In deze zaak vorderde de stichting LC Bewindvoering dat de rechtbank de coöperatie Rabobank U.A. zou veroordelen om op verzoek van LC Bewindvoering een beheer- en leefgeldrekening te openen voor haar cliënten, wier goederen onder bewind zijn gesteld. LC Bewindvoering, vertegenwoordigd door haar advocaat, stelde dat Rabobank op grond van een Mantelovereenkomst verplicht was om deze rekeningen te openen, ook als de cliënten een fraudeverleden hadden. Rabobank voerde aan dat het openen van rekeningen risico's met zich meebracht, vooral als de cliënten na het bewind opnieuw in de problemen zouden komen. De rechtbank oordeelde dat Rabobank, gezien de Mantelovereenkomst en de wettelijke verplichtingen van de bewindvoerder, gehouden was om de gevraagde rekeningen te openen. De rechtbank wees de vorderingen van LC Bewindvoering toe en compenseerde de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 15 december 2021.