ECLI:NL:RBAMS:2021:7259

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/751605-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot behandeling van Europees aanhoudingsbevel na intrekking

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, die dateert van 6 november 2019, betreft het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hechingen op 13 juni 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Indonesië in 1993, was in Nederland ingeschreven en werd in deze procedure bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski.

Tijdens de openbare zitting op 6 februari 2020 werd de vordering behandeld, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengde. Op 20 februari 2020 werd het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van nadere informatie. Op 25 november 2021 werd de behandeling voortgezet, maar de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw verschenen niet, omdat de Duitse autoriteiten op 9 september 2021 hadden gemeld dat het EAB was ingetrokken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct was en dat hij de Indonesische nationaliteit heeft. De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering, omdat het EAB was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat met de intrekking van het EAB de grondslag voor de vordering van de officier van justitie was komen te vervallen. De rechtbank volgde de officier van justitie in haar conclusie en verklaarde haar niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Tevens werd vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie was beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751605-19
RK nummer: 19/6471
Datum uitspraak: 25 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 november 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 juni 2019 door het
Amtsgericht Hechingen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 6 februari 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 februari 2020 in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski, advocaat te Venlo.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW (oud) uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 20 februari 2020
Bij tussenuitspraak van 20 februari 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van nadere informatie.
Zitting 25 november 2021
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 25 november 2021 in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw zijn – in overleg met de rechtbank – niet ter zitting verschenen, gelet op het bericht van 9 september 2021 van de Duitse autoriteiten dat het EAB is ingetrokken.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Indonesische nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat het EAB is ingetrokken.
De rechtbank overweegt dat met de intrekking van het EAB, de grondslag aan de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het overleveringsverzoek is komen te ontvallen. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook in haar conclusie dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in haar vordering.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.