ECLI:NL:RBAMS:2021:7208

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
C/13/688827 / HA ZA 20-877
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepalingen over vergoeding bij vervroegde aflossing hypothecair krediet of tussentijdse renteaanpassing zijn geen oneerlijke bedingen als bedoeld in Richtlijn 93/13

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en ING Bank N.V. over de vergoeding bij vervroegde aflossing van een hypothecair krediet en de tussentijdse renteaanpassing. [Eiseres] had in 2007 een hypothecair krediet afgesloten bij ING voor de aankoop van een woning. In het kader van deze lening was er een regeling voor vervroegde aflossing en een mogelijkheid voor een tussentijdse renteaanpassing, waarvoor een vergoeding verschuldigd was. [Eiseres] vorderde onder andere terugbetaling van de betaalde TRA-vergoeding van € 17.605,88, omdat zij meende dat de voorwaarden voor deze vergoeding oneerlijk waren in de zin van Richtlijn 93/13. De rechtbank oordeelde dat de bepalingen in de Algemene Bepalingen Geldleningen (ABG) van ING, die de vergoeding bij vervroegde aflossing en de berekening daarvan regelde, niet als oneerlijk konden worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat [eiseres] als consument recht had op bescherming, maar dat de voorwaarden van de ABG niet in strijd waren met de goede trouw en geen aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen met zich meebrachten. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de bepalingen in de ABG en de Hypotheken Wegwijzer transparant en redelijk waren, en dat de TRA-vergoeding terecht was berekend.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/688827 / HA ZA 20-877
Vonnis van 8 december 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. D.E. Boselie te 's-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. F.E. Vermeulen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en ING genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 4 november 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ten behoeve van de aankoop van een woning is [eiseres] in januari 2007 voor de periode van 30 jaar een hypothecair krediet aangegaan bij ING voor een bedrag van € 525.000 (hierna de lening). Daarbij is voor een aflossingsvrij deel van de lening van € 318.000 voor 20 jaar een vaste rente overeengekomen van 4,9% en voor het andere deel van de lening van € 207.000 voor 10 jaar een vaste rente van 4,8%.
Per jaar mocht 20% boetevrij vervroegd worden afgelost.
2.2.
De op de relatie tussen partijen van toepassing verklaarde Algemene Bepalingen Geldleningen (versie april 1997) (hierna ABG) van ING luiden, voor zover hier van belang:
“Artikel 8. Vergoeding bij aflossing
1. Schuldenaar heeft het recht op ieder door hem gewenst tijdstip de lening geheel of gedeeltelijk - gedeeltelijk, mits dat gedeelte tenminste tweehonderdvijfentwintig euro bedraagt - vervroegd af te lossen.
2. Vervroegde aflossingen kunnen zonder aflossingsvergoeding geschieden voor zover zij in enig kalenderjaar een bedrag gelijk aan tien procent van de oorspronkelijke hoofdsom van de lening niet overschrijden.
3. Indien in een kalenderjaar meer dan tien procent van de oorspronkelijke hoofdsom van de lening vervroegd wordt afgelost, is over dat meerdere een aflossingsvergoeding verschuldigd indien de rente over die hoofdsom op het tijdstip van ontvangst door de bank hoger is dan de door de bank alsdan voor soortgelijke leningen met een rentevaste periode die gelijk is aan de resterende rentevaste periode van die lening gehanteerde rente. Deze aflossingsvergoeding wordt vastgesteld door de bank rekening houdend met bedoeld renteverschil en het restant van de rentevaste periode.
(…)
6. In geval van meerdere geldleningen is het hiervoor bepaalde van toepassing per geldlening. (…)”
2.3.
Het in artikel 8 lid 2 en 3 bedoelde percentage is in de hypotheekakte van [eiseres] bepaald op 20%.
2.4.
De in artikel 8 lid 3 bedoelde berekeningswijze wordt de netto contante waarde-methode (NCW-methode) genoemd.
Daarbij wordt de beëindigingsvergoeding gebaseerd op het verschil tussen enerzijds de rente die op dat moment in de markt geldt om een nieuwe vergelijkbare hypothecaire geldlening af te sluiten voor de resterende rentevaste periode van de lening, en anderzijds de met de klant overeengekomen rente. Op basis van dit verschil tussen rentepercentages wordt het totaalbedrag aan renteverlies berekend over de vervroegde aflossing voor de resterende rentevast periode. Vervolgens wordt dit bedrag contant gemaakt tegen de rente die op dat moment in de markt geldt om een nieuwe vergelijkbare hypothecaire geldlening af te sluiten voor de resterende rentevast periode van de lening. Alleen als de rente voor de resterende rentevast periode in de markt op dat moment lager is dan de met de klant overeengekomen rente moet de klant een beëindigingsvergoeding betalen.
2.5.
In de Hypotheken Wegwijzer van ING, die ING met de offerte voor de lening aan [eiseres] heeft meegestuurd, wordt op pagina 22 nadere informatie gegeven over vervroegd aflossen. Daarin wordt de NCW-methode als volgt uitgelegd:
“Vergoeding bij vervroegd aflossen
Indien niet aan de voorwaarden voor boetevrije aflossing wordt voldaan, wordt een vergoeding voor vervroegde aflossing in rekening gebracht. De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan de contante waarde van het renteverlies dat de bank lijdt als gevolg van de vervroegde aflossing.
De berekening wordt als volgt uitgevoerd;
+ Op het moment van aflossen wordt het verschil berekend tussen uw contractrente en de marktrente. Dit wordt het renteverschil genoemd. De marktrente is de op dat moment voor soortgelijke hypothecaire geldleningen geldende rente met een naar hele jaren logisch afgeronde rentevaste periode die gelijk is aan de resterende rentevaste periode van uw lening van de bank, en wel over de periode gelegen tussen de aflossing en de eerstvolgende renteherzieningsdatum.
+ Vervolgens wordt voor elke toekomstige rentevervaldag tot het einde van de rentevaste periode het bedrag uitgerekend waarover een vergoeding verschuldigd is. Deze bedragen worden als volgt bepaald: schuldrest -/- boetevrij bedrag (per leningdeel minimaal 10% van het oorspronkelijke bedrag van dat leningdeel).
+ De aldus verkregen bedragen worden vermenigvuldigd met het renteverschil.
+ Al deze bedragen worden tegen de marktrente contant gemaakt naar het heden. Bij elkaar opgeteld is dit de vergoeding voor algehele aflossing.
Voorbeeldberekening vergoeding bij vervroegd aflossen
De hoofdsom van uw hypotheek bedraagt bijvoorbeeld a 100.000 met een contractrente van 6,0%, waarbij de periode tussen aflossing en de eerstvolgende renteherzieningsdatum nog 5 jaar is. De berekening van de boete is dan als volgt:
+ Marktrente vaststellen voor soortgelijke hypotheek bij ING Bank met vijfjaars rentevaste periode. Dit is bijvoorbeeld 4,7%. Vergeleken met de contractrente is het renteverschil dan 1,3%.
+ Bedrag vaststellen waarover boete wordt berekend.
Rekening houdend met 20% boetevrije aflossing is dat € 100.000 -/- € 20.000 = € 80.000.
+ Per jaar bedraagt het renteverlies € 80.000 x 1,3% = € 1.040. Dit is per maand een bedrag van € 86,66.
+ De bank lijdt dit verlies gedurende 60 maanden (5 jaar). Dat zou dus 60 x € 86,66 € 5.199,60 zijn.
Echter, omdat dit bedrag bij voortzetting van de hypotheek niet ineens maar in delen per maand door de bank zou worden ontvangen, wordt hiervan de contante waarde bepaald (= herberekening naar betaling ineens op aflossingsdatum). De rekenrente die daarbij wordt gehanteerd is gelijk aan de eerder bepaalde marktrente. In dit voorbeeld is dat 4,7%.
+ Uitgaande van bovenstaande gegevens bedraagt deze contante waarde €4.626,15. (…)”
2.6.
Op 14 mei 2016 heeft [eiseres] telefonisch contact opgenomen met ING met het verzoek de rente op de lening te wijzigen. In het telefoongesprek kwamen partijen overeen dat de rente op het deel van de lening van € 318.000 per 1 juni 2016 voor de duur van 10 jaar zou worden gewijzigd in 2,39%. Daartoe moest [eiseres] € 17.830,88 aan ING betalen, welk bedrag zij op 1 juli 2016 heeft voldaan. Dit bedrag valt uiteen in € 17.605,88 als vergoeding voor de tussentijdse renteaanpassing (hierna TRA-vergoeding) en € 225 voor administratiekosten.
2.7.
Bij brief van 14 mei 2016 heeft ING aan [eiseres] de gemaakte afspraken bevestigd. De brief vermeldt onder het kopje “Hieronder vindt u achtergrondinformatie over een Tussentijdse Rente Aanpassing”:
Wanneer moet u afkoopkosten betalen?
Is uw huidige hypotheekrente hoger dan de actuele rente van de resterende rentevaste periode voor nieuwe soortgelijke hypotheek, dan bent u afkoopkosten verschuldigd.
Hoe worden de afkoopkosten berekend?
Als u afkoopkosten moet betalen, wordt de contante waarde clausule toegepast. Hierbij wordt gekeken naar de actuele rente, de resterende rentevaste periode en de rente die ii nog verschuldigd bent.
Actuele rente
Dit is de rente die geldt als u nu een vergelijkbare hypotheek zou afsluiten met een rentevaste periode die even lang is als het restant van uw huidige rentevaste periode. Is die resterende rentevaste periode geen heel jaar?
Of bieden we een dergelijke rentevaste periode niet (meer) aan? Dan hebben we gekeken naar de rentepercentages van de eerstvolgende langere en eerstvolgende kortere periode. Hiermee kunnen we dan de rente bepalen die zou gelden bij uw resterende rentevaste periode. Dit doen we met behulp van interpolatie.
Resterende rentevaste periode
Dat is de periode vanaf de aflossingsdatum tot de eerstvolgende datum
waarop de rente wordt herzien. Als deze datum later is dan de contractuele einddatum van uw hypotheek, wordt naar de einddatum van uw hypotheek gekeken.
Verschuldigde rente
Dat is de rente die verschuldigd is over de lopende lening.
Contante waarde clausule
Als de actuele rente lager is dan de verschuldigde rente, is er renteverlies voor ING. In dat geval wordt voor alle nog te betalen maandtermijnen afzonderlijk berekend om welk bedrag dit gaat. Dit leidt tot een totaalbedrag aan renteverlies voor de resterende rentevaste periode. Dit bedrag wordt naar beneden gecorrigeerd. U moet dit bedrag nu in een keer betalen in plaats van gespreid, en dat zou zonder correctie nadelig zijn voor u en voordelig voor ING. Deze correctie heet “contant maken”. U moet dus de contante waarde van het totale renteverlies vergoeden aan ING. Het contant maken gebeurt tegen de actuele rente. (…)”
2.8.
Bij brief van 29 november 2019 heeft de raadsman van [eiseres] aan ING meegedeeld dat [eiseres] meende dat ING haar de TRA-vergoeding zou moeten terugbetalen.
2.9.
Bij brief van 9 april 2020 verzocht de raadsman van [eiseres] ING om terugbetaling van het bedrag van € 17.605,88 dat [eiseres] als TRA-vergoeding had betaald. In de brief stelde hij dat [eiseres] de TRA-vergoeding onverschuldigd had betaald omdat de voorwaarde waarop de verschuldigdheid is gebaseerd een oneerlijk beding is in de zin van de Richtlijn 93/13 EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13 of de Richtlijn). Voor zover nodig vernietigde de raadsman voor [eiseres] de contractuele bepaling waarop de vergoeding was gebaseerd. Ook schreef hij in de brief dat [eiseres] de mogelijkheid wenste te hebben om kosteloos op korte termijn de rente opnieuw aan te passen of de lening te beëindigen en over te sluiten naar een andere aanbieder. Daartoe voerde de raadsman in de brief kort gezegd aan dat:
  • de ABG te weinig informatie bevat om de omvang van de TRA-vergoeding te berekenen,
  • de omvang van het door [eiseres] betaalde bedrag hoger was dan het financiële nadeel van ING,
  • bij de berekening van het bedrag was uitgegaan van onjuiste aannames en
  • artikel 8 lid 3 van de ABG een oneerlijk beding is als bedoeld in Richtlijn 93/13.
2.10.
ING heeft bij brief van 1 mei 2020 afwijzend op het verzoek gereageerd.
2.11.
De website van ING vermeldt met betrekking tot de mogelijkheid van TRA, voor zover hier van belang:
“U kunt altijd overstappen naar een nieuwe rentevaste periode. Wilt u een volledig nieuwe rentevaste periode, dan is er meestal sprake van een verschil tussen de rente die u betaalt en de actuele rentetarieven voor vergelijkbare hypotheken. Als de actuele rente lager is, heeft de ING renteverlies. Daarom betaalt u in dat geval een vergoeding (afkoopkosten). (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat ING geen recht heeft om [eiseres] een vergoeding in rekening te brengen indien voor het einde van een lopende rentevastperiode het rentetarief en/of de rentevastperiode wordt gewijzigd, en
- voor recht te verklaren dat ING geen recht heeft om [eiseres] een vergoeding in rekening te brengen indien [eiseres] voor het einde van een lopende rentevastperiode de lening vervroegd aflost, en
- ING te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van €17.605,88 althans te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2016 en
- ING te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van €16.442 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2020 en
- ING te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen van de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
3.2.
Daartoe stelt zij kort gezegd het volgende. De bepalingen waarin is vastgelegd dat een vergoeding in rekening wordt gebracht en hoe die wordt berekend indien een klant zijn hypothecaire lening vervroegd aflost of de rente tussentijds aanpast, in artikel 8 lid 3 ABG, de Hypotheken Wegwijzer en op de website van ING, vormen oneerlijke bedingen in de zin van de Richtlijn 93/13 en zijn onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 onder a en 6:237 onder 1 BW. De rechter moet die ambtshalve vernietigen. De betaalde TRA-vergoeding moet daarom worden terugbetaald. Het is onrechtmatig om een klant te houden aan een oneerlijk en onredelijk bezwarend beding. ING gaat bij de berekening van de vergoeding uit van aannames die nadelig zijn voor de klant. Zo houdt zij bij de berekening van de gemiste rente-inkomsten ten onrechte geen rekening met mogelijke toekomstige boetevrije aflossingen en een eventueel verbeterde schuld-marktwaardeverhouding. Dit maakt de bedingen ook intransparant. [eiseres] heeft niet kunnen onderhandelen over de TRA-vergoeding omdat de berekeningswijze pas bij de schriftelijke bevestiging aan haar bekend werd gemaakt.
De overeenkomst van 14 mei 2016 voldoet niet aan de eisen van de Richtlijn 2014/17/ЕU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (hierna de Hypothekenrichtlijn). Dit moet meewegen bij het oordeel dat sprake is van een oneerlijk beding.
ING heeft onrechtmatig gehandeld door [eiseres] in 2020 niet de gelegenheid te bieden om over te stappen naar een andere financier. Door vast te houden aan artikel 8 lid 3 van de ABG, dat een oneerlijk en onredelijk bezwarend beding is, heeft ING onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. Daarom moet zij aan [eiseres] de schade betalen die zij heeft geleden doordat zij niet naar een andere bank kon overstappen. Deze schade bedraagt € 16.442.
3.3.
ING voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals namens ING ter zitting is verzocht, de beslissing aan te houden tot het moment dat de Hoge Raad in een deels vergelijkbare zaak over de vergoeding bij tussentijdse aflossing heeft geoordeeld, vermoedelijk in het tweede kwartaal van 2022.
4.2.
Vast staat dat [eiseres] consument is zodat haar in beginsel consumentenbescherming toekomt. Zij heeft een beroep gedaan op de artikelen 6:233 onder a en 6:237 onder i BW en Richtlijn 93/13.
De Richtlijn is niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde. Een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt echter met zich dat bij de toepassing van genoemde artikelen rekening wordt gehouden met de inhoud van Richtlijn. Verder geldt dat als de Nederlandse rechter vaststelt dat een beding oneerlijk is in de zin van die Richtlijn, hij dat beding moet vernietigen.
4.3.
Voor de beantwoording van de vraag of een beding oneerlijk is in de zin van de Richtlijn moet worden onderzocht of, in strijd met de goede trouw, sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst van partijen voortvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van de consument. Het Hof van Justitie van de EU heeft in het arrest van 14 maart 2013 (ECLI:EU:C:2013:164 (Aziz)) overwogen dat daarbij met name rekening moet worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling zouden hebben getroffen. Aan de hand van een dergelijk vergelijkend onderzoek kan de nationale rechter bepalen of, en als daarvan sprake is, in welke mate, de overeenkomst de consument in een minder gunstige rechtspositie brengt dan die welke geldt volgens het nationale recht.
Het recht tot voortijdige aflossing en TRA
4.4.
[eiseres] stelt dat artikel 8 lid 3 van de ABG, hetgeen op de website staat over de mogelijkheid tot TRA (zie 2.11) en wat in de Hypotheken Wegwijzer staat over de berekeningswijze van de vergoeding (zie 2.5), onredelijk bezwarende en oneerlijke bedingen zijn.
Dit betoog wordt niet gevolgd. De drie bepalingen waarover [eiseres] klaagt, voor zover die al kunnen gelden als “bedingen”, kunnen de hiervoor in 4.3 weergegeven toets doorstaan en worden niet als oneerlijk aangemerkt als bedoeld in de Richtlijn.
Artikel 8 van de ABG geeft [eiseres] de mogelijkheid om elk kalenderjaar meer dan het overeengekomen percentage van de hoofdsom van de lening af te lossen mits zij daarvoor een vergoeding betaalt. Dit laatste is vermeld in artikel 8 lid 3 van de ABG. Op de website van ING staat dat de klant tussentijds de rente kan aanpassen, mits hij daar een vergoeding voor betaalt (zie 2.11). De berekeningswijze van die vergoeding volgens de NCW-methode is opgenomen in de Hypotheken Wegwijzer.
Als deze bepalingen zouden worden weggedacht, zou [eiseres] per kalenderjaar nooit meer kunnen aflossen dan de overeengekomen 20%, noch tussentijds haar rente kunnen aanpassen. Als zij dat toch zou willen, zou zij de lening in strijd met de overeenkomst moeten opzeggen en zou zij in verzuim komen en schadeplichtig worden.
Artikel 8 van de ABG en de vermelding op de website als weergegeven in 2.11 geven [eiseres] dus een mogelijkheid die ze anders niet zou hebben. Zij leggen haar niet een verplichting op die er op grond van het nationale recht niet is en zij brengen evenmin een wijziging aan in [eiseres] rechtspositie die in haar nadeel afwijkt van wat op grond van de wet en de overeenkomst al gold. ING kan aan de bepalingen ook geen rechten ontlenen die de positie van [eiseres] nadelig beïnvloeden. Op grond van de bepalingen kan een klant ING uitnodigen om een aanbod tot TRA te doen en de klant is vrij om dat aanbod al dan niet te aanvaarden.
Noch artikel 8 van de ABG, noch wat in dit verband op de website staat verstoort dan ook het evenwicht tussen de uit de overeenkomst van partijen voortvloeiende rechten en verplichtingen in het nadeel van [eiseres] . Voor zover [eiseres] beoogt te stellen dat het derde lid van artikel 8 van de ABG afzonderlijk moet worden beoordeeld, dan wordt dat niet gevolgd aangezien dat zou leiden tot onredelijk “cherry picking”. Naar het oordeel van de rechtbank moet artikel 8 van de ABG als één geheel worden gezien en kan [eiseres] niet naar believen kiezen welk deel zij in stand laat en welk deel voor vernietiging in aanmerking komt. Daarbij is van belang dat de in artikel 8 lid 1 van de ABG gegeven mogelijkheid, gelet op het kopje boven het artikel “Vergoeding bij aflossing”, kennelijk slechts is gegeven onder de voorwaarde van wat in de erna opgenomen artikelleden is vermeld.
Berekeningswijze
4.5.
De berekeningswijze van de vergoeding, zoals vermeld in de Hypotheken Wegwijzer, kan in het licht van het voorgaande evenmin als onredelijk bezwarend worden aangemerkt: het is een toelichting op de wijze waarop artikel 8 van de ABG en de TRA worden uitgevoerd en het kan niet worden aangemerkt als een op zichzelf staand beding. Het vermeldt immers alleen de manier waarop ING de vergoeding als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de ABG en in geval van een TRA berekent. Nu díe bepalingen geen verplichtingen voor [eiseres] in het leven roepen of een wijziging of verslechtering in haar rechtspositie veroorzaken, doet wat over de berekeningswijze van de vergoeding is bepaald, dat evenmin. Indien de berekeningswijze niet in de Hypotheken Wegwijzer zou zijn vermeld, zou [eiseres] evenmin in een nadeliger positie hebben verkeerd. De vraag of de berekeningswijze in de Hypotheken Wegwijzer intransparant is, wat daar ook van zij, is dus niet relevant.
4.6.
[eiseres] heeft in dit verband nog verwezen naar artikel 4 lid 2 van de Richtlijn stellende dat de evenwichtigheid van de bedongen vergoeding en het financiële nadeel voor de bank moet worden beoordeeld.
Artikel 4 lid 2 van de Richtlijn bepaalt dat de beoordeling van het oneerlijke karakter van bedingen geen betrekking heeft op de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst, noch op de gelijkwaardigheid van enerzijds de prijs of vergoeding en anderzijds de als tegenprestatie te leveren goederen of te verrichten diensten, voor zover die bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.
Anders dan wat [eiseres] in dit verband stelt, is de berekeningswijze in de Hypotheken Wegwijzer voldoende duidelijk en begrijpelijk. Dat daarin wordt uitgegaan van aannames waarin [eiseres] zich niet kan vinden, is niet hetzelfde als dat sprake is van onduidelijkheid. Maar zelfs als sprake zou zijn van onduidelijkheid of onbegrijpelijkheid, dan geldt dat dit slechts een van de omstandigheden is waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de vraag of sprake is van onredelijk bezwarendheid. Zoals hiervoor is overwogen, is daarvan geen sprake.
4.7.
[eiseres] heeft een beroep gedaan op de Hypothekenrichtlijn, stellende dat het feit dat de overeenkomst in strijd daarmee is, moet meewegen bij het oordeel of sprake is van een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13. [eiseres] hypothecair krediet valt echter niet onder de Hypothekenrichtlijn. De lening is immers in 2007 aangegaan en uit artikel 43 van de Hypothekenrichtlijn volgt dat deze niet van toepassing is op kredietovereenkomsten die geldig zijn aangegaan voor 21 maart 2016. Richtlijnconforme interpretatie is dus niet aan de orde. Dat de TRA in mei 2016 heeft plaatsgevonden maakt dat niet anders. Toen is immers niet een nieuwe hypothecaire lening afgesloten.
4.8.
De slotsom is dat geen van de drie bepalingen kan worden aangemerkt als een oneerlijk beding als bedoeld in de Richtlijn.
4.9.
Het voorgaande betekent dat de bepalingen evenmin kunnen worden aangemerkt als onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 onder a en 6:237 onder 1 BW. De vorderingen zullen daarom alle worden afgewezen.
4.10.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 2.042 voor griffierecht en € 1.442 (2 punten x tarief € 721) voor salaris advocaat. De nakosten zullen worden toegewezen als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van ING tot op heden begroot op € 3.484, vanaf zeven dagen vanaf de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis aan de zijde van ING ontstane nakosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de voldoening,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling in 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: EMH