna: parkeervergunning voor gehandicapte bewoners) is gekoppeld. Het Bureau Integriteit van de gemeente is hierop een onderzoek gestart waaruit de verdenking is ontstaan dat gemeenteambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hierbij betrokken waren. Op 16 januari 2018 heeft de gemeente Amsterdam aangifte gedaan van valsheid in geschrift en oplichting tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Naar aanleiding van de aangifte en de bevindingen van Bureau Integriteit, is een strafrechtelijk onderzoek gestart met de naam 13Earley. De inhoudelijke behandeling in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vond plaats op 1 en 4 oktober 2021. Het onderzoek heeft uiteindelijk ook geleid tot de strafzaak tegen verdachte, die zo’n parkeervergunning voor gehandicapte bewoners zou hebben verkregen. De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig op de zitting behandeld met de strafzaken tegen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Voor een aantal begunstigden van de parkeervergunningen is de zaak afgedaan met een transactie.
De vragen die in deze zaak spelen zijn – kort gezegd – of verdachte en zijn mededader(s) de documenten en formulieren die nodig zijn voor het verkrijgen van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners valselijk hebben opgemaakt en in de systemen van de gemeente hebben verwerkt (feit 1), waardoor de gemeente Amsterdam en EGIS (de uitvoerder van het parkeerbeleid) zijn bewogen tot het afgeven van een dergelijke vergunning aan verdachte terwijl hij niet gehandicapt was. Met deze parkeervergunning kon hij vervolgens wel in heel Amsterdam (gratis) parkeren (feit 2).

3.Beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift ten aanzien van een gehandicaptenparkeerkaart, een aanvraagformulier parkeervergunning, een DAS-formulieren aanvragen parkeervergunning en een DAS-formulier kentekenwijziging in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 23 mei 2017;
Feit 2:
medeplegen van oplichting van de Gemeente Amsterdam en/of EGIS in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 13 maart 2018.

4.Vrijspraak

4.1
Onderzoeksresultaten
Uit de aangifte van de gemeente Amsterdam volgt dat de aanvrager van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners een Europese fysieke gehandicaptenparkeerkaart moet hebben. Deze kan alleen worden verkregen na keuring door een GGD-arts. Bij het aanvraagformulier moeten een kopie van de gehandicaptenparkeerkaart, een kopie van het identiteitsbewijs en een kopie van het kentekenbewijs worden ingeleverd. De parkeervergunning voor gehandicapte bewoners wordt dan gekoppeld aan de gehandicaptenparkeerkaart en verwerkt in de systemen. De medewerker bij de balie maakt hiervoor een formulier (‘de checklist’) op in het gemeentelijke DAS-systeem. Een DAS-formulier wordt uitgeprint en voor akkoord ondertekend en naar EGIS/Cition gezonden. De begunstigde krijgt wel bericht van de toekenning, maar ontvangt geen fysieke parkeervergunning.
Aangetroffen documenten
Onderzoek wees uit dat aan een gehandicaptenparkeerkaart met nummer [mummer] voorzien van de naam en pasfoto van verdachte een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners was gekoppeld terwijl deze niet was uitgegeven door de gemeente Amsterdam. Ook bleek verdachte niet door een GGD-arts te zijn gekeurd.
Voor het aanvragen van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners is ten behoeve van verdachte een aanvraagformulier van de gemeente Amsterdam gedateerd 3 oktober 2016 ingediend. Dit formulier is voorzien van verdachte zijn gegevens zoals zijn naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum, kaartnummer van de gehandicaptenparkeerkaart en kenteken [kenteken] .
Er is een toekenningsbrief gedateerd 3 oktober 2016 aan verdachte toegezonden ter bevestiging dat aan verdachte een parkeervergunning voor gehandicapten passagiers is afgegeven. Uit een uitdraai met gegevens over de parkeervergunning van verdachte volgt dat deze voor vijf jaren is afgegeven. Verder bevat het dossier een DAS-formulier gedateerd 23 mei 2017 waarin is vermeld dat het kenteken voor de vergunning veranderd is in NR-505-D.
Onderzoek naar de e-mailomgeving van de gemeenteambtenaren
Op 3 oktober 2016 stuurt [medeverdachte 1] vanaf zijn zakelijke e-mailadres een e-mail aan [medeverdachte 2] met het onderwerp ‘ [verdachte] ’ en daarin de tekst: ‘
GPK ondertekenen, kopieren, inscannen voor die man. Als ie [voornaam] heet en geen [voornaam] verander het’. Bij de e-mail zit de toekenningsbrief van 3 oktober 2016. In een e-mail van 12 oktober 2016 met het onderwerp ‘Ai’ van het zakelijke e-mailadres van [medeverdachte 1] aan het zakelijke e-mailadres van [medeverdachte 2] is in de bijlage de gehandicaptenparkeerkaart op naam van verdachte aangetroffen. Op de gehandicaptenkaart zijn de foto, tekst en nummers over elkaar heen geplaatst.
Ook bevat het dossier een e-mail van 5 oktober 2016 van [medeverdachte 2] gericht aan het e-mailadres [e-mailadres] . [medeverdachte 2] schrijft wat er allemaal moet gebeuren om te voorkomen dat de vergunning wordt ingetrokken. Onder dit emailbericht is te lezen dat [medeverdachte 5] in een e-mail naar het adres [e-mailadres] aan verdachte bevestigd dat hij de enige bestuurder is van kenteken [kenteken] .
Link tussen verdachte en [medeverdachte 2]
Uit bevindingen van de politie volgt dat de broer van verdachte, [medeverdachte 5] , lid was van voetbalclub AFC, net als [medeverdachte 2] .
4.2
Standpunt Openbaar ministerie
De officieren van justitie vinden – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – dat alle feiten kunnen worden bewezen.
Op naam van verdachte is een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners aangevraagd voor kenteken [kenteken] . Hiervoor is het aanvraagformulier ingevuld. De handtekening daarop komt overeen met de handtekening die is gezet op een aangevraagd reisdocument op naam van verdachte. Het nummer van de gehandicaptenparkeerkaart is op de aanvraag van de vergunning vermeld. De gehandicaptenparkeerkaart is op de dag van de aanvraag door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] gemaild met de benodigde gegevens. Ook is sprake van e-mailcorrespondentie over de parkeervergunning. Daarnaast bevat het dossier stukken waaruit blijkt dat een wijziging van het kenteken is doorgegeven. Door gebruikmaking van voornoemde valse stukken (feit 1), is ten onrechte een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners aan verdachte verleend (feit 2).
4.3
Standpunt verdediging
Verdachte heeft de feiten zowel bij de politie als op de zitting ontkend.
De raadsvrouw vindt – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota – dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
Er is geen bewijs dat verdachte het aanvraagformulier heeft ingevuld, ondertekend en verstrekt. Het door een ander laten ondertekenen van stukken was een vast onderdeel van het door de ambtenaren beraamde bedrijfsproces. Er dient voor het bewijs dan ook behoedzaam te worden omgegaan met de betrouwbaarheid van deze documenten. De persoonsgegevens van verdachte kunnen door de corrupte gemeenteambtenaren uit de systemen zijn herleid en ook hebben zij de handelingen in de systemen van de gemeente verricht. Verdachte kan niet in verband worden gebracht met het voertuig met kenteken [kenteken] . Dit betrof een bedrijfsvoertuig van [naam bedrijf] . Verdachte was daar niet werkzaam en uit het dossier komen andere belanghebbenden bij een parkeervergunning op dat kenteken naar voren. In de tenlastegelegde periode maakte verdachte geen gebruik van een auto en sinds 6 februari 2017 was zijn rijbewijs ingenomen. Het e-mailadres [e-mailadres] kan door een ieder gemaakt zijn, zodat de e-mail van 4 oktober 2016 door een derde kan zijn verstuurd. Er is geen bewijs dat verdachte valselijk stukken heeft opgemaakt en daar gebruik van heeft gemaakt (feit 1). Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de oplichting of daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd (feit 2). Het aanvraagformulier van 3 oktober 2016 heeft niet geleid tot de afgifte van een parkeerkaart of parkeervergunningvergunning want er ontbraken stukken.
4.4
Oordeel rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift en gebruikmaken van valse geschriften
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van) het valselijk opmaken van de in de beschuldiging genoemde documenten. De rechtbank komt daartoe vanwege het volgende.
De gehandicaptenparkeerkaart op naam van verdachte is aangetroffen in de
e-mailcorrespondentie tussen de gemeenteambtenaren. Het is goed mogelijk dat het proces van het opmaken van de gehandicaptenparkeerkaart volledig aan het zicht van verdachte was onttrokken. Het dossier biedt de rechtbank geen aanknopingspunten dat verdachte bij de vervaardiging betrokken is geweest.
Van het aanvraagformulier kan de rechtbank niet vaststellen of deze (deels) door verdachte is ingevuld. Verdachte ontkent hierbij betrokken te zijn geweest. De rechtbank kan op basis van het dossier onvoldoende uitsluiten dat ook het invullen van dit formulier buiten verdachte om is gegaan en dat anderen de gegevens daarvoor hebben aangeleverd en die daarop hebben ingevuld.
Ten aanzien van het DAS-formulier volgt uit het dossier dat de gemeenteambtenaren vanuit hun functie betrokken waren bij de verwerking van de vergunningaanvraag in de systemen van de gemeente. Het DAS-formulier is een ambtelijk formulier en niet kan worden verondersteld dat verdachte wist van het bestaan van dit formulier en de werkwijze voor de verwerking in de systemen.
Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte aan het valselijk opmaken van voornoemde geschriften een wezenlijke bijdrage heeft geleverd en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Dat zijn gegevens vermeld staan op de documenten is daartoe onvoldoende. En dat er mogelijk (naderhand) een toekenningsbrief naar verdachte is gestuurd is ook geen direct bewijs voor betrokkenheid bij het vervalsen en verwerken van de geschriften.
De rechtbank vindt gezien het voorgaande niet bewezen dat verdachte samen met een ander of anderen valselijk geschriften heeft opgemaakt en gebruikt. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
4.4.2
Vrijspraak van feit 2: medeplegen van oplichting
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de gemeente en EGIS heeft opgelicht of daaraan een zodanige bijdrage heeft geleverd dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft het feit ontkend en het dossier bevat, zoals door de raadsvrouw ook naar voren is gebracht, aanwijzingen dat mogelijk andere personen dan verdachte belanghebbende(n) waren bij het verkrijgen van een parkeervergunning op het voertuig met kenteken [kenteken] . Deze auto stond op naam van het bedrijf [naam bedrijf] en niet op naam van verdachte. De eigenaar van het bedrijf, de heer [naam eigenaar] , heeft bevestigd dat verdachte niet werkzaam was voor dit bedrijf. Parkeerboetes die zijn uitgeschreven op dit kenteken zijn door anderen dan verdachte betaald, waaronder door zijn broer. Dit zijn sterke aanwijzingen dat verdachte het voertuig niet zelf in gebruik had en dat verdachte er dan ook zelf geen belang bij had dat op het voertuig een parkeervergunning zou worden afgegeven waarmee in heel Amsterdam (gratis) kon worden geparkeerd. Bovendien volgt uit het dossier dat verdachte begin februari 2017 zijn rijbewijs heeft ingeleverd vanwege schorsing daarvan. Desondanks zou de parkeervergunning gezien de tenlastegelegde periode nog ruim een jaar zijn door blijven lopen, terwijl verdachte in de periode waarin zijn rijbewijs geschorst was, naar de rechtbank aanneemt, geen gebruik heeft gemaakt van dit voertuig.
Het dossier bevat aanwijzingen dat er over de parkeervergunning gecommuniceerd is per e-mail. Maar de rechtbank kan onvoldoende uitsluiten dat het e-mailadres op naam van [verdachte] door iemand anders, mogelijk door de broer van verdachte, die tevens is aangemerkt als verdachte, is gebruikt. Eventuele wetenschap van verdachte over de parkeervergunning op zijn naam is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De gemeente Amsterdam en EGIS zijn uiteindelijk wel bewogen tot afgifte van een parkeervergunning op naam van verdachte, maar van de rol van verdachte daarbij kan de rechtbank in ieder geval niet vaststellen dat die wezenlijk genoeg was om hem als medepleger aan te merken. Verdachte zal van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde
niet bewezenen
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2021.