ECLI:NL:RBAMS:2021:7203

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
13/167412-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot moord/doodslag na vechtpartij in Rembrandtpark

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een vechtpartij in het Rembrandtpark op 24 juni 2021, heeft de rechtbank Amsterdam op 9 december 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot moord of doodslag op de slachtoffers [persoon 1] en [persoon 2]. Tijdens de zittingen op 30 september en 25 november 2021 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank kon echter niet vaststellen dat de verdachte de tenlastegelegde geweldshandelingen had gepleegd. De verklaringen van de slachtoffers en getuigen waren tegenstrijdig en er was onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat er slechts sprake was van een onfortuinlijke vechtpartij waarbij zowel de verdachte als de slachtoffers gewond raakten. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, en de vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/167412-21 (Promis)
Datum uitspraak: 9 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 september 2021 en 25 november 2021. De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds 1 oktober 2021 geschorst.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.C. Kramer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen,
[persoon 1] en [persoon 2] die werden vertegenwoordigd door mr. R.H. Bouwman.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord dan wel doodslag op [persoon 1] en/of
[persoon 2], subsidiair tenlastegelegd als het medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [persoon 1] en/of [persoon 2].
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Op 24 juni 2021 vond een vechtpartij plaats in het Rembrandtpark in Amsterdam. [persoon 1] en [persoon 2] hebben verklaard dat zij daar zijn aangevallen door tenminste twee jongens met wapens. Eén van de jongens had een waterpomptang vast en de ander een mes. [persoon 1] heeft verklaard dat hij klappen heeft gekregen met een tang en een helm en dat hij met een mes is gestoken. Hij had een verwonding aan zijn been, zijn hoofd zat onder het bloed en er liep bloed uit zijn linker oor. [persoon 1] is met spoed overgebracht naar het ziekenhuis. Uit een medische verklaring in het dossier blijkt dat [persoon 1] meerdere steekwonden had in zijn bovenbeen. [persoon 2] is ook geraakt met een mes.
Hij had een extreem gezwollen neus waar bloed uit kwam.
[persoon 2] en [persoon 1] hebben over de mogelijke aanleiding van het incident verklaard dat zij één van de jongens waar zij mee gevochten hadden eerder al tegen waren gekomen, ter hoogte van coffeeshop [naam coffeeshop] en de bakkerij aan de [adres 2]. Daar ontstond een ruzie tussen [persoon 1] en een persoon die [persoon 2] kent als [medeverdachte], omdat [persoon 1] (te lang) naar [medeverdachte] zou hebben gekeken. [medeverdachte] is de broer van verdachte, en wordt hierna genoemd: de medeverdachte. Deze ruzie resulteerde in een schermutseling, waarbij [persoon 2] naar eigen zeggen de boel heeft willen sussen. In het Rembrandtpark kwamen [persoon 2], [persoon 1] en de medeverdachte elkaar weer tegen en is het uitgelopen op een vechtpartij waarbij ook verdachte betrokken was.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ontvingen rond 20:00 uur een melding van de vechtpartij in het Rembrandtpark. Volgens de melder zou daarbij met een mes zijn gestoken en met een helm zijn geslagen. De twee verdachten waren er op een zwarte scooter vandoor gegaan. Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] werden op de Nachtwachtlaan door een zwarte brommer met daarop twee jongens tegemoet gereden. De jongens zijn tot stoppen gedwongen door de politie en bleken verdachte en medeverdachte te zijn. Beide zijn aangehouden.
Bij verdachte werd een bebloed vleesmes in zijn broeksband aangetroffen. Op de plek in de bosjes waar de medeverdachte had gelegen, werd een waterpomptang aangetroffen met bloed erop. Ter plaatse werd eveneens een helm gevonden. In de binnenzak van verdachte werd nog een zakmes aangetroffen. Verdachte had een snee in zijn rechter hiel en is overgebracht naar het ziekenhuis. De medeverdachte had eveneens verwondingen.
[persoon 2] en [persoon 1] zijn later bij de politie geconfronteerd met foto’s van verdachte en de medeverdachte. [persoon 2] wijst de medeverdachte aan als degene die een mes had en verdachte als degene die hem drie keer heeft proberen te steken. [persoon 1] verklaarde dat de medeverdachte een tang bij zich had en verdachte degene was die hem neerstak.
Verklaringen verdachte en de medeverdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij voor zijn broertje is opgekomen omdat zijn broertje werd aangevallen met een mes. Verdachte heeft dat mes afgepakt en is daarbij zelf gewond geraakt aan zijn been. Verdachte heeft niet zelf met het mes gestoken en weet niet hoe de jongens waarmee zij in gevecht waren geraakt zijn verwond.
De medeverdachte heeft verklaard dat hij bij het Rembrandtpark van zijn brommer is geduwd en werd aangevallen. Hij reageerde slechts defensief en weet niet hoe de jongens gewond zijn geraakt. Hij heeft geen wapen, waterpomptang of helm in de hand gebruikt. Verder heeft hij verklaard dat hij aan het afweren was en die andere jongens een mes hadden.
3.2
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, zoals subsidiair is ten laste gelegd. Verdachte en zijn medeverdachte hebben bij de geweldpleging gebruik gemaakt van een mes en een waterpomptang. Het is bij een poging gebleven omdat niet is onderbouwd dat [persoon 1] en [persoon 2] zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen.
3.3
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het medeplegen van poging tot moord zoals primair is ten laste gelegd. De verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] zijn op punten tegenstrijdig en niet geloofwaardig. Daar staat tegenover dat de verklaringen van verdachte en de medeverdachte consistent zijn. Verdachte heeft geprobeerd het mes van [persoon 2] af te pakken, waardoor zowel verdachte als [persoon 2] letsel heeft opgelopen. Er kan niet worden uitgegaan van de verklaringen van getuigen, nu zij niet het hele voorval hebben zien gebeuren.
De raadsman heeft ten aanzien van het medeplegen van de poging tot zware mishandeling, zoals subsidiair is ten laste gelegd, geen bewijsverweren gevoerd.
3.4
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair en subsidiair tenlastegelegde feit. Daartoe is het volgende redengevend.
Naast de verklaringen van [persoon 1], [persoon 2], medeverdachte en verdachte, bevat het dossier ook verklaringen van een aantal getuigen. Eén getuige waarvan de achternaam onbekend is gebleven, heeft verklaard dat zij ineens in een vechtpartij liep toen zij aan het wandelen was in het Rembrandtpark. Er rende een jongen (NN1) op haar af met een mes. NN1 liep naar de andere jongens en vervolgens was er een gevecht van twee tegen twee. NN1 hoorde bij een andere jongen (NN2). NN2 had ook iets in zijn handen, iets kleins en donkers. NN1 en NN2 zijn op de brommer gestapt en weggereden. Later heeft deze getuige verklaard dat één van de wat dikkere personen ook een waterpomptang vast had. De jongen die de waterpomptang vasthield, stapte als bestuurder op een scooter. Hij was ook degene met het mes. De jongen met de waterpomptang heeft een jongen die erg gewond was een duw gegeven.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een scooter op de grond viel waarna twee mannen naar andere personen renden. Er ontstond een gevecht. Twee mannen begonnen te slaan met een helm. Een man die langer was dan de rest, had een mes vast.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard over een jongen die een mes trok. Ook getuige [getuige 3] heeft verklaard dat één van de dunnere jongens een mes trok. Daarnaast heeft [persoon 2] nog verklaard over een derde jongen die een mes zou hebben gehanteerd.
Op basis van de hiervoor genoemde verklaringen, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte en/of de medeverdachte naar [persoon 1] en/of [persoon 2] zijn toegereden of gelopen en vervolgens met een mes of scherp/puntig voorwerp hebben gestoken of geprikt in het hoofd, de benen of elders in het lichaam van [persoon 1] en/of [persoon 2]. Verschillende getuigen verklaren weliswaar dat zij een mes hebben gezien, maar niemand heeft verklaard dat – en door wie – daarmee is gestoken. Het dossier laat bovendien ruimte voor het scenario dat [persoon 1] of [persoon 2] degenen waren die een mes bij zich hadden en verdachte deze heeft afgepakt, waarbij mogelijk – per ongeluk – steekletsel is ontstaan, maar zelfs het moment waarop het letsel precies is ontstaan, is niet vast te stellen. Verdachte heeft bovendien zelf ook een steekwond opgelopen aan zijn hiel. Verder wordt niet duidelijk of verdachte en/of de medeverdachte met een waterpomptang en/of een helm tegen het hoofd of het lichaam van [persoon 1] en/of [persoon 2] heeft/hebben geslagen. Er heeft geen forensisch onderzoek plaatsgevonden naar de waterpomptang, een helm en het mes. Getuigenverklaringen geven hier evenmin uitsluitsel over. Uit de verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] of de letselverklaring van [persoon 1], kan dit ook niet worden vastgesteld.
Gelet op het voorgaande, kan de rechtbank niet méér vaststellen dan dat er op 24 juni 2021 een onfortuinlijke vechtpartij heeft plaatsgevonden in het Rembrandtpark waarbij zowel verdachte en de medeverdachte als ook [persoon 1] en [persoon 2] gewond zijn geraakt. Dit alleen is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het primair tenlastegelegde poging moord/doodslag dan wel het subsidiair tenlastegelegde toebrengen zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij, [persoon 1], vordert € 385,00 aan vergoeding van materiële schade en
€ 4.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt daarnaast om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij, [persoon 2], vordert € 385,00 aan vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt daarnaast om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk, nu het ten laste gelegde niet is bewezen en de verdachte daarvan is vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Verklaartde benadeelde partij, [persoon 1],
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Verklaartde benadeelde partij, [persoon 2],
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen en L.J.F. Ceelie, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2021.
[...]