Uitspraak
Amtsgericht Hechingen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
Rechtbank Amsterdam
Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 6 november 2019, betreft het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hechingen op 13 juni 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Indonesië in 1993, was in Nederland ingeschreven en werd in deze procedure bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski.
Tijdens de openbare zitting op 6 februari 2020 werd de vordering behandeld, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengde. Op 20 februari 2020 werd het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van nadere informatie. Op 25 november 2021 werd de behandeling voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw verschenen niet, omdat de Duitse autoriteiten op 9 september 2021 hadden gemeld dat het EAB was ingetrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Indonesische nationaliteit heeft. De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering, omdat het EAB was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat met de intrekking van het EAB de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen. De rechtbank volgde de officier van justitie in haar conclusie en verklaarde haar niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens werd vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd.