7.3.Het oordeel van de rechtbank
Aanhoudingsverzoek
De rechtbank wijst het verzoek om aanhouding voor nadere rapportages af. De rechtbank acht zich op basis van de rapporten van de reclassering en het PBC voldoende voorgelicht. In de rapporten wordt voldoende ingegaan op de vraag of minder vergaande alternatieven dan de tbs-maatregel met dwangverpleging aan de orde zouden kunnen zijn.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van psychiater M. Fluit en GZ-psycholoog T. ’t Hoen, beiden verbonden aan het PBC, dat is opgesteld naar aanleiding van de opname van verdachte in het PBC in de periode van 9 juni tot en met 21 juli 2021. Aan dit rapport ontleent de rechtbank het volgende.
“Zijn beperkt en stereotiep gedrags-, interesse- en activiteitenpatroon stelt hem verminderd tot een sociale interactie in staat. Bovenbeschreven beperkingen vallen onder de twee hoofddomeinen: kwalitatieve beperkingen in sociale communicatie en beperkte, repetitieve gedragspatronen met een insistence on sameness (moeite met veranderingen en de neiging om de leefomstandigheden hetzelfde te houden). Dit komt ook in het contact met de oom nadrukkelijk naar voren, waardoor er meer een vaststaand patroon zichtbaar is. Hier wordt daarom primair een autismespectrumstoornis geclassificeerd.
Als gevolg daarvan worden bij betrokkene problemen in de informatie- en prikkelverwerking vastgesteld. In zijn geval werkt de modulatie (adaptatie op verandering) niet goed. Hij raakt dan snel overprikkeld, ontregelt in zijn reacties en verliest het vermogen om zijn ontstemming en verwarring af te remmen, met agressie, intimidatie en woede tot gevolg. Dit wordt waargenomen tijdens de observatie en wordt beschreven in de collaterale informatie.
Alles overziend is sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens (autismespectrumstoornis) en een ziekelijke stoornis der geestvermogens te omschrijven als een tenminste lichte stoornis in alcoholgebruik en/of andere middelen zoals cocaïne en GHB.
Vanwege zijn gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens bezit betrokkene gedragspatronen met impuls- en/of agressieregulatieproblemen waarbij hij nauwelijks over een ander repertoire beschikt. Hiervan was ook sprake tijdens de ten laste gelegde feiten, waardoor onderzoekers een verband zien tussen de beschreven beperkingen en de ten laste gelegde feiten.”
De rapporteurs adviseren om verdachte voor wat betreft de feiten 4 tot en met 6 verminderd toe te rekenen. De rapporteurs hebben wat betreft de feiten 2 en 3 niet kunnen onderzoeken in welke mate betrokkene toen over vrijheid van keuze beschikte en afwegingen kon maken. Voor de deskundigen is daarom (vanuit hun professie) geen causaal verband tussen de autismespectrumstoornis en deze feiten vast te stellen. Wel merken zij op dat problemen in de impuls- en/of agressieregulatie passen binnen zijn gebrekkige informatieverwerking door de autismespectrumstoornis en dat dit al dan niet mede alcohol- of middelen gerelateerd is. Voor de rapporteurs is het niet ondenkbaar dat de aanhouding voor betrokkene onvoorzienbaar was en hij dus eveneens overspoeld werd door emoties met invloed op zijn handelen.
Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (autismespectrumstoornis) en een ziekelijke stoornis der geestvermogens (alcoholgebruik). De rechtbank komt tot de conclusie dat de invloed daarvan zodanig is geweest dat alle bewezen feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De tbs-maatregel met dwangverpleging
De rapporteurs adviseren om aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen en zij stellen daartoe dat verdachte als gevolg van de beschreven pathologie ‘een ongeleid projectiel’ is. De rapporteurs stellen ook dat sprake is van veel risicofactoren wat betreft recidive in agressief, gewelddadig gedrag, terwijl er nauwelijks beschermende factoren zijn in de persoonlijkheid van verdachte of zijn functioneren. Het risico op recidive van het gebruik van geweld zal voor de korte en langere termijn blijven bestaan bij gelijksoortige omstandigheden, aldus de rapporteurs.
Over minder verstrekkende alternatieven dan de tbs-maatregel met dwangverpleging merken de rapporteurs op dat, gelet op de duurzame aard van de problematiek, het niet te verwachten is dat verdachte op eigen kracht een ander pad kan bewandelen. Dit maakt dat de onderzoekers een klinische behandeling noodzakelijk achten, maar daarvoor is verdachte niet gemotiveerd, mede door een gebrekkig ziekte-inzicht. Ook eerdere interventies, zoals een ISD-maatregel en gevangenisstraffen hebben bij verdachte uiteindelijk niet geholpen. Dit maakt volgens de rapporteurs dat een voorwaardelijk kader (zoals behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel of een tbs met voorwaarden) geen kans van slagen heeft.
Ook de reclassering schrijft in een advies van 4 oktober 2021 dat zij geen enkele mogelijkheid zien voor interventies en/of effectieve recidivereductie binnen enig ambulant, voorwaardelijk strafkader.
De rechtbank stelt eerst vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen (artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht en verder).
Op grond van het advies van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en het voorkomen van recidive in de vorm van geweldsmisdrijven.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot zware mishandeling en mishandeling. Dit betreft de onder 2 primair, 3 en 4 primair bewezen geachte feiten. De maatregel kan op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht daarom langer duren dan vier jaar.
Geen straf naast maatregel
De rechtbank zal naast het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging niet ook nog een (gevangenis)straf aan verdachte opleggen. De rechtbank vindt het in dit geval het belangrijkst dat ingezet wordt op het inperken van het recidiverisico en dus op behandeling. Het opleggen van een aanvullende straf is daarvoor niet nodig. Ook betrekt de rechtbank daarbij de zwaarte van de tbs-maatregel in het licht van straffen die doorgaans voor de bewezen verklaarde feiten zouden worden opgelegd.