ECLI:NL:RBAMS:2021:7269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/733002-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor fraude met gehandicaptenparkeerkaarten en oplichting van de gemeente Amsterdam

Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij fraude met gehandicaptenparkeerkaarten. De verdachte had een gehandicaptenparkeervergunning gekocht van gemeenteambtenaren, terwijl hij daar geen recht op had. Dit leidde tot een ondermijning van het parkeerbeleid van de gemeente Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, maar sprak hem vrij van valsheid in geschrift. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke geldboete van € 1.800,-. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door het Bureau Integriteit van de gemeente, dat in 2017 begon na vermoedens van fraude bij de aanvraag van gehandicaptenparkeerkaarten. De verdachte had via een vriend, die werkzaam was bij de gemeente, een vergunning verkregen zonder de juiste keuring en documenten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zelf de valse documenten had opgemaakt, maar dat hij wel opzettelijk gebruik had gemaakt van de frauduleuze vergunning. De uitspraak benadrukt de ernst van de fraude en de impact op het gemeentelijke parkeerbeleid.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/733002-18 (Promis)
Datum uitspraak: 13 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 8 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 13 december 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen (hierna: de officieren van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.B. van Faassen naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

In augustus 2017 werd bij het stadsloket West van de gemeente Amsterdam ontdekt dat er vermoedelijk was gefraudeerd bij de aanvraag en het verstrekken van (fysieke) Europese gehandicaptenparkeerkaarten (hierna: gehandicaptenparkeerkaarten) waaraan vervolgens een (digitale) Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners (hierna: parkeervergunning voor gehandicapte bewoners) is gekoppeld. Het Bureau Integriteit van de gemeente is hierop een onderzoek gestart waaruit de verdenking is ontstaan dat gemeenteambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hierbij betrokken waren. Op 16 januari 2018 heeft de gemeente Amsterdam aangifte gedaan van valsheid in geschrift en oplichting tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Naar aanleiding van de aangifte en de bevindingen van Bureau Integriteit, is een strafrechtelijk onderzoek gestart met de naam 13Earley. De inhoudelijke behandeling in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vond plaats op 1 en 4 oktober 2021. Het onderzoek heeft uiteindelijk geleid tot de strafzaak tegen verdachte, die zo’n parkeervergunning voor gehandicapte bewoners zou hebben verkregen. De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig op de zitting behandeld met de strafzaken tegen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Voor een aantal andere begunstigden van de parkeervergunningen is de zaak afgedaan met een transactie.
De vragen die in deze zaak spelen zijn – kort gezegd – of verdachte en zijn mededader(s) de documenten en formulieren die nodig zijn voor het verkrijgen van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners valselijk hebben opgemaakt en in de systemen van de gemeente hebben verwerkt (feit 1), waardoor de gemeente Amsterdam en EGIS (de uitvoerder van het parkeerbeleid) zijn bewogen tot het afgeven van een dergelijke vergunning aan verdachte terwijl hij niet gehandicapt was. Met deze parkeervergunning kon hij vervolgens in heel Amsterdam gratis parkeren (feit 2).
De rechtbank doet vandaag uitspraak in de zaken van alle verdachten.

3.Beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift ten aanzien van een gehandicaptenparkeerkaart, een aanvraagformulier voor een parkeervergunning voor gehandicaptenbewoners en een DAS-formulier in de periode van 1 mei 2017 tot en met 22 mei 2017;
Feit 2:
medeplegen van oplichting van de Gemeente Amsterdam en/of EGIS in de periode van 1 mei 2017 tot en met 13 maart 2018.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Onderzoeksresultaten
Eerst zal worden ingegaan op de wijze waarop een aanvraag voor een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners hoort te verlopen. Verder zal kort worden ingegaan op het onderzoek naar de persoonlijke bestandsomgeving binnen het werkaccount van de gemeente Amsterdam (hierna: persoonlijke bestandsmap) van de gemeenteambtenaren en hun de e-mailomgeving, andere bevindingen en de verklaring van verdachte. [1]
Werkwijze vergunningaanvraag
Uit de aangifte van de gemeente Amsterdam volgt dat een aanvraag voor een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners als volgt dient te verlopen:
- De aanvrager van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners moet een gehandicaptenparkeerkaart hebben. Deze kan alleen worden verkregen na keuring door een GGD-arts;
- De aanvrager van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners dient in persoon bij de balie van het stadsloket (onder andere) een aanvraagformulier, een kopie van de gehandicaptenparkeerkaart, een kopie van het identiteitsbewijs en een kopie van het kentekenbewijs in te leveren;
- De parkeervergunning voor gehandicapte bewoners wordt gekoppeld aan de gehandicaptenparkeerkaart. De medewerker bij de balie maakt hiervoor een formulier (‘de checklist’) op in het gemeentelijke DAS-systeem en vraagt een klantnummer aan in het digitale systeem voor parkeerproducten van Cition/EGIS: Epermix; [2]
- De medewerker aan de balie print het DAS-formulier uit, vult daarop het klantnummer uit Epermix in en ondertekent deze met zijn of haar naam;
- Het DAS-formulier wordt aan de ‘vraagbaak’, een expert parkeren van de inloopbalie, overhandigd. Hij of zij zet na akkoord met de hand een paraaf op het DAS-formulier. Vervolgens wordt het dossier per koerier naar EGIS verzonden. [3] De begunstigde ontvangt een bevestiging, maar geen ‘fysieke’ parkeervergunning.
Aangetroffen documenten
Onderzoek wees uit dat aan de gehandicaptenparkeerkaart met nummer [nummer], voorzien van de naam en pasfoto van verdachte, [4] een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners was gekoppeld terwijl deze niet was uitgegeven door de gemeente Amsterdam. [5] Ook bleek verdachte niet door een GGD-arts te zijn gekeurd. [6]
Voor het aanvragen van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners is ten behoeve van verdachte een aanvraagformulier van de gemeente Amsterdam gedateerd 19 mei 2017 ingediend. Dit formulier is voorzien van verdachte zijn gegevens zoals zijn naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum, kaartnummer van de gehandicaptenparkeerkaart en kenteken. [7]
Voor het koppelen van de gehandicaptenparkeerkaarten aan een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners is gebruik gemaakt van het Epermix-account van medewerker [medewerker]. [8] Na het koppelen van de gehandicaptenparkeerkaart van verdachte aan de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners, is in het digitale systeem ‘DAS’ een checklist opgemaakt. [9] Dit DAS-formulier, gedateerd 22 mei 2017, [10] is in de persoonlijke bestandsmap van [medeverdachte 2] aangetroffen. [11] Ook is een toekenningsbrief gedateerd 19 mei 2017 aan verdachte toegezonden ter bevestiging dat aan verdachte een parkeervergunning voor gehandicapte passagiers is afgegeven. [12] Uit een uitdraai met gegevens over de parkeervergunning van verdachte volgt dat deze voor vijf jaren is afgegeven. [13]
Onderzoek naar de e-mailomgeving van de gemeenteambtenaren
In de e-mailomgeving van de gemeenteambtenaren is een e-mail aangetroffen met als onderwerp ‘toe’ van 19 mei 2017. Deze is verstuurd vanaf het zakelijke e-mailadres van [medeverdachte 1] naar het zakelijke e-mailadres van [medeverdachte 2] . Met de e-mail wordt de gehandicaptenparkeerkaart op naam van [verdachte] toegestuurd met daarbij de tekst: “
Uitprinten ondertekenen stempel en dan kopi. [14] Op de gehandicaptenkaart zijn foto’s over elkaar heen geplaatst. [15]
[medeverdachte 1] had blijkens andere e-mailwisselingen met [medeverdachte 2] de beschikking over de inloggegevens van [medewerker]. [16] Deze gegevens zijn hem toegestuurd door [naam 1]. [17]
Link tussen verdachte en [medeverdachte 2]
Uit bevindingen van de politie volgt dat verdachte lid was van voetbalclub AFC, net als [medeverdachte 2] . [18]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij via een vriend, die deskundig was op dit gebied, aan een parkeervergunning is gekomen. Verdachte moest hiervoor een aanvraagformulier invullen, maar deze heeft hij uiteindelijk nooit gekregen. Hij heeft wel een kopie van zijn paspoort aangeleverd. Een week later kreeg hij een WhatsApp-bericht dat de vergunning geregeld was. Daarna ontving hij een toekenningsbrief van de gemeente dat de vergunning was verleend. [19] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij dacht op deze wijze een ‘legale’ vergunning te verkrijgen en dat er nog wel een aanslag zou volgen van de gemeente. Die heeft hij nooit gehad.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat de vergunning die zijn vriend voor hem zou regelen een soort vergunning was voor mantelzorg, om te kunnen parkeren. [20]
4.2
Standpunt Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – dat alle feiten kunnen worden bewezen.
Aan verdachte is nooit een gehandicaptenparkeerkaart uitgegeven en hij is niet gehandicapt. Verdachte is in het bezit gekomen van de valse gehandicaptenparkeerkaart via [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft het aanvraagformulier – anders dan hij heeft verklaard – zelf ondertekend. De handtekening daarop komt overeen met de handtekening die verdachte ooit op een aanvraag voor een paspoort heeft geplaatst. Verdachte heeft een kopie van zijn paspoort opgestuurd en vervolgens ontving hij van de gemeente Amsterdam bericht dat hij kon parkeren. In die toekenningsbrief staat duidelijk vermeld dat het om een gehandicaptenparkeervergunning gaat. Het kan niet anders zijn dan dat [medeverdachte 2] de ‘vriend’ is die de frauduleuze vergunning voor verdachte heeft geregeld. Verdachte heeft valselijk stukken opgemaakt en daarvan opzettelijk gebruik gemaakt (feit 1). Hierbij was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De gemeente is daardoor bewogen tot afgifte van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners aan verdachte (feit 2).
4.3
Standpunt verdediging
De raadsman vindt – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota – dat verdachte van de feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende naar voren gebracht.
Verdachte heeft een parkeervergunning geregeld via een vriend die hij op dat gebied deskundig achtte. Het aanvraagformulier is niet door verdachte ingevuld of ondertekend. Hij heeft het formulier nooit gekregen of ergens ingeleverd. De gehandicaptenparkeerkaart heeft verdachte nooit ontvangen en evenmin heeft hij een foto aangeleverd voor op die kaart. Hij had geen wetenschap omtrent de valsheid en zijn intentie was daar ook niet op gericht. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met anderen heeft samengewerkt om valse geschriften te vervaardigen of te gebruiken (feit 1). Verdachte heeft de brief over de toekenning van de vergunning ontvangen en heeft deze weggelegd zonder deze open te vouwen en goed te lezen, zodat hij niet heeft gezien dat het om een gehandicaptenparkeervergunning ging. Daarom kan ook de oplichting niet worden bewezen (feit 2).
4.4
Oordeel rechtbank
4.4.1
Vrijspraak feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift en gebruikmaken van valse geschriften
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van) het valselijk opmaken van de in de beschuldiging genoemde documenten. De rechtbank komt daartoe vanwege het volgende.
De gehandicaptenparkeerkaart op naam van verdachte is aangetroffen in de
e-mailcorrespondentie tussen de gemeenteambtenaren. Het is goed mogelijk dat het proces van het opmaken van de gehandicaptenparkeerkaart volledig aan het zicht van verdachte was onttrokken. Het dossier biedt de rechtbank geen aanknopingspunten dat verdachte bij de vervaardiging betrokken is geweest.
Van het aanvraagformulier kan de rechtbank niet vaststellen of dit (deels) door verdachte is ingevuld. Verdachte ontkent hierbij betrokken te zijn geweest. De rechtbank kan op basis van het dossier niet uitsluiten dat ook het invullen van dit formulier buiten verdachte om is gegaan en dat anderen de gegevens daarop hebben ingevuld aan de hand van de kopie van het paspoort die verdachte heeft verstrekt.
Ten aanzien van het DAS-formulier volgt uit het dossier dat de gemeenteambtenaren vanuit hun functie betrokken waren bij de verwerking van de vergunningaanvraag in de systemen van de gemeente. Het DAS-formulier is een ambtelijk formulier en niet kan worden verondersteld dat verdachte wist van het bestaan van dit formulier en de werkwijze voor de verwerking in de systemen.
Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte aan het valselijk opmaken van voornoemde geschriften een wezenlijke bijdrage heeft geleverd zodat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Dat zijn gegevens vermeld staan op de documenten is daartoe onvoldoende. En dat er mogelijk (naderhand) een toekenningsbrief naar verdachte is gestuurd is ook geen direct bewijs voor betrokkenheid bij het vervalsen en verwerken van de geschriften.
De rechtbank vindt gezien het voorgaande niet bewezen dat verdachte samen met een ander of anderen valselijk geschriften heeft opgemaakt en gebruikt. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
4.4.2
Feit 2: medeplegen van oplichting
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan oplichting van de gemeente Amsterdam en EGIS. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Zoals volgt uit de verklaring van verdachte was het hem te doen om een parkeervergunning op zijn naam. Hij heeft via ‘een vriend’ de aanvraag daarvoor in gang gezet. Het kan niet anders zijn, dan dat dit [medeverdachte 2] was. Tussen [medeverdachte 2] en verdachte is een link met voetbalclub AFC en de valse documenten betreffende de aanvraag van verdachte zijn in de e-mailomgeving en de persoonlijke bestandsmap van [medeverdachte 2] aangetroffen. Verdachte heeft ten behoeve van de aanvraag een kopie van zijn paspoort aangeleverd. Hier stonden alle benodigde gegevens op die op de aanvraag vermeld moesten worden. Op het formulier is ook vermeld dat verdachte in het bezit was van een gehandicaptenkaart terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. Van de gehandicaptenkaart op naam van verdachte stelt de rechtbank vast dat deze valselijk is opgemaakt. Het kaartnummer blijkt niet te zijn uitgegeven. Bovendien is verdachte niet gekeurd door een GGD-arts. De gehandicaptenkaart is in elkaar gezet door bestanden te knippen en plakken. De gemeenteambtenaren hebben de valse gehandicaptenkaart en het valse aanvraagformulier verwerkt in de systemen en de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners op naam van verdachte gekoppeld. Daarvoor is ook een vals DAS-formulier opgemaakt. Hierop staat wederom ten onrechte vermeld dat verdachte in het bezit was van een geldige gehandicaptenparkeerkaart. Uit het voorgaande en uit de omstandigheid dat verdachte niet de officiële weg heeft bewandeld voor het aanvragen van een parkeervergunning, leidt de rechtbank af dat verdachte opzet had op het aanvragen van een parkeervergunning waar hij geen recht op had. Daaraan draagt bij dat verdachte blijkens zijn politieverhoor op de hoogte was dat het om ‘een soort mantelzorgvergunning’ zou gaan waarmee hij kon parkeren. Ook moet verdachte hebben beseft dat een legale parkeervergunning in Amsterdam niet zomaar via een paar Whatsapp berichtjes geregeld kon worden.
Omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte de uitvoeringshandelingen zoals opgenomen in de tenlastelegging zelf heeft verricht, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat verdachte als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat, om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen, is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het is niet noodzakelijk dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult, het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht.
De rechtbank kan op grond van het bewijs vaststellen dat tussen verdachte en de gemeenteambtenaren sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking zoals vereist is voor medeplegen. Bij die samenwerking was sprake van handelen overeenkomstig een van tevoren afgestemd plan, met een voor elk van de mededaders duidelijke rolverdeling en eigen taak. Verdachte heeft daarbij een voor de uitvoering van het feit substantiële en cruciale rol vervuld. Hij heeft gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om op illegale wijze in aanmerking te komen voor een parkeervergunning en de aanvraag via [medeverdachte 2] in gang gezet. Door het aanleveren van een essentieel document, namelijk zijn paspoort, aan de hand waarvan de benodigde formulieren valselijk konden worden ingevuld en opgemaakt, heeft verdachte ook zelf feitelijke uitvoeringshandelingen verricht. De gemeenteambtenaren hebben gezorgd voor de andere benodigde documenten, het volledig maken van de aanvraag en de verwerking in de systemen. Het kan niet anders dan dat verdachte zich er ook bewust van was dat dit zou gebeuren teneinde de vergunning te krijgen. Verdachte heeft een WhatsApp-bericht gehad toen de vergunning actief was en daarna een toekenningsbrief van de gemeente ontvangen waarop duidelijk was vermeld dat het om een gehandicaptenvergunning ging. Met de vergunning kon verdachte kosteloos door de hele stad parkeren. Verdachte is opgegroeid in Amsterdam en had zijn bedrijven in Amsterdam. Het moet voor hem volstrekt helder zijn geweest dat hij geen recht had op deze vergunning. Vervolgens heeft verdachte gedurende een periode van om en nabij een jaar van de parkeervergunning gebruik gemaakt. Er was daarmee sprake van een zodanig nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn mededaders, dat sprake is geweest van medeplegen.
De gemeente Amsterdam en EGIS Cition zijn door het handelen van verdachte en zijn mededaders, die daarbij gebruik hebben gemaakt van de wettelijke oplichtingsmiddelen ‘listige kunstgrepen’ en ‘een samenweefsel van verdichtsels’ bewogen tot afgifte van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners waarmee aan verdachte gratis parkeergenot werd verleend in heel Amsterdam. Hen werd voorgewend dat verdachte recht had op een dergelijke vergunning. Hierdoor zijn zij benadeeld omdat zij niet het geld hebben ontvangen dat zij normaal gesproken zouden hebben gekregen voor het betaald parkeren.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in
rubriek 4.1opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 2:
in de periode van 1 mei 2017 tot en met 13 maart 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de gemeente Amsterdam en EGIS heeft bewogen tot de afgifte van een Amsterdamse gehandicaptenparkeervergunning en het verlenen van een dienst, te weten: het toekennen van gratis parkeergenot in heel Amsterdam voor een periode van maximaal vijf jaar aan verdachte (en/of t.b.v. kenteken [kenteken]), hebbende verdachte en/of zijn mededaders valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een vervalste Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) t.n.v. [verdachte] met kaartnummer [nummer];
- een valse "Aanvraag parkeervergunning gehandicapte bewoners" van de gemeente Amsterdam d.d. 19 mei 2017 t.b.v. [verdachte];
- een vals DAS-formulier "Aanvragen Parkeervergunning : Gehandicapte bewoners - aanvragen/verlengen" d.d. 22 mei 2017 t.b.v. [verdachte];
ingevuld en voorzien van een handtekening/paraaf en ingeleverd en verwerkt in de digitale systemen DAS en Epermix; waardoor verdachte en zijn mededaders hebben voorgewend dat verdachte een
gehandicapte bewoner van Amsterdam was en verdachte in het bezit was van een reguliere Europese (GKP), waardoor die gemeente Amsterdam en EGIS werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door hechtenis van 50 dagen als verdachte de taakstraf niet (volledig) uitvoert. Daarnaast vorderen zij oplegging van een geldboete van € 1.800,-, te vervangen door hechtenis van 28 dagen als de geldboete niet (volledig) wordt betaald. In de hoogte van de eis is aansluiting gezocht bij het eerdere transactievoorstel dat aanvankelijk aan verdachte is gedaan. Bij de strafeis is ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Strafmaatverweer verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de strafeis niet in verhouding staat tot de aard en ernst van de feiten. Er dient te worden gekeken naar de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting en dan dient te worden aangesloten bij een fraudebedrag van (fors) minder dan € 10.000,-. De strafzaak heeft impact gehad op het persoonlijk leven van verdachte. Ook zijn aanhouding heeft indruk gemaakt en verdachte heeft daar nadeel van ondervonden. Verdachte is
first offender. Er moet rekening worden gehouden met het tijdsverloop. De redelijke termijn is fors overschreden. Verdachte heeft zich gedurende het politieonderzoek coöperatief opgesteld. Gelet op deze omstandigheden is toepassing van artikel 9a Sr de meest passende afdoening. Als daaraan wordt voorbijgegaan kan hoogstens een taakstraf voor de duur van maximaal 50 uren worden opgelegd.
7.3
Oordeel rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting. Hierdoor is aan hem een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners afgegeven terwijl hij hier geen recht op had. Daarmee heeft hij vervolgens (gratis en) overal in heel Amsterdam kunnen parkeren. De gemeente Amsterdam is hierdoor geld misgelopen. Verdachte heeft als afnemer van deze frauduleuze parkeervergunning het systeem van het parkeerbeleid van de gemeente op een geraffineerde wijze ondermijnd en daarmee uitsluitend het doel gehad om zichzelf te bevoordelen en het zichzelf gemakkelijk te maken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor misdrijven. De rechtbank neemt in aanmerking dat deze strafzaak nadelige gevolgen heeft gehad voor het persoonlijk leven van verdachte.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf is ook de ouderdom van het feit relevant. Uitgangspunt is dat de behandeling van de strafzaak binnen twee jaren moet zijn afgerond, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Verdachte is op 14 maart 2018 als verdachte gehoord. Vanaf dat moment kon hij verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld en is de termijn gaan lopen. De rechtbank doet op 13 december 2021 uitspraak en dat is drie jaren en negen maanden later. Er is dus sprake van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn en verdachte heeft hierdoor onnodig lang in onzekerheid gezeten over de afdoening van de zaak.
De rechtbank acht minder feiten bewezen dan de officier van justitie en de rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op hetgeen de begunstigden die uiteindelijk niet vervolgd zijn als transactievoorstel hebben geaccepteerd. En op hoe de strafbare gedragingen van verdachte zich verhouden tot de gedragingen van anderen tegen wie in deze zaak (gelijktijdig) uitspraak wordt gedaan.
Alles afwegende, vindt de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren noodzakelijk en passend. Als de taakstraf niet (volledig) wordt uitgevoerd kan deze worden omgezet in 40 dagen vervangende hechtenis. De dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zullen hiervan worden afgetrokken naar de maatstaf van twee uren per dag. Dit is een lagere taakstraf dan is geëist door de officieren van justitie omdat de rechtbank minder feiten bewezen vindt. In de omstandigheid dat de officieren van justitie ook ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel hebben gevorderd in de ontnemingszaak die tegelijk met de strafzaak op de zitting is behandeld en het tijdsverloop, ziet de rechtbank aanleiding af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete. De rechtbank zal naast de taakstraf wel een geldboete van € 1.800,- opleggen, maar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, om te waarborgen dat verdachte zich niet opnieuw aan strafbare feiten zal schuldig maken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen wat verdachte onder 1 is ten laste gelegd en
spreekthem daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van oplichting
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80(tachtig)
uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van
€ 1.800,-(duizendachthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 28 (achtenvijftig) dagen.
Beveelt dat laatstgenoemde straf (de geldboete)
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2(twee)
jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders opgenomen, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00093 – p. ZD0-00094.
3.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00093 – p. ZD0-00094.
4.Een geschrift, te weten: een gehandicaptenparkeerkaart op naam van [verdachte], p. ZD0-00348 – ZD0-00349.
5.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00095, midden.
6.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00097, bovenaan.
7.Een geschrift, te weten: een Aanvraag parkeervergunning gehandicapte bewoners op naam van [verdachte] met bijlagen, p. ZD0-00190 – ZD0-00194.
8.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00097, tabel.
9.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00100.
10.Een geschrift, te weten: een DAS-formulier ‘Aanvragen Parkeervergunning’ t.b.v. [verdachte], p. ZD0-00341.
11.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00102, tabel.
12.Een geschrift, te weten: een Toekenningsbrief d.d. 19 mei 2017, p. ZD0-00346-ZD0-00347.
13.Een geschrift, te weten een: Uitdraai gegevens vergunning, p. ZD0-00826.
14.E-mailbericht d.d. 19 mei 2017, p. ZD0-00345 – ZD0-00351.
15.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00112 en geschrift, te weten: een bestand ten behoeve van een gehandicaptenparkeerkaart op naam van [verdachte], p. ZD0-00348 – ZD0-00351.
16.Een geschrift, te weten: een e-mailbericht d.d. 12 september 2016, p. ZD0-01195 – ZD0-01196. Omwille van de leesbaarheid zal hierna worden volstaan met de omschrijving: ‘E-mailbericht of e-mailwisseling d.d. (datum) en vindplaats’.
17.E-mailwisseling d.d. 28 oktober 2015, p. ZD0-01209 – ZD0-01213.
18.Proces-verbaal van bevindingen verstrekking ledenlijst AFC d.d. 9 oktober 2018, p. ZD0-01098.
19.Verklaring van verdachte op de zitting van 8 oktober 2021.
20.Verhoor verdachte d.d. 13 maart 2018, p. ZD0-00836.