ECLI:NL:RBAMS:2021:7118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
13/124635-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot gekwalificeerde doodslag en zware mishandeling in Amsterdam

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 mei 2021 in Amsterdam betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van poging tot gekwalificeerde doodslag en zware mishandeling. Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 heeft de officier van justitie, mr. G. Dankers, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.C. Gelok, hun verweer voerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de feiten met een mes heeft gezwaaid en daarbij twee beveiligers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft verwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op dodelijk letsel voor [slachtoffer 1] heeft aanvaard door met een mes te steken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot gekwalificeerde doodslag en zware mishandeling, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uur. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/124635-21 (Promis)
Datum uitspraak: 11 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.C. Gelok naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich op 10 mei 2021 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan
poging tot gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1] , subsidiair poging tot doodslag op [slachtoffer 1] , meer subsidiair diefstal met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
zware mishandeling van [slachtoffer 2] , subsidiair poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] , meer subsidiair mishandeling van [slachtoffer 2] (met zwaar lichamelijk letsel als gevolg);
zware mishandeling van [slachtoffer 1] , subsidiair poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , meer subsidiair mishandeling van [slachtoffer 1] (met zwaar lichamelijk letsel als gevolg).
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht. Deze tekst geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de diefstal met geweld (feit 1, meer subsidiair) kan worden bewezen. Ook vindt de officier van justitie bewezen dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel aan de beveiligers [slachtoffer 2] (feit 2, primair) en [slachtoffer 1] (feit 3, primair) heeft toegebracht. Daartoe voert de officier van justitie het volgende aan. De verdachte heeft gezegd dat hij wilde vluchten en dat hij daarom het mes heeft gepakt. Dat mes heeft hij gebruikt in het gevecht met [slachtoffer 1] . De verdachte heeft ook gevochten met [slachtoffer 2] . Beide beveiligers hebben letsel opgelopen. [slachtoffer 2] heeft zwaar lichamelijk letsel aan zijn hand opgelopen. Er is een operatie gevolgd en het herstel duurt lang. Ook het letsel aan de knie van [slachtoffer 1] kan als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt, gezien de laatste verklaring waaruit blijkt dat geen herstel is opgetreden. Door met een mes in zijn hand te vechten met de beveiligers heeft de verdachte bewust de kans aanvaard dat hij hun zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de poging tot (gekwalificeerde) doodslag (feit 1, primair en subsidiair). Volgens de raadsvrouw is er geen bewijs dat de verdachte met een mes in zijn hand op of tegen de buikstreek van [slachtoffer 1] heeft gestoken. De verdachte heeft zwaaiende bewegingen gemaakt om de beveiligers af te schrikken en hield er geen rekening mee dat hij ze daadwerkelijk zou raken. Er was geen sprake van met kracht insteken op [slachtoffer 1] . Wat betreft de diefstal met geweld (feit 1, meer subsidiair) verzoekt de raadsvrouw om vrijspraak van het onderdeel van de tenlastelegging, voor zover dit vermeldt dat de door de verdachte gepleegde diefstal met geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] . Verder heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit van de (poging tot) zware mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (feit 2, primair en subsidiair en feit 3, primair en subsidiair). Ook hier is geen sprake van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wat betreft de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (feit 2, meer subsidiair en feit 3, meer subsidiair) heeft de raadsvrouw verzocht om vrijspraak van het bestanddeel dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. De raadsvrouw voert aan dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel wegens het ontbreken van medische informatie.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
De verdachte was met zijn collega [naam collega] in de [kledingwinkel] aan het Damrak in Amsterdam op 10 mei 2021. Hij heeft bekend toen goederen te hebben gestolen. Toen hij met de goederen, verstopt in zijn broek, de [kledingwinkel] uitliep, werd hij aangesproken door de beveiliger [slachtoffer 1] , die de verdachte bij zijn arm pakte. De verdachte liep niet mee naar binnen, zoals verzocht door [slachtoffer 1] , maar verzette zich en wilde ontkomen. Later heeft de verdachte verklaard dat hij bang was voor gezichtsverlies, en om die reden wilde wegkomen.
Heeft de verdachte stekende bewegingen met het mes gemaakt?
Vlak na het incident heeft de verdachte verklaard dat hij een mes uit zijn zak heeft gepakt en [slachtoffer 1] heeft gestoken. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte met het mes drie of vier keer stekende bewegingen in zijn richting maakte. Op de camerabeelden is een deel van de handelingen van de verdachte aan het zicht onttrokken. Niettemin leidt de rechtbank uit de camerabeelden het volgende af. In eerste instantie verzette de verdachte zich door weg te draaien van [slachtoffer 1] . Toen deze de verdachte van achteren bij zijn middel beetpakte, haalde de verdachte een opvouwbaar mes uit de linkerzak van zijn jas. Vervolgens klapte de verdachte het mes open, terwijl hij zich naar [slachtoffer 1] omdraaide. De verdachte bracht de tas van zijn rechterhand naar zijn linkerhand, en het mes van zijn linkerhand naar zijn rechterhand. Daarna maakte de verdachte een stekende beweging met zijn rechterarm richting de rechterkant van het bovenlichaam van [slachtoffer 1] , onder de tas in zijn linkerhand door. Inmiddels was [slachtoffer 1] ’s collega, [slachtoffer 2] , te hulp geschoten en probeerde ook de verdachte beet te pakken. De verdachte heeft nog een tweede stekende beweging gemaakt richting de linkerzijde van [slachtoffer 1] . Terwijl [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] probeerden de verdachte in bedwang te krijgen, heeft de verdachte nog enkele malen met het mes in zijn hand gezwaaid. Later is gebleken dat [slachtoffer 1] een wond in de rug van zijn linkerhand heeft, een snede van zes centimeter in zijn gilet ter hoogte van zijn buik en letsel aan zijn knie. [slachtoffer 2] heeft een diepe snee in zijn linkervinger. De rechtbank leidt uit de beelden af dat de verdachte in ieder geval tot tweemaal aan toe een stekende beweging met het mes richting [slachtoffer 1] heeft gemaakt.
Bewezenverklaring poging gekwalificeerde doodslag (feit 1, primair)
De vervolgvraag is of de verdachte tijdens het steken het opzet had (al dan niet in voorwaardelijke zin) om [slachtoffer 1] van het leven te beroven om straffeloosheid te verzekeren. De verdachte heeft bekend dat hij zijn mes heeft gepakt en gebruikt om te voorkomen dat hij zou worden aangehouden voor de diefstal. De rechtbank leidt uit de beelden af dat de verdachte de steekbewegingen met de nodige snelheid en dus kracht richting de romp van [slachtoffer 1] maakte. Daarbij stond de verdachte op korte afstand van [slachtoffer 1] . De eerste keer heeft de verdachte [slachtoffer 1] geraakt, wat blijkt uit de snede in het gilet van [slachtoffer 1] . De tweede keer moest [slachtoffer 1] naar achteren stappen om niet geraakt te worden. Het mes waarmee de verdachte richting [slachtoffer 1] heeft gestoken, heeft een scherpe punt, kartels aan het snijvlak en een lemmet van ongeveer zes centimeter. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het op deze wijze steken met een mes naar de romp van [slachtoffer 1] een aanmerkelijke kans met zich mee dat hij als gevolg daarvan komt te overlijden. In het bovenlichaam bevinden zich immers vitale organen, zoals de longen en de lever. Als die met een mes geraakt worden, kan al snel dodelijk letsel worden toegebracht. Het steken met een mes door de verdachte naar de romp van [slachtoffer 1] is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van de aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Nu het beoogde gevolg, de dood van [slachtoffer 1] , niet daadwerkelijk is ingetreden, is het bij een poging gebleven.
Bewezenverklaring zware mishandeling [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (feit 2 en 3, beide primair)
Ook toen de beide beveiligers de verdachte probeerde beet te pakken, is de verdachte met het opengeklapte mes in zijn rechterhand blijven zwaaien. Dergelijk handelen brengt een aanmerkelijke kans met zich mee dat slachtoffers zwaar gewond kunnen raken. De verdachte heeft door het blijven zwaaien met het mes terwijl de beveiligers hun handen en armen in zijn richting uitstrekten, aldus ook deze kans bewust aanvaard. De rechtbank concludeert dat het letsel aan de rug van de linkerhand van [slachtoffer 1] en aan de linkervinger van [slachtoffer 2] ontstaan is door dit zwaaien. Bij beiden is het letsel nog niet genezen. De strekpees van de linkerwijsvinger van [slachtoffer 2] is voor meer dan 50 % doorgesneden, er heeft een operatie plaatsgevonden en vervolgens handfysiotherapie en ergotherapie. Op dit moment kan hij zijn vinger tot 60% buigen en heeft hij ondanks oefeningen nog steeds pijn aan zijn vinger. [slachtoffer 1] heeft naast letsel aan zijn hand een fractuur van het tibiaplateau van zijn rechterknie opgelopen en tobt ondanks een scharnierbrace en vervolgens langdurige fysiotherapie nog steeds met forse pijnklachten. De rechtbank vindt aldus de zware mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
op
of omstreeks10 mei 2021 te Amsterdam
, in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen
meermalen,met een (opengeklapt) mes in zijn hand
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen de buikstreek
, althans het (boven)lichaamvan die [slachtoffer 1] , heeft
geslagen en/ofgestoken terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid welke vooromschreven poging tot doodslag werd
gevolgd, vergezeld en/ofvoorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een paar slippers en
/of(5 paar) babysokken en
/of(10 stuks) armband(en) en
/of(3 stuks) rompertjes, en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om
de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om,bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of aan de andere deelnemer(s)straffeloosheid en
/ofhet bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
op
of omstreeks10 mei 2021 te Amsterdam
, in elk geval in Nederland,aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ingesneden pees van de
(linker
)wijsvinger, heeft toegebracht door met een (opengeklapt) mes in zijn hand
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp zwaaiende bewegingen te maken richting de (linker) hand en/of vinger van die [slachtoffer 2] en/of in de (linker) hand en/of vinger van die [slachtoffer 2] te steken en/of (met een mes in zijn hand)te worstelen met die [slachtoffer 2] ;
op
of omstreeks10 mei 2021 te Amsterdam
, in elk geval in Nederland,aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
littekens op de (linker) hand(palm) en/ofletsel aan de
kruisbanden en/ofde knie, heeft toegebracht door met een (opengeklapt) mes in zijn hand
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp zwaaiende beweginge te maken richting de (linker) hand van die [slachtoffer 1] en/of in de (linker) hand van die [slachtoffer 1] te steken en/of (met een mes in zijn hand)te worstelen met die [slachtoffer 1] en
op
of omstreeks10 mei 2021 te Amsterdam
, in elk geval in Nederland,[slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een (opengeklapt) mes in zijn hand
, althans met een scherp en/of puntig voorwerp zwaaiende bewegingen te maken richting de (linker) hand van die [slachtoffer 1] en/of in de (linker) hand van die [slachtoffer 1] te steken en/of (met een mes in zijn hand)te worstelen met die [slachtoffer 1] , terwijl het feit
zwaarlichamelijk letsel, te weten een litteken
saan de
(linker
)hand
en/of letsel aan de kruisbanden en/of de knieten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte geen noemenswaardige documentatie, een baan en een relatie heeft. Daarnaast verleent de verdachte mantelzorg aan zijn pleegvader. De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf krijgt gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde Electronisch Toezicht. Ook is het volgens de raadsvrouw mogelijk om een taakstraf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte , de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft op klaarlichte dag voor een drukbezochte kledingwinkel twee beveiligers met een mes aangevallen toen zij hem aanhielden in verband met een daarvoor gepleegde winkeldiefstal. Hierbij zijn de beveiligers gewond geraakt. Omstanders, waaronder kinderen, waren hiervan getuige. Een collega van de beveiligers zag het incident op camerabeelden gebeuren en is daar erg van geschrokken. Feiten als deze maken grote indruk op de getuigen hiervan en zorgen voor gevoelens van onveiligheid en onrust in de maatschappij. De slachtoffers - beveiligers die hun werk deden - hebben angsten uitgestaan. Uit de toelichtingen van deze beveiligers op hun vorderingen blijkt dat zij ook nu nog last hebben van wat hen is aangedaan en elke dag worden geconfronteerd met het letsel dat zij door het handelen van de verdachte hebben opgelopen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk alleen uit eigen gewin en belang heeft gehandeld.
Gelet op de hiervoor geschetste ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een minder zware sanctie dan een gevangenisstraf. Voor het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf is verder het volgende van belang.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij
first offenderis voor een dergelijk feit. Verder heeft de verdachte werk, een woning en verricht hij mantelzorgtaken voor zijn stiefvader.
In beginsel is geen taakstraf aangewezen voor de bewezen verklaarde feiten en is hier een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank ziet echter in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en naast een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is bedoeld om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te begaan.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek, en een taakstraf van 160 uur passend en geboden.

8.Beslag

Het grijze gilet dat [slachtoffer 1] droeg, is in beslag genomen voor onderzoek en nog niet teruggegeven. Hierover is nog geen beslissing genomen.
De rechtbank zal overeenkomstig de eis van de officier van justitie gelasten dat het gilet aan de rechthebbende wordt teruggegeven.

9.Vorderingen benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 483,50 aan vergoeding van materiële schade en € 1.833,50 aan vergoeding van immateriële schade, beide posten te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vergoeding van materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 483,50. Daarnaast wijst de rechtbank de vordering tot vergoeding van immateriële schade toe tot een bedrag van € 1.350,-. De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 1.833,50 toewijzen, inclusief de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2021.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken; die kosten worden tot en met vandaag begroot op nihil.
In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 3.352,56 aan vergoeding van materiële schade en € 4.000,- aan vergoeding van immateriële schade, beide posten te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vergoeding van materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 3.352,56. Daarnaast wijst de rechtbank de vordering tot vergoeding van immateriële schade toe tot een bedrag van € 2.500,-. De rechtbank zal in totaal
€ 5.852,56 toewijzen, inclusief de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2021.
Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Voorts wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken; die kosten worden tot en met vandaag begroot op nihil.
In het belang van [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatst-genoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de volgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 55, eerste lid, 57, 288, 300 en 302.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 en 3 primair en meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
poging tot doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
en
zware mishandeling en mishandeling
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Zware mishandeling
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht;
  • Ambulante behandeling.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland aan de [adres reclassering] wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent als de reclassering nodig acht.
Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Dit betekent dat de toezichthouder de veroordeelde adviezen geeft die betrekking hebben op zijn handel en wandel. Met als doel om hem zowel te begeleiden bij de naleving van de bijzondere voorwaarden, als ook te kunnen controleren of hij zich aan de naleving van de bijzondere voorwaarden houdt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag, of soortgelijke instelling te bepalen door de reclassering. Tevens werkt hij mee aan het opstellen van diagnostiek, indien dit nodig wordt geacht.
De behandeling duurt de gehele proeftijd/schorsing van de preventieve hechtenis of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aan de hiervoor gestelde bijzondere voorwaarden zijn ingevolge artikel 14c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht de volgende voorwaarden verbonden:
Medewerking ten behoeve van vaststellen identiteit
Veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
Medewerking reclasseringstoezicht
Veroordeelde moet medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van
160 (honderdzestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 (tachtig) dagen.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
1. STK Kleding (Omschrijving: G6054902, grijs)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot € 1.833,50 aan vergoeding van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 2], aan de Staat
€ 1.833,50 te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 28 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover de verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering die ziet op de overige materiële schade en immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot € 5.852,56 aan vergoeding van materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (10 mei 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van
[slachtoffer 1], aan de Staat
€ 5.852,56 te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering die ziet op de overige immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en H.M.A.E. van Ooijen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2021.
Bijlage I – [...]
[...]