ECLI:NL:RBAMS:2021:7198

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
13/017614-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging zware mishandeling en openlijke geweldpleging wegens gebrek aan bewijs

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak was ontstaan naar aanleiding van een incident op 7 mei 2018, waarbij de aangever, een beveiliger, betrokken was. De aangever deed aangifte na een worsteling met twee mannen, waarbij hij ernstig letsel opliep. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 25 november 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar op de plaats delict aanwezig was, maar dat er onvoldoende bewijs was om hem geweldshandelingen toe te schrijven die van zodanig gewicht waren dat hij als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de enkele duw die aan de verdachte kon worden toegeschreven niet als een significante bijdrage aan de geweldshandeling kon worden gezien. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien het ten laste gelegde niet was bewezen. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/017614-20 (Promis)
Datum uitspraak: 9 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen, buiten aanwezigheid van verdachte (art. 279 Wetboek van Strafvordering), naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K van der Willigen, en van wat de gemachtigde raadsvrouw van verdachte,
mr. C. Willekes, naar voren heeft gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij,
[aangever] , die werd vertegenwoordigd door mr. R.E. van Zijl.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op of omstreeks 7 mei 2018 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling van [aangever] terwijl dit feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, subsidiair tenlastegelegd als openlijke geweldpleging in vereniging tegen [aangever] .
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
Op 10 mei 2018 deed de heer [aangever] (hierna: aangever) aangifte van een incident dat heeft plaatsgevonden op 7 mei 2018 bij zijn werk als beveiliger bij hotel [naam hotel] . Toen aangever klaar was met zijn dienst en naar buiten liep, zag hij twee mannen tegen de nooduitgang geleund staan, die hij verzocht om daar weg te gaan. Met name één van beide mannen reageerde hier agressief op en het liep uit op een worsteling, waarbij aangever ten val is gekomen en zijn heup gebroken heeft. Uit een medische verklaring in het dossier blijkt dat een operatie met spoed nodig was, om zo te proberen het afsterven van het heupbot te voorkomen.
Getuige [getuige] , een collega van aangever, heeft het incident zien gebeuren. Zowel aangever als [getuige] verklaren dat één van de mannen een wit Adidas trainingsjack met blauwe strepen en een blauwe broek aan had en de andere man een stevig postuur had en geheel in het zwart was gekleed.
Op camerabeelden van andere, verderop gelegen, vestigingen van de [naam hotel] zijn twee naast elkaar lopende mannen te zien die voldoen aan de signalementen zoals opgegeven door aangever en getuige [getuige] . Het incident zelf is niet te zien op de camerabeelden van de [naam hotel] .
Op CCTR-beelden (Centrale Cameratoezicht Ruimte) is het incident wel grotendeels waar te nemen.
Op [datum] zijn beelden van het incident getoond in Opsporing Verzocht.
Op 25 oktober 2018 ontving de politie een tip dat de man met het stevige postuur verdachte is. Ook de eigenaar van café [naam café] verklaarde verdachte te herkennen als de man met de donkerkleurige jas van het bericht op Opsporing Verzocht nadat hij van cafébezoekers de naam van verdachte had vernomen. Op 3 december 2018 is verdachte gehoord. De verhorende verbalisant heeft verdachte eveneens als een van de mannen op de beelden herkend.
Op 22 december 2018 werden verbalisanten aangesproken door de portier van de [naam café] in Amsterdam. Deze verklaarde dat de twee mannen die hij herkende van een krantenartikel dat naar aanleiding van de mishandeling van de beveiliger van de [naam hotel] in het Parool was verschenen, op dat moment in de [naam café] zaten. Dit bleken verdachte en medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Ook door de verbalisanten zijn de mannen herkend als de mannen op de foto bij het artikel in het Parool waarna zij vervolgens zijn aangehouden.
Verdachte heeft zich bij zijn verhoor op 3 december 2018 bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen en is op 22 december 2018 niet nogmaals gehoord.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft de beschuldiging ontkend.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. De man op de beelden in het witte Adidas trainingsjack met blauwe broek is medeverdachte [medeverdachte] en verdachte is de man met de donkere kleding en het gezette postuur. Verdachte is door verbalisanten en verschillende getuigen herkend. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat verdachte bij het incident op 7 mei 2018 aanwezig was. Er kan echter niet meer worden vastgesteld dan slechts zijn aanwezigheid. Niet kan worden bewezen dat verdachte geweldshandelingen heeft toegepast in de richting van aangever en evenmin kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat sprake was van een wezenlijke en significante bijdrage daaraan.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De herkenningen van verdachte als de in het zwart geklede persoon trekt zij niet in twijfel, nu zij ervan uitgaat dat verdachte aanwezig is geweest bij het incident. Niet kan worden bewezen dat verdachte geweldshandelingen heeft gepleegd. Uitgaande van de camerabeelden kan er alleen een duw aan verdachte worden toegeschreven. Verdachte heeft deze duw slechts gegeven om de boel te sussen en om zo te voorkomen dat aangever opnieuw richting de persoon in het witte Adidas trainingsjack en de blauwe broek zou lopen. Op de camerabeelden zijn verder geen geweldshandelingen door verdachte te zien. Deze enkele duw kan niet als een geweldshandeling worden aangemerkt en bovendien is het niet deze duw geweest waardoor aangever op de grond is gevallen en zijn heup heeft gebroken. Evenmin kan hij als medepleger worden aangemerkt ter zake van het primair tenlastegelegde. De duw kan daarnaast niet gezien worden als een significante, wezenlijke bijdrage die voor het aannemen van openlijke geweldpleging benodigd is, aldus de raadsvrouw.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is door meerdere personen en verbalisanten aangewezen als de man op de beelden met het stevige postuur die volledig in het zwart is gekleed. Daaruit volgt weliswaar dat verdachte op de plaats delict te plaatsen is, maar aan hem kunnen geen geweldshandelingen worden toegeschreven die van zodanig gewicht zijn dat hij als medepleger van de mishandeling kan worden aangemerkt. Uit de beschrijving van de camerabeelden komt naar voren dat de man met het witte trainingsjack en de blauwe broek degene is geweest die één op één in gevecht is geraakt met aangever. Aan verdachte is mogelijk slechts een duw toe te schrijven, waarbij niet is uit te sluiten dat deze duw bedoeld was om de boel te sussen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er eveneens onvoldoende bewijs voor handen is om te komen tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Verdachte zal dan ook geheel worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij, [aangever] , vordert €33.986,40 aan vergoeding van materiële schade en
€7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt daarnaast om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Daarnaast is €2.000,00 aan mogelijk toekomstige schade gevorderd, de benadeelde partij verzoekt deze niet-ontvankelijk te verklaren.
Ook vordert de benadeelde partij €2.980,63 aan gemaakte proceskosten.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk, nu het ten laste gelegde niet is bewezen en de verdachte daarvan is vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Verklaartde benadeelde partij, [aangever] ,
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen en L.J.F. Ceelie, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 december 2021.
[…]