Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten
Er zal worden afgeweken van de Koopsom, indien uit het overhandigen van de jaarstukken en verdere kosten-/omzetspecificatie van de Onderneming, door Hotelscooters B.V. aan [eiseres] B.V., blijkt dat er over boekjaar 2018 sprake is van minder bedrijfsomzet dan € 694.686,44 en/of de totale bedrijfskosten hoger zijn dan € 454.610,64 (…) en/of de koop afwijkt van de afgesproken activa en gerelateerde afspraken omschreven in artikel 1. Zodra hiervan sprake is, behoudt Koper het recht om een nieuwe Koopsom te onderhandelen.”
Wijziging verkoopprijs koop-verkoopovereenkomst koop Hotelscooters B.V.”. Hierin is onder meer opgenomen dat partijen op basis van artikel 3 van de koopovereenkomst een correctie toepassen op de kosten en daarmee de winst en uiteindelijke verkoopprijs. Partijen kwamen overeen dat de verkoopprijs met
De eerder overeengekomen verkoopprijs uit de ondertekende koop-verkoopovereenkomst is na het ondertekenen van dit document niet meer geldig. De geldige koopprijs staat vermeldt in dit document en is leidend.”
4.1. Volgens artikel 2 van de koopovereenkomst is de koopsom van € 542.500,00 onder meer gebaseerd op een verwachte omzet over 2019 van in totaal
4.4. Om te beoordelen of de gevorderde dwangsommen zijn verbeurd, dient de rechtbank zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechtbank het doel en de strekking van de veroordeling tot uitgangspunt te nemen, zodanig dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het beoogde doel.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Schorsing executie
Op dat moment beschikte [eiseres] niet over de stukken op basis waarvan zij de definitieve koopprijs kon berekenen. Nu zij wel over deze gegevens beschikt zal zij zich richten op de herberekening van de koopprijs (…)”
.
Gesteld noch gebleken is dat dit belang (ook) is opgevoerd in de kort geding procedure. Dit betoog dient daarom niet bij de uitleg van het veroordelend vonnis te worden betrokken.”. Dit slaat terug op het mogelijke belang dat [eiseres] heeft bij de specificaties en bonnen bij de facturen. Volgens [eiseres] is deze overweging van de rechtbank onjuist, omdat zonneklaar is dat deze specificaties onder de ‘onderliggende bescheiden’ moet worden geschaard. Zoals voortvloeit uit het hiervoor overwogene onder 4.7 kan men daarover echter van mening verschillen. Westerdok heeft erop gewezen, en [eiseres] heeft niet betwist, dat zij naar aanleiding van het kortgedingvonnis heeft overgelegd:
Nu [eiseres] geen nadere feiten of omstandigheden heeft gesteld en ook geen nader bewijs heeft aangeboden voor de gestelde afspraak, kan niet worden vastgesteld dat die afspraak is gemaakt en faalt het beroep van [eiseres] hierop.” Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat dit haaks staat op haar aanbod om getuigen te horen, welk aanbod blijkt uit punt 90 van de dagvaarding in de bodemprocedure. Anders dan zij stelt kan ook dat echter niet als een “kennelijke misslag” worden aangemerkt, die moet leiden tot schorsing van de executie. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] in een deugdelijk gemotiveerd vonnis afgewezen en kennelijk geen aanleiding gezien voor het geven van een bewijsopdracht aan [eiseres] .