ECLI:NL:RBAMS:2021:7264

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/733008-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met gehandicaptenparkeerkaarten door verdachte en gemeenteambtenaren

Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij fraude met gehandicaptenparkeerkaarten. De verdachte had een gehandicaptenparkeervergunning gekocht van gemeenteambtenaren, terwijl hij daar geen recht op had. Dit leidde tot een ondermijning van het parkeerbeleid van de gemeente Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift en oplichting. Hij werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke geldboete van € 4.800,-. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam, dat in 2017 begon na vermoedens van fraude bij de aanvraag en verstrekking van gehandicaptenparkeerkaarten. De verdachte en zijn medeverdachten hebben documenten valselijk opgemaakt en in de systemen van de gemeente verwerkt, waardoor de gemeente is bewogen tot het afgeven van een parkeervergunning aan de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen van deze feiten, waarbij de verdachte een cruciale rol heeft gespeeld in de uitvoering van de fraude. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het valselijk opmaken van de gehandicaptenparkeerkaart zelf, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hierbij betrokken was.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/733008-18 (Promis)
Datum uitspraak: 13 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is buiten aanwezigheid van verdachte op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 8 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling) en 13 december 2021 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.M. Ruijs en L.S. van Haeringen (hierna: de officieren van justitie) en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. T. Felix, naar voren heeft gebracht.

2.Inleiding

In augustus 2017 werd bij het stadsloket West van de gemeente Amsterdam ontdekt dat er vermoedelijk was gefraudeerd bij de aanvraag en het verstrekken van (fysieke) Europese gehandicaptenparkeerkaarten (hierna: gehandicaptenparkeerkaarten) waaraan vervolgens een (digitale) Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners (hierna: parkeervergunning voor gehandicapte bewoners) is gekoppeld. Het Bureau Integriteit van de gemeente is hierop een onderzoek gestart waaruit de verdenking is ontstaan dat gemeenteambtenaren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hierbij betrokken waren. Op 16 januari 2018 heeft de gemeente Amsterdam aangifte gedaan van valsheid in geschrift en oplichting tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Naar aanleiding van de aangifte en de bevindingen van Bureau Integriteit, is een strafrechtelijk onderzoek gestart met de naam 13Earley. De inhoudelijke behandeling in de strafzaak tegen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vond plaats op 1 en 4 oktober 2021. Het onderzoek heeft uiteindelijk ook geleid tot de strafzaak tegen verdachte, die zo’n parkeervergunning voor gehandicapte bewoners zou hebben verkregen. De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig op de zitting behandeld met de strafzaken tegen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Voor een aantal andere begunstigden van de parkeervergunningen is de zaak afgedaan met een transactie.
De vragen die in deze zaak spelen zijn – kort gezegd – of verdachte en zijn mededader(s) de documenten en formulieren die nodig zijn voor het verkrijgen van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners valselijk hebben opgemaakt en in de systemen van de gemeente hebben verwerkt (feit 1), waardoor de gemeente Amsterdam, EGIS en Cition (de uitvoerders van het parkeerbeleid) zijn bewogen tot het afgeven van een dergelijke vergunning aan verdachte terwijl hij niet gehandicapt was. Met deze parkeervergunning kon hij vervolgens in heel Amsterdam gratis parkeren (feit 2).
De rechtbank doet vandaag uitspraak in de zaken van alle verdachten.

3.Beschuldiging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van verdacht dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift ten aanzien van een gehandicaptenparkeerkaart, een aanvraagformulier voor een parkeervergunning voor gehandicaptenbewoners en een DAS-formulier in de periode van 1 februari 2016 tot en met 16 februari 2016;
Feit 2:
medeplegen van oplichting van de Gemeente Amsterdam en/of EGIS en/of Cition Parkeermanagement in de periode van 1 februari 2016 tot en met 13 maart 2018.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Onderzoeksresultaten
Eerst zal worden ingegaan op de wijze waarop een aanvraag voor een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners hoort te verlopen. Verder zal kort worden ingegaan op het onderzoek naar de persoonlijke bestandsomgeving binnen het werkaccount van de gemeente Amsterdam (hierna: persoonlijke bestandsmap) van de gemeenteambtenaren en hun de e-mailomgeving, andere bevindingen en de verklaring van verdachte. [1]
Werkwijze vergunningaanvraag
Uit de aangifte van de gemeente Amsterdam volgt dat een aanvraag voor een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners als volgt dient te verlopen:
- De aanvrager van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners moet een gehandicaptenparkeerkaart hebben. Deze kan alleen worden verkregen na keuring door een GGD-arts;
- De aanvrager van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners dient in persoon bij de balie van het stadsloket (onder andere) een aanvraagformulier, een kopie van de gehandicaptenparkeerkaart, een kopie van het identiteitsbewijs en een kopie van het kentekenbewijs in te leveren;
- De parkeervergunning voor gehandicapte bewoners wordt gekoppeld aan de gehandicaptenparkeerkaart. De medewerker bij de balie maakt hiervoor een formulier (‘de checklist’) op in het gemeentelijke DAS-systeem en vraagt een klantnummer aan in het digitale systeem voor parkeerproducten van Cition/Egis: Epermix; [2]
- De medewerker aan de balie print het DAS-formulier uit, vult daarop het klantnummer uit Epermix in en ondertekent deze met zijn of haar naam;
- Het DAS-formulier wordt aan de ‘vraagbaak’, een ‘expert parkeren’ van de inloopbalie, overhandigd. Hij of zij zet na akkoord met de hand een paraaf op het DAS-formulier. Vervolgens wordt het dossier per koerier naar EGIS verzonden. [3] De begunstigde ontvangt een bevestiging, maar geen fysieke parkeervergunning.
Aangetroffen documenten
Onderzoek wees uit dat aan de gehandicaptenparkeerkaart met nummer [nummer] voorzien van de naam en pasfoto van verdachte [4] een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners was gekoppeld terwijl deze niet was uitgegeven door de gemeente Amsterdam. [5] Ook bleek verdachte niet door een GGD-arts te zijn gekeurd. [6]
Voor het aanvragen van de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners is ten behoeve van verdachte een aanvraagformulier van Cition Parkeermanagement gedateerd 16 februari 2016 ingediend. Dit formulier is voorzien van verdachte zijn gegevens zoals zijn naam, adres, burgerservicenummer, geboortedatum, kaartnummer van de gehandicaptenparkeerkaart en kenteken en ook zijn kopieën van zijn rijbewijs en kentekenbewijs ( [kenteken] ) bijgevoegd. [7]
Voor het koppelen van de gehandicaptenparkeerkaarten aan een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners is gebruik gemaakt van het Epermix-account van medewerker [medewerker] . [8] Na het koppelen van de gehandicaptenparkeerkaart van verdachte aan de parkeervergunning voor gehandicapte bewoners, is in het digitale systeem ‘DAS’ een checklist opgemaakt. [9] Dit DAS-formulier gedateerd 26 februari 2016 is voorzien van een paraaf van ‘ [medewerker] ’ en ‘ [medeverdachte 1] ’ en getekend voor akkoord. [10] [medewerker] heeft bij politie verklaard dat zij de op haar naam geregistreerde aanvraag van verdachte nooit heeft behandeld. Ook is het niet haar handschrift op het DAS-formulier. [11] Uit een uitdraai met gegevens over de parkeervergunning van verdachte volgt dat deze voor vijf jaren is afgegeven. [12]
Onderzoek naar de e-mailomgeving van de gemeenteambtenaren
In de e-mailomgeving van [medeverdachte 1] is een e-mail van 12 september 2016 aangetroffen met het onderwerp ‘tets’ met in de bijlage het bestand ‘dossier’. De bijlage bevat een schema met onder andere de naam van verdachte en het kaartnummer van de gehandicaptenparkeerkaart op zijn naam. Onderaan het schema staan de inloggegevens van onder andere mevrouw [medewerker] . [13] Deze gegevens zijn hem toegestuurd door [naam 1] . [14]
In een e-mail van 12 oktober 2016 met het onderwerp ‘Ai’ van het zakelijke e-mailadres van [medeverdachte 1] aan het zakelijke e-mailadres van [medeverdachte 2] , is in de bijlage de gehandicaptenparkeerkaart op naam van verdachte aangetroffen. [15] Op de gehandicaptenkaart zijn de foto, teksten en nummers over elkaar heen geplaatst. [16]
Link tussen verdachte en [medeverdachte 2]
Onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 2] wees uit dat hij op 13 maart 2018 (als de zaak aan het licht is gekomen) een gemiste WhatsApp-spraakoproep had van verdachte. [17] Uit bevindingen van de politie volgt dat verdachte lid was van voetbalclub AFC, net als [medeverdachte 2] . [18]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het klopt dat hij een parkeervergunning heeft aangevraagd voor gehandicapte bewoners. Deze heeft hij aangevraagd omdat hij voor zijn gehandicapte vader moest rijden. [19] Verdachte heeft het eerste deel van het aanvraagformulier ingevuld. Het kenteken van zijn voertuig staat ook op het formulier. [20] Hij heeft aan Cition een kentekenwijziging doorgebeld waarna het kenteken [kenteken] voor de vergunning is gewijzigd in kenteken [kenteken] . [21] Verdachte heeft ook een pasfoto verstrekt. Verdachte heeft de aanvraag ondertekend met zijn handtekening. Vervolgens heeft hij het formulier ingeleverd bij iemand die bij de gemeente werkte. Van Cition heeft hij per brief een bevestiging van de aanvraag ontvangen. Verdachte heeft een kopie van de gehandicaptenparkeerkaart gezien. [22]
4.2
Standpunt Openbaar Ministerie
De officieren van justitie vinden – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – dat alle feiten kunnen worden bewezen.
Aan verdachte is nooit een Europese gehandicaptenparkeerkaart uitgegeven en hij is niet gehandicapt. Op naam van verdachte is een valse gehandicaptenparkeerkaart opgemaakt via [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft bekend dat hij zelf de aanvraag voor de parkeervergunning heeft gedaan. Op het formulier is ingevuld dat verdachte, en dus niet zijn vader, in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart. Omdat het nummer van de valse gehandicaptenparkeerkaart op het aanvraagformulier is vermeld, is ook het formulier valselijk opgemaakt. Van deze valse geschriften heeft verdachte ook opzettelijk gebruik gemaakt (feit 1). Hierbij was sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De link tussen verdachte en [medeverdachte 2] blijkt ook uit het feit dat hij telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 2] . De gemeente is door dit alles bewogen tot afgifte van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners aan verdachte. Het medeplegen van oplichting kan ook worden bewezen (feit 2).
4.3
Standpunt verdediging
De raadsman vindt – onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnota – dat verdachte van de feiten moet worden vrijgesproken. Daartoe is het volgende naar voren gebracht.
Vanwege onduidelijkheid over de vele soorten parkeervergunningen in Amsterdam en het oerwoud aan regelgeving over gehandicaptenparkeervergunningen, verkeerde verdachte in de veronderstelling dat hij als mantelzorger een parkeervergunning kon aanvragen voor het vervoeren van zijn gehandicapte vader. Hij had geen opzet op valsheid in geschrift (feit 1) en oplichting (feit 2) door het aanvragen van een parkeervergunning waar hij geen recht op had. Subsidiair is geen sprake van medeplegen van deze feiten. Verdachte heeft op het aanvraagformulier niet ingevuld dat hij gehandicapt was of over een gehandicaptenparkeerkaart beschikte. Dat heeft iemand anders gedaan. Met het opmaken van het DAS-formulier en de gehandicaptenparkeerkaart heeft verdachte geen enkele bemoeienis gehad. Bovendien maakt de omstandigheid dat je begunstigde bent van een misdrijf niet dat je ook bewust en nauw hebt samengewerkt met degene die het misdrijf pleegt. Er was geen sprake van een intensieve samenwerking, verdachte had geen ‘taak’ en was verder niet bij de uitvoering of afhandeling van de feiten betrokken.
4.4
Oordeel van de rechtbank
4.4.1
Feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift en gebruikmaken van valse geschriften
De rechtbank vindt ten aanzien van het aanvraagformulier van Cition Parkeermanagement voor een ‘Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners’ bewezen dat verdachte die samen met een ander of anderen vals heeft opgemaakt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vals geschrift en gebruikmaken daarvan
Op het aanvraagformulier gedateerd 16 februari 2016 is vermeld dat verdachte in het bezit is van een gehandicaptenkaart terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was. Dit is een cruciaal onderdeel van de gevraagde informatie. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat het verdachte is ontgaan dat deze informatie op hemzelf betrekking had en niet op zijn gehandicapte vader. Dit aanvraagformulier is dus valselijk opgemaakt.
Het aanvraagformulier is een geschrift dat bestemd is om te dienen tot bewijs van enig feit omdat met gebruikmaking van dit geschrift een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners kan worden aangevraagd en verkregen. Van dit valse formulier is ook daadwerkelijk gebruik gemaakt omdat deze in de systemen van de gemeente Amsterdam is verwerkt. Daarmee konden de begunstigden door heel de stad (gratis) parkeren. Daarmee staat ook het oogmerk vast.
Het aanvraagformulier is deels door verdachte zelf ingevuld. De rechtbank vindt aannemelijk dat het aanvraagformulier voor het overige door (één van) de gemeenteambtenaren is ingevuld aangezien [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de beschikking hadden over de gehandicaptenparkeerkaart op naam van verdachte en de gegevens daarvan op de aanvraag konden invullen. Het handschrift waarmee details over de gehandicaptenparkeerkaart zijn ingevuld wijkt ook af van het eerste deel van de aanvraag. Voor verdachte moet duidelijk zijn geweest dat de onjuiste informatie over een Europese gehandicaptenparkeerkaart (waar hij geen recht op had) zou worden aangevuld en dat het formulier na het volledig maken daarvan zou worden verwerkt in de systemen.
Gelet hierop is bewezen dat verdachte het aanvraagformulier samen met zijn mededader(s) valselijk heeft opgemaakt en daar vervolgens opzettelijk gebruik van heeft gemaakt alsof het een echt geschrift was.
Partieel vrijspraak
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van) het valselijk opmaken van de gehandicaptenparkeerkaart en het DAS-formulier. De rechtbank komt daartoe vanwege het volgende.
De gehandicaptenparkeerkaart op naam van verdachte is aangetroffen in de
e-mailcorrespondentie tussen de gemeenteambtenaren. Het is goed mogelijk dat het proces van het opmaken van de gehandicaptenparkeerkaart volledig aan het zicht van verdachte was onttrokken. Het dossier biedt de rechtbank geen aanknopingspunten dat verdachte bij de vervaardiging daarvan betrokken is geweest. Dat verdachte ten behoeve van de aanvraag van een parkeervergunning een pasfoto heeft aangeleverd, is hiervoor niet voldoende omdat niet blijkt dat verdachte wist dat de pasfoto voor de gehandicaptenparkeerkaart bestemd was. De rechtbank vindt daarom dit deel van de beschuldiging niet bewezen.
Verder leidt de rechtbank uit het dossier af dat de gemeenteambtenaren vanuit hun functie betrokken waren bij de verwerking van de vergunningaanvraag in de systemen van de gemeente. Het DAS-formulier is een ambtelijk formulier en het dossier biedt geen aanknopingspunten dat verdachte wist van het bestaan van dit formulier en de werkwijze voor de verwerking in de systemen. De gemeenteambtenaren beschikten over de inloggegevens van de medewerker waarmee de vergunningaanvraag van verdachte in
Epermix is verwerkt. Verder blijkt niet dat verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van het DAS-formulier. Dat dit formulier onderdeel uitmaakt van het verkrijgen van een vergunning waarvan verdachte de begunstigde was is onvoldoende om tot medeplegen te komen. Daarom vindt de rechtbank de beschuldiging ook in zoverre niet bewezen.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift ten aanzien van het aanvraagformulier van Cition Parkeermanagement en dat hij opzettelijk gebruik heeft gemaakt van dit valse geschrift terwijl hij wist dat dit bestemd was voor gebruik alsof dit echt was.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van dit feit voor zover het gaat om het (medeplegen van) valselijk opmaken en gebruikmaken van de gehandicaptenparkeerkaart en het DAS-formulier.
4.4.2
Feit 2: medeplegen van oplichting
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan oplichting van de gemeente Amsterdam, EGIS en Cition Parkeermanagement. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Zoals volgt uit de verklaring van verdachte, was het hem te doen om een parkeervergunning. Om die te kunnen verkrijgen heeft verdachte het aanvraagformulier voor een parkeervergunning van gehandicapte bewoners voorzien van zijn (persoons)gegevens en handtekening. De rechtbank vindt niet aannemelijk dat verdachte bij het invullen van het formulier heeft gedacht dat hij een parkeervergunning aanvroeg voor zijn gehandicapte vader. Op het formulier staat duidelijk dat het gaat om een gehandicaptenparkeervergunning voor de aanvrager zelf en verdachte heeft op geen enkele wijze op het formulier kenbaar gemaakt dat het hem om zijn vader zou gaan. Ook volgt uit het formulier dat de vergunning pas kan worden verkregen als de aanvrager zelf in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart. Dat was verdachte niet. Van de gehandicaptenkaart op naam van verdachte stelt de rechtbank vast dat deze valselijk is opgemaakt. Het kaartnummer blijkt niet te zijn uitgegeven. Bovendien is verdachte niet gekeurd door een GGD-arts. De gehandicaptenkaart is in elkaar gezet door bestanden te knippen en plakken. Verdachte heeft de vergunning op zijn eigen naam en ten behoeve van zichzelf aangevraagd. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte opzet had op het aanvragen van een parkeervergunning waar hij geen recht op had. Daaraan draagt bij dat verdachte moet hebben beseft dat een parkeervergunning in Amsterdam niet zomaar geregeld kan worden gelet op de lange wachtlijsten van soms jaren. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bij de aanvraag heeft verdachte verder kopieën van benodigde stukken aangeleverd.
Door gebruik te maken van het account van een nietsvermoedende collega, [medewerker] , zijn door de gemeenteambtenaren de valse gehandicaptenkaart en het valse aanvraagformulier verwerkt in de systemen van de gemeente Amsterdam en is daaraan een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners op naam van verdachte gekoppeld. Daarvoor is ook een vals DAS-formulier opgemaakt. Hierop staat ten onrechte vermeld dat verdachte in het bezit is van een geldige gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank vindt aannemelijk dat verdachte over (het verdere verloop van) de vergunningaanvraag contact heeft gehad met [medeverdachte 2] . Verdachte had het telefoonnummer van [medeverdachte 2] en heeft hem geprobeerd te contacten.
Bovendien waren verdachte en [medeverdachte 2] beiden lid van voetbalclub AFC.
Omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte alle uitvoeringshandelingen zoals opgenomen in de tenlastelegging zelf heeft verricht, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat verdachte als medepleger van dit feit kan worden aangemerkt.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat, om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen, is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het is niet noodzakelijk dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult, het accent ligt op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht.
De rechtbank kan op grond van het bewijs vaststellen dat tussen verdachte en de gemeenteambtenaren sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking zoals vereist is voor medeplegen. Bij die samenwerking was sprake van handelen overeenkomstig een van tevoren afgestemd plan, met een voor elk van de mededaders duidelijke rolverdeling en eigen taak. Verdachte heeft daarbij een voor de uitvoering van het feit substantiële en cruciale rol vervuld. Hij heeft gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid om op illegale wijze in aanmerking te komen voor een parkeervergunning. Door het aanleveren van essentiële documenten en het (deels) invullen van het aanvraagformulier, heeft verdachte feitelijke uitvoeringshandelingen verricht. De gemeenteambtenaren hebben gezorgd voor de andere benodigde documenten, het volledig maken van de aanvraag en de verwerking in de systemen. Verdachte heeft blijkens zijn verklaring op enig moment van Cition het bericht ontvangen dat de vergunning geldig was, waarna hij gedurende een periode van om en nabij de twee jaren van de parkeervergunning gebruik heeft gemaakt Verdachte was daarmee – anders dan de raadsman stelt – meer dan alleen de belanghebbende bij het feit. Hij leverde een wezenlijke bijdrage. Er was daarmee sprake van een zodanig nauw en bewust samenwerkingsverband tussen verdachte en zijn mededaders, dat sprake is geweest van medeplegen.
De gemeente Amsterdam, EGIS en Cition zijn door het handelen van verdachte en zijn mededaders, die daarbij gebruik hebben gemaakt van de wettelijke oplichtingsmiddelen ‘listige kunstgrepen’ en ‘een samenweefsel van verdichtsels’ bewogen tot afgifte van een parkeervergunning voor gehandicapte bewoners waarmee aan verdachte (gratis) parkeergenot werd verleend in heel Amsterdam. Hen werd voorgewend dat verdachte recht had op een dergelijke vergunning. Hierdoor zijn zij benadeeld omdat zij niet het geld hebben ontvangen dat zij normaal gesproken zouden hebben gekregen voor het betaald parkeren.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in
rubriek 4.1opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 1 februari 2016 tot en met 16 februari 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen,
- een Aanvraagformulier "Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners van Amsterdam" van Cition Parkeermanagement d.d. 16 februari 2016 t.b.v. [verdachte] ;
valselijk hebben opgemaakt,
immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders in strijd met de waarheid
- die aanvraag voorzien van zijn, verdachtes naam en adres en burgerservicenummer en geboortedatum en GPK nummer [nummer] en het kenteken ( [kenteken] )
zulks terwijl, hij, verdachte in werkelijkheid niet in het bezit was van een reguliere Europese GPK en niet gehandicapt was en genoemd kaartnummer niet was uitgegeven en die aanvraag heeft voorzien van een handtekening ter bevestiging van de juistheid van de daarin gedane opgaven,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken en
toen en aldaar opzettelijk gebruik hebben gemaakt van voornoemd vals geschrift en dat valse geschrift voorhanden hebben gehad, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededaders dat geschrift hebben ingeleverd en verwerkt in de digitale systemen DAS en Epermix,
ten behoeve van het aanvragen en verkrijgen van een Amsterdamse gehandicaptenparkeervergunning aan voornoemde aanvrager;
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders, wisten dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt.
Feit 2
in de periode van 1 februari 2016 tot en met 13 maart 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, de gemeente Amsterdam en EGIS en Cition Parkeermanagement heeft bewogen tot de afgifte van een Amsterdamse gehandicaptenparkeervergunning en het verlenen van een dienst, te weten: het toekennen van gratis parkeergenot in heel Amsterdam voor een periode van maximaal vijf jaar aan verdachte t.b.v. kenteken [kenteken] en/of [kenteken] , hebbende verdachte en/of zijn mededaders valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een vervalste Europese Gehandicaptenparkeerkaart (GPK) t.n.v. [verdachte] met kaartnummer [nummer] ;
- een vals Aanvraagformulier "Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners van Amsterdam" van Cition Parkeermanagement d.d. 16 februari 2016 t.b.v. [verdachte] ;
- een vals DAS-formulier "Aanvragen Parkeervergunning Gehandicapten" d.d. 26 februari 2016;
- een kopie van zijn, verdachtes, rijbewijs;
- een kopie van een kentekenbewijs behorend bij het kenteken [kenteken] ;
ingevuld en voorzien van een handtekening/paraaf en een handgeschreven "eind akkoord" en de (voor)namen " [medewerker] " en/of " [medeverdachte 1] " zijnde beide medewerk(st)ers van de gemeente Amsterdam en ingeleverd en verwerkt in de digitale systemen DAS en Epermix en een kentekenwijziging (t.b.v. kenteken [kenteken] ) doorgegeven aan Cition Parkeermanagement;
waardoor verdachte en zijn mededaders hebben voorgewend dat verdachte een gehandicapte bewoner van Amsterdam was en dat verdachte in het bezit was van een reguliere Europese GKP, waardoor die gemeente Amsterdam en EGIS en Cition Parkeermanagement werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door hechtenis van 50 dagen als verdachte de taakstraf niet (volledig) uitvoert. Daarnaast vorderen zij oplegging van een geldboete van € 4.800,-, te vervangen door hechtenis van 58 dagen als de geldboete niet (volledig) wordt betaald. In de hoogte van de eis is aansluiting gezocht bij het eerdere transactievoorstel dat aanvankelijk aan verdachte is gedaan. Bij de strafeis is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Strafmaatverweer verdediging
De verdediging heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de volgende omstandigheden. Aanvankelijk was aan verdachte een transactievoorstel gedaan ter zake van valsheid in geschrift, oplichting én omkoping. Laatstgenoemd feit is geseponeerd. Door de verdediging voorgestelde wijzigingen in het transactievoorstel (vanwege de niet-bewijsbaarheid van omkoping) werden van de hand gewezen. Het Openbaar Ministerie is er ten onrechte vanuit gegaan dat de verdediging niet wilde transigeren. Verdachte is daarmee de mogelijkheid ontnomen om tot een schikking gekomen en is meegesleept in een strafprocedure met de bijbehorende advocaatkosten. Ook moet rekening worden gehouden met het tijdsverloop.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift, het gebruik maken van een vals geschrift en oplichting. Hierdoor is aan verdachte een parkeervergunning afgegeven terwijl hij hier geen recht op had. Daarmee heeft hij vervolgens (gratis en) overal in heel Amsterdam kunnen parkeren. De gemeente Amsterdam is hierdoor geld misgelopen. Verdachte heeft als afnemer van deze frauduleuze parkeervergunning het systeem van het parkeerbeleid van de gemeente op een geraffineerde wijze ondermijnd en daarmee uitsluitend het doel gehad om zichzelf te bevoordelen en het zichzelf gemakkelijk te maken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld en ook na onderhavige feiten niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de zaak van verdachte door een kennelijk roerig verloop van de onderhandelingen niet is afgedaan met een transactie. Dit geeft de rechtbank echter geen aanleiding om verdachte een lagere straf op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf is ook de ouderdom van de feiten relevant. Uitgangspunt is dat de behandeling van de strafzaak binnen twee jaren moet zijn afgerond, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Verdachte is op 14 maart 2018 als verdachte gehoord. Vanaf dat moment kon hij verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld en is de termijn gaan lopen. De rechtbank doet op 13 december 2021 uitspraak en dat is drie jaren en negen maanden later. Er is dus sprake van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn en verdachte heeft hierdoor onnodig lang in onzekerheid gezeten over de afdoening van de zaak.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op hetgeen de begunstigden die uiteindelijk niet vervolgd zijn als transactievoorstel hebben geaccepteerd. En op hoe de strafbare gedragingen van verdachte zich verhouden tot de gedragingen van anderen tegen wie in deze zaak (gelijktijdig) uitspraak wordt gedaan.
Alles afwegende, vindt de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren noodzakelijk en passend. Als de taakstraf niet (volledig) wordt uitgevoerd kan deze worden omgezet in 50 dagen vervangende hechtenis. De dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zullen hiervan worden afgetrokken naar de maatstaf van twee uren per dag. In de omstandigheid dat de officieren van justitie ook ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel hebben gevorderd in de ontnemingszaak die tegelijk met de strafzaak op de zitting is behandeld en het tijdsverloop, ziet de rechtbank aanleiding af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete. De rechtbank zal naast de taakstraf wel een geldboete van € 4.800,- opleggen, maar geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, om te waarborgen dat verdachte zich niet opnieuw aan strafbare feiten zal schuldig maken.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van
valsheid in geschrift
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van oplichting
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100(honderd)
uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van
€ 4.800,-(vierduizendachthonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 58 (achtenvijftig) dagen.
Beveelt dat laatstgenoemde straf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2(twee)
jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 december 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders opgenomen, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00093 – p. ZD0-00094.
3.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00093 – p. ZD0-00094.
4.Een geschrift, te weten: een gehandicaptenparkeerkaart op naam van [verdachte] , p. ZD0-00191 – ZD0-00192.
5.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00096, onderaan.
6.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00097, bovenaan.
7.Een geschrift, te weten: een Cition aanvraagformulier op naam van [verdachte] met bijlagen, p. ZD0-00190 – ZD0-00194.
8.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00097, tabel.
9.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00100.
10.Een geschrift, te weten: een DAS-formulier ‘Aanvragen Parkeervergunning’ t.b.v. [verdachte] , p. ZD0-00195.
11.Verhoor getuige [medewerker] d.d. 10 april 2018, p. ZD0-01029.
12.Een geschrift, te weten een: Uitdraai gegevens vergunning, p. ZD0-00570.
13.Een geschrift, te weten: een e-mailbericht d.d. 12 september 2016, p. ZD0-01195 – ZD0-01196. Omwille van de leesbaarheid zal hierna worden volstaan met de omschrijving: ‘E-mailbericht of e-mailwisseling d.d. (datum) en vindplaats’.
14.E-mailwisseling d.d. 28 oktober 2015, p. ZD0-01209 – ZD0-01213.
15.E-mailbericht d.d. 12 oktober 2016, p. ZD0-00179.
16.Aangifte Gemeente Amsterdam d.d. 16 januari 2018, p. ZD0-00112.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2018, p. ZD0-00591.
18.Proces-verbaal van bevindingen verstrekking ledenlijst AFC d.d. 9 oktober 2018, p. ZD0-01098.
19.Verhoor verdachte d.d. 14 maart 2018, p. ZD0-00578.
20.Verhoor verdachte d.d. 14 maart 2018, p. ZD0-00579.
21.Verhoor verdachte d.d. 14 maart 2018, p. ZD0-00581.
22.Verhoor verdachte d.d. 14 maart 2018, p. ZD0-00578.