ECLI:NL:RBAMS:2021:7120

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
13/751173-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Duitsland

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Nordhorn in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd volgens Duits recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld in twee zittingen, op 14 oktober en 18 november 2021. Tijdens de zittingen was de opgeëiste persoon niet aanwezig vanwege ziekte, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De raadsvrouw stelde dat de overlevering voor feit 2 geweigerd moest worden omdat de omschrijving niet genoegzaam was. De officier van justitie betoogde echter dat de omschrijving voldoende was en dat de overlevering voor alle feiten moest worden toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de opgeëiste persoon voldoende was geïnformeerd over de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht.

De rechtbank heeft ook het onschuldverweer van de opgeëiste persoon beoordeeld, maar oordeelde dat de schriftelijke verklaring van de ex-schoonmoeder niet voldoende was om aan te tonen dat de opgeëiste persoon het tenlastegelegde feit niet had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de garantie van de Duitse autoriteiten voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon naar Duitsland kan worden overgeleverd voor de strafbare feiten zoals omschreven in het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751173/21
RK nummer: 21/1413
Datum uitspraak: 2 december 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 maart 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 januari 2021 door het
Amtsgericht Nordhorn(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 14 oktober 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 oktober 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon was vanwege ziekte niet aanwezig op de zitting. Namens de opgeëiste persoon heeft zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, het woord gevoerd.
Op verzoek van de raadsvrouw heeft de rechtbank het onderzoek voor bepaalde tijd geschorst tot de zitting van 18 november 2021 om 09:30 uur, teneinde de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen bij de zitting aanwezig te zijn.
Zitting 18 november 2021
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering hervat op de openbare zitting van 18 november 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van het
Amtsgericht Nordhornvan 28 december 2020, met parketnummer 5 Gs 879 Js 67439/20 (424/20).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering ten aanzien van feit 2 geweigerd dient te worden, omdat niet is voldaan aan artikel 2 OLW. De omschrijving van dit feit is niet genoegzaam, omdat een specifieke pleegplaats ontbreekt. Daarnaast is onvoldoende duidelijk omschreven wat de rol van de opgeëiste persoon precies geweest zou zijn, omdat in de omschrijving slechts staat dat de opgeëiste persoon dader is van het feit. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de overlevering ten aanzien van feit 2 te weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is. Het is de opgeëiste persoon duidelijk voor welke feiten zijn overlevering wordt verzocht. Ten aanzien van feit 2 ontbreekt inderdaad een pleegplaats in de specifieke omschrijving van het feit. In de omschrijving na ‘Plaats delict’ zijn echter drie pleegplaatsen genoemd, te weten Nordhorn, Bad Bentheim en Wietmarschen. Feit 1 heeft plaatsgevonden in Bad Bentheim en feit 3 heeft plaatsgevonden in Wietmarschen. Dus moet worden geconcludeerd dat feit 2 heeft plaatsgevonden in Nordhorn. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering ten aanzien van alle drie de feiten toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
Gelet op het feit dat in de omschrijving van de feiten in onderdeel e) van het EAB staat aangegeven dat de feiten hebben plaatsgevonden in Nordhorn, Bad Bentheim en Wietmarschen, en gelet op de omschrijvingen van feit 1 en feit 3 waarin staat dat feit 1 heeft plaatsgevonden in Bad Bentheim en feit 3 in Wietmarschen, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat uit de omschrijving voldoende duidelijk blijkt dat feit 2 heeft plaatsgevonden in Nordhorn. Aldus is ten aanzien van alle feiten een pleegplaats genoemd. Daarnaast is de rol van de opgeëiste persoon voldoende duidelijk omschreven; hij is aangemerkt als dader van de drie feiten. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet schuldig is aan het tenlastegelegde feit 1. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij een ondertekende verklaring van de ex-schoonmoeder van de opgeëiste persoon van 17 november 2021 overgelegd. In deze verklaring stelt de ex-schoonmoeder dat de opgeëiste persoon in het weekend van zaterdag 31 oktober 2020 tot maandag 2 november 2020 bij haar thuis in [plaats] verbleef en dat hij op 2 november 2020 weer naar zijn vriendin is vertrokken. Aldus kan de opgeëiste persoon feit 1, gepleegd tussen 2 november 2020 om 16:45 uur tot 3 november 2020 om 7:45 uur, niet gepleegd hebben. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de overlevering voor feit 1 te weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering ten aanzien van feit 1 kan worden toegestaan. De lat voor een geslaagd onschuldverweer ligt zeer hoog. Met de verklaring van de ex-schoonmoeder is niet komen vast te staan dat de opgeëiste persoon het tenlastegelegde feit 1 onmogelijk kan hebben gepleegd. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de schriftelijke verklaring van de ex-schoonmoeder niet leidt tot de vaststelling dat de opgeëiste persoon het tenlastegelegde feit 1 onmogelijk kan hebben gepleegd. De onschuld van de opgeëiste persoon is niet ter zitting aangetoond, zoals artikel 26, vierde lid, OLW wel vereist. De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering. Het verweer wordt verworpen.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Public Prosecutorin Osnabrück heeft bij brief van 19 maart 2021 de volgende garantie gegeven:
I hereby assure you that should the prosecuted person receive a non-appealable and non-suspended prison sentence after he has been extradited from the Netherlands, he shall, with his consent, be transferred to the Netherlands so that the prison sentence can be served there pursuant to the COUNCIL FRAMEWORK DECISION 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving a deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Nordhorn(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.