Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Trier in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 oktober 2021 en de behandeling vond plaats op 25 november 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1997, heeft de Nederlandse nationaliteit en is gedetineerd in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten volgens Duits recht, met name illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
De rechtbank heeft de garantie van de Staatsanwaltschaft Trier in acht genomen, die bevestigde dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 13 van de Overleveringswet (OLW) overwogen, maar oordeelde dat de argumenten van de officier van justitie voldoende waren om de overlevering toe te staan. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan voor de feiten zoals omschreven in het EAB. Deze beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.