In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Gecertificeerde Instelling (GI) tot voogd over [minderjarige] te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de criteria voor beëindiging van het gezag is voldaan, maar heeft het verzoek afgewezen na belangenafweging. De rechtbank oordeelde dat toewijzing van het verzoek meer onrust bij de minderjarige zou veroorzaken dan afwijzing daarvan. De minderjarige, die sinds 2013 uit huis is geplaatst, heeft een complexe achtergrond met hechtings- en traumaproblematiek. De rechtbank benadrukte het belang van stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de minderjarige en concludeerde dat de huidige situatie bij De Glind, waar hij de nodige ondersteuning en behandeling ontvangt, het beste is voor zijn ontwikkeling. De rechtbank heeft de ouders en betrokken hulpverleners aangespoord om samen te werken in het belang van de minderjarige en om de mogelijkheden voor toekomstig contact met de vader te onderzoeken. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen met het oog op de emotionele en psychologische stabiliteit van de minderjarige.