Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Nordhorn in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd volgens Duits recht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld in twee zittingen, op 14 oktober en 18 november 2021. Tijdens de zittingen was de opgeëiste persoon niet aanwezig vanwege ziekte, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries.
De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De raadsvrouw stelde dat de overlevering voor feit 2 geweigerd moest worden omdat de omschrijving niet genoegzaam was. De officier van justitie betoogde echter dat de omschrijving voldoende was en dat de overlevering voor alle feiten moest worden toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de opgeëiste persoon voldoende was geïnformeerd over de feiten waarvoor zijn overlevering werd verzocht.
De rechtbank heeft ook het onschuldverweer van de opgeëiste persoon beoordeeld, maar oordeelde dat de schriftelijke verklaring van de ex-schoonmoeder niet voldoende was om aan te tonen dat de opgeëiste persoon het tenlastegelegde feit niet had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat de garantie van de Duitse autoriteiten voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon naar Duitsland kan worden overgeleverd voor de strafbare feiten zoals omschreven in het EAB.