ECLI:NL:RBAMS:2021:7241

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/752002-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Osnabrück in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 29 september 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij gedetineerd is in een Nederlandse penitentiaire inrichting.

Tijdens de openbare zitting op 9 november 2021 heeft de raadsvrouw van de opgeëiste persoon geen weigeringsgronden of andere beletselen tot overlevering aangevoerd. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De opgeëiste persoon wordt verdacht van diefstal en het veroorzaken van een ontploffing, onder andere.

De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, en deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752002-21
RK nummer: 21/5304
Datum uitspraak: 23 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 augustus 2021 door het
Amtsgericht Osnabrück(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 november 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern en de gemachtigde raadsvrouw van de opgeëiste persoon,
mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht.
De opgeëiste persoon heeft op afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn ter zitting van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsvrouw

De raadsvrouw heeft het woord gevoerd en geen weigeringsgronden of andere beletselen tot overlevering aangevoerd.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een door het
Amtsgericht Osnabrück(Duitsland) uitgevaardigde aanhoudingsbevel van 4 augustus 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
en
poging tot medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Staatsanwaltschaftte Osnabrück heeft op 11 oktober 2021 de volgende garantie gegeven:
“Extradition of Dutch citizen [opgeëiste persoon] , born [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] , for the purpose of prosecution.
(…)
referring to your mail from October 11th 2021 I hereby assure you that, should the prosecuted
person receive a non-appealable and non-suspended prison sentence after he has been extradited from the Netherlands, he shall be transferred to the Netherlands so that the prison sentence can be served there pursuant to the COUNCIL FRAMEWORK DECISION 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving a deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten deels op Nederlands grondgebied zijn gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het EAB echter geen aanknopingspunten dat de feiten gedeeltelijk in Nederland zijn gepleegd. De situatie als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder a, OLW doet zich daarom niet voor.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Osnabrück(Duitsland)
.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.